Rosmolen
De Rosmolen in Venray houdt zich op aan de rand van het bos en komt pas tevoorschijn als we er vlak vóór staan. Over de brugleuning gebogen kijken we naar het water van de Oostrumse beek, maar het molenrad wil niet meer bewegen. Als we er een tijdje staan, met onszelf verlegen, komen twee mannen uit het huis naar buiten. Ze zijn beiden oud, één is er bijna tachtig, maar kwiek lopen ze met ons mee, over het brugje, en kijken naar het rad dat duister en geweldig onder de bomen hangt, dieper het bos in waar een langzaam afdalend pad zich verliest in zwijgen.
We staan later tussen een wilde kastanje en een eik bij 'n molensteen die onder een treuriep ligt. Achter de bomen is het weiland donker van kleur.
De mannen staan bij ons alsof ze niet bij ons horen, maar zich ophouden in een stillere wereld waar geen rumoer is van snelle stemmen, heftige gebaren en vermoeide vragen. Ze wenken of wij hun paarden willen zien. In een kleine stal nabij het molenrad staan ze, lichtbruin van kleur, de moeder en het veulen. Ze willen vanuit de duisternis naar buiten, maar het veulen wordt de pas afgesneden. ‘Ze hebben te veel last van vliegen, buiten,’ zegt de jongste van de twee molenaars. De Rosmolen staat in de Geijsterse bossen. Even verder is er een landgoedkamp van de ANWB. De deelnemers hieraan hebben in de loop der jaren het rad hersteld. Over een kalme uitgestrektheid staan hun tenten uitgespreid, tussen de bomen nauwelijks te zien. Er is een volslagen rust alsof zieken er de gelegenheid krijgen langzaam in en uit te ademen. Enkele mannen lopen rustig en zonder geluid van de ene tent naar de andere. Tussen de doelpalen van het voetbalterrein hangt de was.