Portret van een landschap. Gedichten 1953-1997
(1998)–Leo Herberghs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
ILachen, verrukte gebaren, enkels tot streling gebogen,
al valt uiteen in het stof eens, buitlend in nachtwind.
Eens zal de wereld u om uw liefde bespotten
en vloekt ge in een leeg heelal de vernielde gelaten.
| |
[pagina 22]
| |
IIKlagen en smeken en nachtenlang wakker liggen,
roepen in tranen en waken bij stervende leden,
het is alles vergeefs. Kleed u in harde gewaden,
hang een nieuwe wereld aan achter de verre sterren
en bemin dieper de winternacht nog dan de geliefde.
| |
[pagina 23]
| |
IIIVernield zijn de stervelingen, vernield de monden,
vernield de haren, vernield de breukloze enkels,
vernield de halzen, vernield de ronding van de lach,
vernield het verbaasde schouwen over de schouder.
Vernield is het lachen en vernield het wenen
en vernield het schoonste waaraan de wereld hing.
| |
[pagina 24]
| |
IVWind uit de oneindigheid komt in de winternacht aangevlogen
en strijkt over de beenderen van hen die verdorden.
Jong zijn en stralend zijn worden veracht en vergeten
en de regen stort tranen over de duistere harten.
Niet meer uitgetild op de toppen staan de verheerlijkten langer
maar verrukking verstomde, geklaag van de nacht heerst alleen nog.
| |
[pagina 25]
| |
VWinter schokt de begravenen in hun aarden vestingen.
Nieuwe geliefden ontsteken aan elkander hun vuur.
De lippen van de vroegeren zijn dor geworden
en de eens fulpen gezichten half duisternis en half aarde.
De winternacht regent verbijstering uit de sterren.
|
|