Kerkhof
Toeristen willen wel eens verdwalen op 'n kerkhof ergens in den vreemde. Soms ook nemen ze er welbewust de weg naartoe.
Kerkhoven zijn vredige oorden. Ze zijn parkachtig aangelegd. Je vindt er oude en nieuwe grafmonumenten en je leest er opbeurende teksten.
Je spelt de namen van hen die vóór jou geleefd hebben. Je herhaalt ze voor jezelf en je merkt dat je langzamerhand met hen vertrouwd raakt.
En het valt je op dat die kerkhofnamen dezelfde zijn als die staan op de deuren van de huizen van de dorpsbewoners.
Familieleden, vrienden en kennissen liggen op het kerkhof bij elkaar, en hun aantal groeit.
Als je het dorp goed wil leren kennen, moet je zorgvuldig de grafstenen op het kerkhof bekijken, de teksten ontcijferen, de namen lezen.
Onlangs meldde de krant dat 'n toeriste al wandelend op het kerkhof in Nuth verzeild raakte en daar schrok, omdat ze er enkele botjes aantrof van mensen die er ooit begraven lagen. Zij vond dat eigenlijk ongehoord.
Terecht evenwel vertelde de woordvoerder van de gemeente dat je overal ter wereld op kerkhoven en begraafplaatsen botten kunt vinden en ‘in Frankrijk zelfs hele geraamten’.
Waarom moet je schrikken van menselijke resten op kerkhof of begraafplaats?
Iemand die een kerkhof bezoekt mag verwachten dat hij aan de dood herinnerd wordt. Waarom anders ga je naar zulk een plaats? En wat is er mooier dan een menselijk, door de zon geblakerd bot, 'n stukje van een schedel of nekwervel? Het zou dwaas zijn je ogen te sluiten voor dingen die je herinneren aan je eigen dood.