Merum
De poorten zijn in dezelfde kleuren geschilderd: rood met wit. De straatjes, die hups op en neer lopen, kijken erop uit. Op elke hoek spreken de poorten dezelfde kleur. Erlangs lopen witte muurtjes die soms stokstijf staan blijven bij een café dat overlommerd is door grijs geboomte. De erven zijn onzichtbaar achter gesloten hoeven. In struikgewas en opgaand geboomte verborgen staat de ruïne van een toren. Het kasteel is sinds lang in allerhande sagen verloren gegaan. De toren is afgebrokkeld zoals een tand afbrokkelt. De stenen steken uit de borstwering, ze zijn bijna zwart. De toegang wordt afgesloten door een jongen op 'n fiets die als een late nazaat van de kasteelheer de weg verspert.