Wind
Er is in Nederland plaats, zo lees ik, voor zeker 100.000 windmolens. Als die er komen wordt ons land straks weer een molentjesland zoals het vroeger altijd al geweest is. Het zullen niet dezelfde molens zijn als die van vroeger. Maar de wind zal weer gebruikt worden. De wind, die al zo lang voor niks gewaaid heeft.
Als we eenmaal de windmolens terughebben, krijgen we ook al het andere.
We lopen weer op klompen over ophaalbrugjes en wonen in huisjes langs stille slootjes. En 's avonds laat dokkert een kar over het stenen plaveisel.
Kinderen brengen na schooltijd het geitje naar het geiteweitje en laten het daar grazen. In de zomer gaan ze niet naar school maar helpen ze mee met het binnenhalen van de oogst.
En we mesten weer ons eigen varken vet dat we straks, in de herfst, zullen slachten en waarvan we 'n heel jaar zullen eten. En we drinken weer de melk van onze eigen koe, maken ons eigen brood en halen groente uit onze eigen groentetuin.
We hebben geen electrische apparaten meer in huis. Voor de was gebruiken we de tobbe en we leggen ons wasgoed te drogen op het grasveldje achter het huis.
Nederland wordt weer een boerenland.
Industrieterreinen ploegen we om en we verbouwen graan op de vrijgekomen akkers. Boerderijen waar we mooie zomerhuizen van gemaakt hebben, worden weer tot hofstede gemaakt en waar nu een binnenhof is met een zitgelegenheid en een leefkuil met barbecue, komt de oude, vertrouwde mesthoop terug.
Onze luxe rijpaarden verdwijnen. We hebben weer boe-