Zeepbel
Soms menen we dat we bezig zijn met een zaak die stand zal houden tot in der eeuwigheid, dat we iets onder handen hebben dat nooit meer zal ophouden.
Maar hoe vaak blijken zulke zaken niet gewoon zeepbellen te zijn die elk moment uit elkaar kunnen spatten?
De zeepbel heeft zijn geschiedenis. Hij ontstaat, verblijft één moment in de lucht en verdwijnt weer.
Zo is het ook met de geschiedenis van de mens. Zijn leven kent dezelfde opgang en dezelfde neergang.
De honderd levensjaren (of minder) van een mens en de enkele seconden van het bestaan van een zeepbel: het is een flits tussen twee eeuwigheden in.
De mens schittert een tijdje. Hij betovert, heeft succes, maakt carrière. Hij wordt in bewondering nagestaard door zijn medemensen. Hij is oogverblindend. Maar zijn glans is al te snel verdwenen. Net zoals die van de zeepbel.
De zeepbel tovert ons een illusie voor. Hij flonkert in een rijkdom van kleuren. In hem zie je het heelal als in een spiegel weerkaatst. Hij stijgt omhoog. Het is of hij één wordt met de wolken. Bijna gaat hij onzichtbaar zijn weg in het azuur. Totdat hij uit elkaar spat en niets meer is.
Maar het leven en de wereld: zijn die niet vol zeepbellen?
Werk. Een functie. Hobbies. Genoegens. Het zijn allemaal zeepbellen.
Maar we willen niet geloven in hun betrekkelijkheid en in hun kortstondigheid. Omdat we in illusies geloven. Omdat we ons willen vastklampen aan onze zeepbellen, zoals we ons vastklampen aan een strohalm.
Alles om ons heen glanst zo mooi in de wereld. En zou die glans voorbijgaand zijn?
Zelfs macht is voorbijgaand. Een zeepbel. Bijna zo vluchtig