Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof
(1737)–Maria van Hengel– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
Tot opwekking, om ons altyd te vergenoegen in het besluit Gods.
Die in 't besluit zig kan vernoegen,
En anders niet begeert,
Dan dat hem God vereert
Door 't geen dat hy hem toe wou voegen;
Bezit een groote schat,
Al heeft hy niet als dat,
Laat hy met zyn Talent maar ploegen.
Die eer gy waart, uw dagen telden,
Bepaalde al uw verdriet,
Schoon gy geen uitkomst ziet;
Ja 't smert hem zelfs, al wat u kweld; en
Ey lyd dan met gedult,
Denk d'uur moet zyn vervult,
En 't is myn Vader, die ze stelden.
| |
[pagina 17]
| |
Hy gaf u kragt, om door te leeven,
Maar gy verloor dat goed.
Ziet wat uw Vader doet?
Nu heeft hy u zyn Zoon gegeeven
Daar gy 't weer al in vind;
Wilt door 't geloof maar aan hem kleeven.
Nu hoor ik 't Hert weer droevig zuchten;
Ja: maar die niet gelooft
Blyft van dat goed berooft.
Wat? staakt dees zorgen zonder vrugten:
God roept u zonder iet,
Hy geeft dat hy gebiet,
Als hy u trekt, wilt gy dan vlugten?
| |
[pagina 18]
| |
Gy wilt iets in u zelven vinden,
Eer gy tot Jesus gaat,
Dit doet u al dit kwaad;
Zyn liefde moet uw vrees verslinden,
Hy heeft de Wet voldaan,
't Komt op uw werk niet aan:
Steund gy alleen op uw beminde.
|
|