Daniken
Achter het stationnetje begint het zorgvuldig ouderwets gehouden land. Eerst is er een vochtig weiland waarop, zo vroeg in de morgen, vogels scharrelend rondlopen. Vervolgens is er een houtwal: kromme gewrochten van korte bomen steken hun toornige kruin uit boven de greppel die zwartgestreept van links naar rechts loopt. Achter wéér een weiland loopt de beek. Je ziet van waar je staat geen water, maar meeuwen, die de beek van voor naar achter volgen, geven aan waar je haar moet zoeken. Nu verschijnt er rechts een tuinderij: uit grijs geboomte maakt zich groen gewas los dat fris en met prilheid overtogen deze hoek van de aarde nieuw maakt. Daarna schuift het landschap, tussen heggen, hagen en hekken door, langzaam naar boven, weilandje in weilandje uit, tot het boven vastloopt tegen een streng, donker bos dat onwaarschijnlijke geheimen herbergt.