Traagheid
Gewend als we zijn aan ‘snelheid’ is traagheid in veler ogen iets minderwaardigs geworden. Wie traag is en wát traag is telt niet meer mee.
Het najagen van records getuigt van onze hang naar het snelle. Alleen de snelle ondernemer krijgt de kroon. Alleen de snelle maatschappelijke klimmer krijgt zijn hoge beloning.
Snelheid wordt aanbeden. Wie het snelst ergens komt - de maan, een bepaalde positie - heeft bereikt wat de moeite van het nastreven waard is.
Traagheid wordt niet als iets positiefs ervaren. Een technisch proces met een langzaam verloop zint ons niet. Hetzelfde geldt voor een langzaam denkproces. Maar, hoe paradoxaal het ook klinkt: de ‘slak’ wint het op de duur van de haas. ‘Traagheid’ kan winnen, niet door de ‘eerste’ te zijn maar door van snelheid af te zien en zodoende aan bezonkenheid en diepgang te winnen. Snelheid hoort thuis in de sfeer van het oppervlakkige en van de prestatie. Maar prestatie wekt alleen maar op tot grotere prestatie, en het einde is de dood van de prestatie. Duurzaam gewin ligt op een ander terrein: dat van het zich langzaam eigen maken, van de langzame verovering, die stapvoets gaat.
Wie in zijn jeugd najaagt wat hem als snelle bevrediging van geest en zinnen voor ogen staat, komt vaak op latere leeftijd tot de conclusie dat hij de belangrijke dingen van het leven voorbijgelopen is. Traagheid verwijlt vaak bij de kortstondigheid van de dingen en geniet er de puurheid van. De puurheid van het vergankelijke. Iemand die in zijn snelle vaart dat aspect ‘vergankelijkheid’ voorbij streeft, streeft zijn leven voorbij.
Wat heeft die snelle wereld ons gebracht? Grondstoffen die