Ziek
In de maatschappij en op het werk is het vaak alleen de gezonde mens die telt.
Ernstig zieke mensen, lichamelijk of geestelijk, krijgen voornamelijk aandacht van de ‘hulpverlenende instanties’ zoals dat zo mooi heet, maar voor de wereld is de zieke mens afgeschreven.
Ziekte en dood worden als negatief ervaren. Men distancieert zich van de zieke mens. Het woord ‘kanker’ waart als een vreeswekkend spook rond in onze omgeving en slingert ons in een baaierd van leed en ellende.
Maar er is altijd in de wereld gestorven, en altijd ook zijn de mensen ziek geweest. Het behoort tot het verschijnsel ‘mens’ dat hij ‘ziek’ kan worden.
Iemand die ‘ziek’ is, is even volwaardig mens als iemand die gezond is.
Sterker nog: de fragiliteit van de mens maakt die mens pas echt de moeite waard. Zijn sterfelijkheid maakt van de mens dát wonderbaarlijke wezen dat hij in feite is. Een mens die niet dood zou gaan, zou ons niet meer boeien. Pas de mogelijkheid van ziekte en van dood maakt van hem een wezen dat de moeite waard is.
‘Ziekte’ wordt ondergewaardeerd. Aan een ziekbed voelen we ons laf. Dat komt natuurlijk ook omdat we vaak met ‘bange’ zieken te maken hebben. Maar menige zieke vindt in zekere zin in zijn ziekte een levensvervulling. Is de mens immers niet iemand die naar zijn dood toeleeft, en dus ook naar zijn ziekte? Een Duitse dichter uit de tijd van de Verlichting, Gellert, schreef eens in een gedicht, getiteld ‘Der Greis’: ‘Er ward geboren,/ Er lebte, nahm ein Weib, und starb’. Dat is in het kort de levensloop van ieder mens.
Van de Engelse schrijfster Alice James, de zuster van een