| |
| |
| |
Tweede bedrijf.
Het tooneel verbeeldt een rijk gemeubleerd salon, in het huis van Stien De Gruyter, op de Burgstraat. Op het 1ste plan rechts, een schoorsteen, waarop een grooten spiegel, alsook eene pendule en kroonkandelaars. Lauwerkroonen aan den muur. Op het eerste plan links eene piano - Rechts eene ronde tafel. - Deuren rechts en links op het tweede plan, en eene dubbele deur op den achtergrond.
Bij het opgaan des doeks zit de Professor De Kneukel bij de piano, en slaat verscheidene accoorden.
| |
Eerste Tooneel.
CHARLOTTE. - DE KNEUKEL. - TREES.
(opstaande).
Neen, Mejuffer, het is niet mogelijk nog les te geven op die piano; gij moet ze kost wat kost laten accordeeren.
Ziet gij, Mama, nu kan ik geene les nemen, noch het aria repeteeren dat ik dezen namiddag op het matinée moet zingen.
Het spijt mij, kind, het spijt mij, ik zal Seppe straks naar den accrodeur zenden, en hem doen zeggen, dat hij morgen zonder uitstel moet komen.
Ik had u graag mijne nieuwe romance laten hooren, het is
| |
| |
een soort elegie, die onder oogpunt van sentiment alles overtreft, wat ik tot nu toe heb voortgebracht.
Waarlijk! Ik feliciteer u, professor, en ik ben zeer benieuwd om het te hooren.
't Is jammer dat de piano...
Kunt gij 't niet zingen zonder piano, professor De Kneukel?
O! ja, professor, zing het eens, ik bid u...
Als gij er volstrekt aan houdt, zal ik het zingen, ofschoon het accompagnement om zoo te zeggen het complement is van het leitmotief dat er altoos in variëert.
Wel, dat moet schoon zijn.
Eenieder vindt het subliem.
(bijna te gelijk).
'k Zou het gelooven professor. - Dat verwondert mij niet.
(Hij neemt de muziek van de piano).
Het stuk is getiteld: ‘Aan haar!’
| |
| |
(te gelijk met nadruk).
Aan haar!
(kucht twee, driemaal en begint dan met overdreven gevoel te zingen, de oogen steeds naar de hoogte gericht. - Charlotte staat links, Trees staat rechts, beiden luisteren vol bewondering, en zien nu en dan ook eens naar de hoogte).
(Muziek ad libitum.)
Aan haar!
Uw ziel nam haar vlucht naar den hemel
Omgeven van glans en van licht,
Ginds boven het sterregewemel.} bis
Uw blik naar den mijnen gericht!} bis
(Gaat naar den anderen kant van het tooneel) .
Uw stem klonk en hemelsch akkoorden,
Vervulden de hoogere sfeer,
Nog hoor ik de laatst uwer woorden:} bis
Ik min u, ik min u zoo teer.} bis
(te gelijk, in de handen klappend).
O! 't Is subliem! 't Is hemelsch!
(met verwondering).
Hebt gij dat gemaakt, professer De Kneukel?
(bescheiden).
Om u te dienen, Madam.
Ik kan het schier niet gelooven.
Professer, proficiat! Ik feliciteer u.
| |
| |
Is het al gedrukt, professor?
Toekomende maand, Mejuffer, als ik inschrijvers genoeg heb.
Ik schrijf in voor twee exemplaren.
Wij schrijven in voor tien exemplaren, professor.
Bravo, Madam, ik hoor dat gij met voorliefde de kunst aanmoedigt.
Trees, luister eens... ik moet u wat zeggen.
Ssst! Ik heb geen tijd... later! later! (Stien verlaat bedeesd het tooneel) .
(tot Charlotte).
Wat gij in de muziek vooral moet bewonderen, is de verhevenheid van uitdrukking, gevoel. - Alzoo, als ik zingt
| |
| |
‘Uw ziel nam haar vlucht naar den hemel’... is het niet Lisof gij hare ziel naar den hemel zaagt vliegen?
Dat is waar! - Men zou bijna meevliegen.
Als ik zing: ‘Omgeven van glans en van licht’, schijnt het u niet toe dat heel de gezichteinder in gloed staat?
Ja zeker! Professor De Kneukel.
En als ik zing: ‘Ginds boven het sterregewemel, uw blik naar den mijnen gericht.’ Schijnt het u niet toe dat de blik van haar uit den hemel op u valt?
't Is juist wat ik meende te zeggen.
't Is subliem, professer, subliem!
En geen klein beetje, professor!
Het moet zijn, aangezien iedereen het zegt. (Ziet op zijn uurwerk). Verschooning, dames, ik moet om éen uur eene les geven aan mademoiselle De Vogelaere.
| |
| |
| |
Tweede Tooneel.
DE VORIGEN. - PROFESSOR MOSSELMANS.
Vriendelijken goeden dag, Mevrouwen. Mijnheer!... Ha 't is professor De Kneukel.
Professor Mosselmans... Hoe gaat het met uwe duurbare gezondheid Professor?
Heel goed, ik dank u Professor... Niets nieuws op touw?
Ik heb juist eene romance gecomponeerd die fureur zal maken, niet waar, dames?
Zoo!..... (Ter zijde). 't Zal wat zijn.
O! 't Is subliem! - 't Is magnifiek!
Zooveel te beter! - Ik wensch u geluk, professor De Kneukel.
Merci, professor. - Gelief mij te verschoonen, ik heb nog eenige lessen te geven, en...
Natuurlijk! - Goeden dag, professer De Kneukel. (Drukt hem de hand).
| |
| |
Tot genoegen, professor. Mevrouwen, ik heb de eer u te roeten. (Af) .
(groetende).
Professor De Kneukel! Professor!
Professor De Kneukel is toch een man met veel... veel... hoe zegt men, Charlotte?
Ja, dat is 't.. talent, veel talent!
Men zegt dat hij niet misdeeld is. 't Is jammer dat hij zooveel drinkt.
Hij heeft zooveel gevoel.
't Is ongelooflijk, 't is ongelooflijk!
(met inzicht).
Het is nogthans bij de muziekanten niet dat het gevoel het daglicht zag.
| |
| |
Dat is heel wel mogelijk, professor.
Het is natuurlijk de dichter die....
Zonder den dichter kan de muziekant volstrekt niets. - Het is de dichter die door de gemoedelijke uitdrukking zijner verhevene gevoelens den muziekant bezielt, om in hemelsche akkoorden die gevoelens weer te geven.
Dat meende ik juist te zeggen, professor.
De dichter is de schepper!
Professor, hebt gij nog niets geschept..... gescheept?....
(hare moeder afbrekende).
Geschapen?
(met hoogmoed).
Had ik vijf frank voor elk gedicht dat mijne pen ontviel, ik was zoo rijk als de zee diep is.
(verwonderd).
Ha! Ba! Nog geen vijf frank? Ik dacht dat het beter betaald werd.
| |
| |
Dat kan men niet betalen.
De dichter werkt niet om het vuige geld, Mevrouw, de eer is hem alles.
De professor is bezig met eene tragedie te scheppen, niet waar, professor?
(plechtig).
De dood van Adelbert Beiling of de slotvoogd van Schoonhoven.
Een man die sterft om het leven zijner medeburgers te redden.
Dat is heel schoon van zijnen 't wege.
| |
| |
Het is een gewrocht van zeer langen adem.
Ik was 40 jaar toen ik er de eerste, en 53 jaar oud, toen ik er de laatste hand heb aangelegd.
(op hare vingers tellende).
Dat moet fameus zijn... Van 't jaar 40 tot 53.
Gij hebt mij reeds zoo lang beloofd, professor...
Ik heb juist eenige fragmenten meegebracht, Mejuffer. (Hij haalt een groot aantal papieren uit den zak).
Om u een goed gedacht te geven van den toestand, zal ik u in enkele woorden den inhoud van mijn gewrocht uitleggen.
Ja, professor, doe dat, Professor. (Zij zet zich in een leunstoel).
De gebeurtenis, heeft plaats gehad bij de belegering van het slot van Schoonhoven. De vijand omsingelt het slot, dat honderde wezens bevat. Weldra verschijnt de hongersnood.
| |
| |
Beiling gaat den vijand te gemoet, en biedt hem zijn hoofd om het leven zijner onderdanen te redden. Slechts éene voorwaarde; hij vraagt nog eene maand te leven om zich aan de liefde over te geven. De vijand neemt zijn aanbod aan, en Beiling geeft zijn woord van eer ten pande, dat hij na eene maand zijn hoofd den beul zal bieden.
Ada, is de naam der edele maagd die Beiling trouw zwoer tot den dood. Bij het vernemen van haar ongeluk, ontspringen heete tranen hare oogen, wijl zij zegt: Ik voel van uur tot uur me in reine liefde branden.
Ssst! Ga weg, wij hebben geenen tijd.
Later... nu heb ik geen tijd. (Baas Stien al mompelende af).
| |
| |
Ik ben mij zelf niet meer, mijn Albert is mijn al,
De plechtige ondertrouw geschiedt met vreugdgeschal.
Het bruiloftsbed zou straks de teerste liefde kronen.
En 't is een open graf waar koude dooden wonen.
O! Dat is schoon, professor.
Begrijpt gij, Mejuffer, de verhevenheid van dat gevoel: Ik voel van uur tot uur me in reine liefde branden.
(tot Charlotte).
Ja, ja, van uur tot uur, gelijk men zou zeggen: alle uren een lepel.
En hoe vindt gij deze strophen?
Mijn waardste! 't Uur genaakt dat ons van éen zal scheuren,
En voor een korte poos in eenzaamheid doen treuren.
(Gedurende deze alleenspraak hoort men in de straat muziek spelen).
Niet dat de ziel niet lijdt door bange boezemtochten,
Niet dat de strenge deugd wordt hevig aangevochten.
Niet dat de teedre worm als wegkrimpt door de pijn,
Maar zouden wij door 't lot geheel verpletterd zijn?
(Trees geeuwt).
Wat helsch lawijt hoor ik daar in de straat?
| |
| |
Wacht, Professor, ik zal eens zien. (Zij gaat zien aan het venster). Het zijn vier duitsche muziekanten.
Nooit kwamen zij maar van onpas.
Wacht, ik zal hun vijf centen werpen, dan zullen zij wellicht voortgaan. (Zij werpt een geldstuk door het venster en maakt het dicht).
(declameerende).
Mijn Ada, zien wij af van de aardsche zegeningen.
(De muziek begint opnieuw).
Dat zalig huwelijksdeel voor blijer echtelingen.
Dat zoet was niet voor ons... (Zeer misnoegd).
Verdord, het is niet mogelijk verzen te reciteeren met vier muziekanten aan de deur.
Ik heb hun vijf cents geworpen omdat zij zouden voortgaan.
Ik wed dat zij blijven spelen uit dankbaarheid.
(droogt zijn zweet af).
Mejuffer, wilt gij dit van buiten leeren? (Hij geeft het handschrift aan Charlotte).
O! Met veel pleizier, professor. (Zij zet zich te lezen).
| |
| |
Heel mijn treurspel? (Met medelijden). Mensch lief, het werk beslaat: 1161 iambische verzen, of Alexandrijnen van zes voeten.
Alexandrijnen met zes voeten!..
Dus zijn er omtrent 7000 voeten.
(naïef).
Tegen éen frank den voet, zou dat eene ronde som uitmaken, professor.
Ach! kon ik er een halven frank den voet van krijgen, ik zou mij zeer gelukkig achten. Maar eilaas!
Het ware nogthans billijk dat men u...
Ja, zeker, Madam, het is zoo een duur leven, en...
De boter is weeral twee stuivers opgeslagen.
| |
| |
En de suiker! Peper, zout, mostaard.
(met een zucht).
Indien ik u een klein dienstje mocht verzoeken...
Al wat gij wilt, professor.
Zoudt gij mij niet twintig frank willen leenen?
Eene kleine geldverlegenheid...
O! Dat is niets! (Zij gaat zitten). Mag er een frank of vier koper bij zijn, professor.
Dat is mij gelijk, Mevrouw, als het maar geld is.
(het geld gevende).
Ziehier, professor, (tellende)
vijf... tien... vijftien en vijf kardoezen van een frank dat maakt twintig.
| |
| |
Duizendmaal dank Mevrouw, gij zijt mijne redster, gij zijt...
(Neemt hare hand. Baas Stien verschijnt op den achtergrond).
DE VORIGEN. - BAAS STIEN.
(gebeten).
Vrouw, ik moet u kost wat kost spreken.
Ja, straks! Als de professor gedaan heeft.
Ik heb gedaan, Mevrouw. Ik was juist voornemens voort te gaan. (Tot Charlotte). Mejuffer, zult gij die strophen van buiten leeren.
O! Wees gerust, professor, morgen zal ik ze reeds kennen.
Zoo! - Des te beter. (Hij neemt zijnen hoed). Mijnheer De Gruyter, Mevrouw, jufvrouw... ik groet u allen hartelijk. (Charlotte mede af).
| |
Derde Tooneel.
BAAS STIEN. - TREES.
(toornig).
Trees, gij neemt het goed of kwaad, maar de eerste maal
| |
| |
dat gij mij nog wandelen zendt wanneer ik u moet spreken, dan... dan...
Welnu, dan... dan... Wat dan?
Dan... dan zult gij zien wat ik zal doen.
Zoo! Ik ben zeer nieuwsgierig... maar ik vrees dat ik niets zal zien.
't Is eene schande.. uwen echtgenoot zoo te behandelen... Tweemaal kom ik u roepen, en... maar het is uit, met al die professors, die muziekanten, die artisten, die gazetschrijvers, die... die...
Die... die... die... Hij kan er weeral niet uit.
Die kwakzalvers, die hier van 's morgens tot 's avonds komen zingen en declameeren, eten en drinken, en nog geld toe vragen. Ik heb er genoeg van. Sedert Charlotte den eersten prijs voor 't zingen heeft behaald, zijn zij hier binnengevallen, gelijk de krekels in Egypte. Zij hebben ons wijsgemaakt dat onze dochter eenen diamant in hare keel heeft, dien zij er op zes weken zouden uithalen. Het duurt nu al twee jaar, en hij zit er nog in. Charlotte gaat driemaal per week naar 't Conservatoire van Brussel, zij neemt wekelijks voor 10 frank lessen en het eenigste dat zij tot nu toe heeft gewonnen, is een accessit, die mij 7000 frank kost.
| |
| |
(die al neuriënde vóor den spiegel staat, zegt spottend:)
7000 frank!
Wat zeg ik, wel 10,000 frank. - Op uw aanraden hebben wij ons goed winkeltje in het Serpentstraatje overgelaten, omdat het, volgens u te klein en te gemeen was; wij zijn hier op de Burgstraat komen wonen, in een schoon en groot huis, doch gij zult toch niet ontkennen, dat wij in het Serpentstraatje meer verkochten op éenen dag dan hier op eene heele week,.. Ik heb eene nieuwe piano gekocht voor 1200 frank, voeg daarbij twee jaar abonnement op den ijzeren weg van Gent naar Brussel, een abonnement bij den coiffeur; drie abonnementen op het kunstblad: ‘De Wedijvering’; alle weken twee professors en twee paar nieuwe handschoenen, twee fleschjes riekende water en een pot pommade. - Ik heb heel dit huis op nieuw laten meubleeren. Ik heb reeds voor meer dan 300 frank muziek gekocht, Charlotte heeft zich drie goede tanden laten trekken, die, volgens het zeggen van den professor, in den weg stonden om te zingen, en nu loopt zij met drie valsche in den mond, die mij 50 frank 't stuk kosten... en gij hebt het air te lachen als ik spreek van 7000 frank... Het spel is uit, want wierp ik er geen wijwater tegen, dan zou het niet lang meer duren of wij zaten aan de deur.
(spottend).
Bah! - Ik zit gaarne aan de deur als het weder goed is.
't Is mogelijk, maar de deurwaarders bekreunen zich volstrekt niet om het weder; ten andere, zit gij gaarne aan de deur, dat is uwe zaak, maar ik zit liever binnen.
| |
| |
Om te beginnen moogt gij die professors met al hun sentiment opzeggen. - Kan onze dochter geene prima-donna worden, dan kan zij in den winkel schoenen aanpassen. - Uw broeder Pier zeide gisteren nog...
(opsluivende).
Ha! Daar komt de aap uit de mouw, mijn broeder Pier heeft u eens onder handen genomen... de oude gortentelder heeft u voor de honderste maal de ooren volgeblazen, en gij, oude dwaas, laat u door dien pezeweven ophitsen. Maar zoodra de maand ten einde is moet hij verhuizen...
Wij mogen ons gelukkig achten, dat hij zoo een groot deel der huishuur betaalt.
Groot deel! Hij betaalt nog de helft te weinig voor den last dien hij ons aandoet.
Last? - De vent zit heele dagen aan het water.
De weinige uren dat hij tehuis is, gebruikt hij om twist en tweedracht te zaaien, ik heb er genoeg van. Hij moet de deur uit.
| |
| |
| |
Vierde Tooneel.
DE VORIGEN. - CHARLOTTE.
Wat is hier gaande? Ik hoor u krakeelen tot in den winkel?
't Is uw vader, mijn kind, die vindt dat gij te veel geld kost. Hij wil al uwe professors aan de deur zetten, u vaarwel doen zeggen aan de muziek, aan de kunst, nu dat gij op het punt staat pierma-donna te worden. Hij beklaagt zich dat hij voor u eenige honderde franks heeft uitgegeven, totdus verre dat hij mij verwijt, dat ge tanden in uwen mond hebt, die hem 50 frank 't stuk kosten.
Oh! Dat is onmogelijk!.. Vader houdt te veel van mij om..
(haar afbrekende).
Zeker, kind, ik houd veel, zeer veel van u, maar de kast houdt het niet langer uit... en... en... er moet een einde aan komen.
Maar vader!... Waarom hebt gij mij dan naar Brussel gezonden om mijne studiën voort te zetten? Ik hield er zoo erg niet aan... Gij zegdet dat ik kost wat kost forte chanteuse moest worden, en nu... nu... (Begint te weenen). Hi! hi! hi! Ik zal het besterven. (Valt Trees aan den hals).
(toornig).
Hoort gij 't nu, vader zonder hart? Uwe dochter, zal het
| |
| |
besterven, en ik zal mijn kind geen acht dagen overleven. - Maar denk niet dat wij uw geweten met rust zullen laten. - Alle nachten zullen wij uit ons graf opstaan, om u toe te roepen: Booswicht! Onmensch! Gij hebt en vrouw en kind vermoord! (Zij wil weg doch komt terug). Foei! Foei!
| |
Vijfde Tooneel.
BAAS STIEN alleen, later RIK.
Kan ik mijne ooren gelooven? - Droom ik of word ik onnoozel? - Ik, een booswicht, een moordenaar! Ik, die alleen leef voor vrouw en kind!... ik, die... die... (Hij laat zich moedeloos op eenen stoel vallen).
Ik zelf, baas Stien... ik kom u de laatste 500 frank brengen, die ik nog schuldig ben.
Volgens onze overeenkomst hebt gij nog drie maanden tijd om te betalen.
Ik weet het, baas, maar al wat betaald is, moet niet meer betaald worden. Ik heb met de kermis zoodanig veel verkocht, dat ik het zelf niet kan gelooven. Met uw verlof, sinds ik uw winkelken heb overgenomen, is de verkoop nog verbeterd.
| |
| |
(met een zucht).
Zoo! Gij zijt wel gelukkig!
(met een zucht).
Neen, baas, gij vergist u, ik zal nooit gelukkig zijn, al werd ik zoo rijk als Rotschild. Aan u mag ik het wel zeggen... (Lotje verschijnt aan de deur van hare kamer). Ik heb te vergeefs getracht... ik kan Lotje niet vergeten.
Dan beklaag ik u, jongen. - Als dat spel hier nog lang duurt, ben ik geruineerd.
Zoo waar als ik het zeg: wij gaan alle dagen achteruit... er zijn oogenblikken dat ik denk mij te verhangen.
(gilt).
Ha! (Af in hare kamer).
Wat is dat? Mij dunkt het was de stem van Lotje! Wellicht heeft zij ons afgeluisterd.
Des te beter! Want zij vermoedt niet hoe erg het met ons gesteld is; indien zij het wist ik ben zeker...
(droefgeestig).
Zeggen dat zij ons allen zoo gelukkig zou kunnen maken.
(die het laatste gehoord heeft).
Welnu, er zal niet gezegd worden dat ik de schuld ben van
| |
| |
uw ongeluk. Vader, ik zal vaarwel zeggen aan de muziek, aan den zang, aan al wat gij wilt. Straks ga ik op eene matinée zingen voor de armen, maar 't zal de laatste maal zijn.
Lotje! Lotje! Gij zijt het braafste kind van heel de wereld. Kom hier aan mijn hart. (Hij drukt haar in zijne armen). God zal het u loonen.
(beziet bedeesd Lotje, Lotje beziet hem insgelijks en drukt hem de stil de hand).
Gij zijt een engel, gij doet hoop en liefde herleven.
(stil tot Lotje).
Gij moet er aan uwe moeder niets van zeggen. Wij zullen morgen Nonkel Pier belasten haar uw besluit mede te deelen. Intusschen, doe alsof er niets gebeurd ware...
| |
Zesde Tooneel.
DE VORIGEN. - TREES.
Hewel, wat staat gij daar te mompelen? 't Is alsof gij weer bezig waart met conspereeren. 't Is éen uur (tot Lotje). Straks komt gij te laat op uwen martinée.
Te gelijk} Moeder, ik ga...
Te gelijk} Madame, ik kwam...
Te gelijk} Wij zijn bezig met...
| |
| |
Dag, Rik. (Zij drukt hem de hand. Af).
Rik, ik ga een eindje mede.
(met inzicht).
Voor dat leder,... 't is goed, zend uw leerjongen. - Trees, ik kom onmiddellijk terug. (Beiden af).
(alleen).
(Rik achterna ziende). Wat komt die hier weeral doen?... m leder... ik geloof er niets van! - Daar schuilt iets achter...
| |
Zevende Tooneel.
SEPPE later BLONDELLO.
Madam..., daar staat een heer in den winkel die fransch spreekt, hij vraagt, geloof ik, naar Gruyère.
(verwonderd).
Gruyère? Wij verkoopen dat niet.
Hij heeft mij dit kaartje gegeven.
| |
| |
Een kaartje!... Laat zien? (Zij neemt het kaartje en wentelt het verscheidene malen om).
Wel, jongen... ik... kan het niet goed lezen.
(T. z.).
Geen wonder, zij is niet geleerd!
Kunt gij het lezen, Seppe?
Zeker, Madame. (Leest). Monsieur Blondello, régisseur du Théàtre Royal de la Monnaie, Bruxelles.
Bruxelles! - 't Is misschien voor Charlotte! - Zeg dat hij binnenkome, Seppe!
(aan de deur.)
(Roepende). Par ici, mossieu.
(binnenkomende).
Pardon, madame, c'est bien ici que reste Mlle Charlotte De Gruytère.
Charlotte De Gruytère - (aarzelend) oui, mossieu.
| |
| |
Seppe, ga Mlle Charlotte roepen, zij is in hare kamer.
Madame, je viens de la part du directeur du Théàtre Royal de la Monnaie de Bruxelles. Nous avons besoin d'une forte chanteuse, car notre première chanteuse a résilié son engagement. - Notre seconde chanteuse est malade, et notre troisième chanteuse vient de se faire enlever par un Russe, qui ne la nous rendra probablement que quand elle ne saura plus chanter. Ayant entendu Mlle Charlotte au Conservatoire.
(bedeesd).
Pardon, mossieu, c'est ne pas comprendre...
Excuser, madame, ik wist niet dat gij geen fransch verstaat. De menschen die geen fransch spreek, zijn tegenwoordig zoo rare.
't Is waar, mijnheer, ik bid u om verschooning, doch in mijnen jongen tijd waren de scholen nog zoo hoog niet geleerd.
O! Madame, onnoodig u te excuseer. Voor mij is het gelijk, ik spreek al de talen van de wereld.
| |
| |
(T. z. met bewondering).
Al de talen der wereld! (Luid). Zet u, als 't u belieft, Mijnheer?
Ik kom van wege den directeur van den Théatre Royal de la Monnaie à Brussel, om Mlle Charlotte te engageeren.
(die niet goed begrijpt).
Om haar te arrangeeren... Voor wat, Mijnheer, als 't u belieft?
Wel... om het opera te zing, madame.
(in verrukking).
Om het opera te zingen! - Dat is juist hare zaak, mijnheer! Zij kent al vijf operas van buiten.. Robert le diable... De prefeet, La juiv, en Lucie de Lammermoor. 'k Wensch dat gij haar eens bezig hoordet. - Als zij op hare kamer zingt, (zij wil een roulade zingen) blijven al de menschen voor de deur staan...
Onmiddellijk, madam, zij is beng met haar corset aan te doen.
| |
| |
Niet waar Seppe, Charlotte kan zoo schoon zingen?
Ah! oui, mossieu! Très beau, - et très haut! (Hij wijst in de hoogte).
Ja zeker haut, mossieu Zoo haut als zij wil... Noten waar een ander of geen vijf stappen aan kan, pakt zij met al het gemak der wereld. Is 't niet waar Seppe?
| |
Achtste Tooneel.
DE VORIGEN. - CHARLOTTE.
Mademoiselle, je suis le régisseur du Théàtre Royal de la Monnaie à Bruxelles. D'ici trois semaines, c'est l'ouverture du théàtre, en ik kom u engageeren als forte chanteuse. Onze directeur, even als ik, heeft u verscheidene malen hooren zing op het conservatoire, en op het concert dat gij laatst in de grande Harmonie heb gegeven. Wij en al wie u hoorden zijn het eens: gij hebt niet alleen eene prachtige stem. maar gij bezit tevens de mimique, de physique, et tout le talent lyrique die voor eene forte chanteuse indispensable is. (Trees staat te trippelen van genoegen.)
| |
| |
Ik ben zeer gevleid, mijnheer, doch ik kan uw voorstel niet aannemen.
(zeer verwonderd).
Wat belieft u?
Het spijt mij, mijnheer, maar ik vrees...
Gij hebt niets te vreezen, mejuffer. Gij hebt te veel talent, te veel sentiment...
Wel, dat zegt iedereen (tot Seppe). Ga in den winkel.
Om in het groot opera te zingen moet men buitengewoon begaafd zijn. (Seppe met tegenzin af).
't Is juist omdat gij buitengewoon begaafd zijt, dat zij u niet kunnen missen, is het nietwaar, mijnheer?
Voorzeker! Indien mijn Directeur u geen bijzonder talent toekende, zou hij er nooit aan denk u te engageeren.
| |
| |
Weet Mr de bestuurder dat ik nooit een heel opera heb gezongen?
Hebben de andere forte-chanteuses ook niet moeten begin, Mejuffer!.... Ten andere, ik wil u niet ontveinsen dat gij van morgen af ernstig moet begin te studeer, en reeds binnen acht dagen te Brussel moet begin te repeteer.
Ik weet niet of mijn vader zal toestemmen.
(luid).
Toestemmen! Hij zal niet weinig tevreden zijn als hij zal vernemen dat gij eindelijk geld gaat verdienen.
Dat zou ik gelooven. - Op enkele jaren is uw fortuin gemaak, en uwe ouders mogen leef van hunne rent.
(verrukt).
Zou het mogelijk zijn!
Toekomende jaar zullen de Directeurs voor haar vecht.
't Is jammer dat M. de Directeur niet is meegekomen, straks ga ik eene matinée zingen. - Wilt gij mij de eer aandoen mede te gaan, Mijnheer, ik zing het groot air uit la Traviata, en eene scène uit Rigoletto.
| |
| |
Ik ben expres voor die matinée gekom, Mademoiselle.
Mijnheer, wilt gij mij verschoonen, ik ben oogenblikkelijk terug.
Volgaarne Mademoiselle. (Charlotte af).
Mijne dochter is nog een beetje humide, mijnheer, maar... eens dat zij aan het zingen is... kan geen duivel haar doen zwijgen... enfin, gij zult haar hooren. En ik ben zeker dat gij zult zeggen: die gaat niet meer uit mijne handen.
O! Wij moeten haar hebben, kost wat kost. De forte chanteuses worden alle dagen moeilijker om vind... Wij hebben reeds geschreven naar Parijs, Berlin, Vienne,....
| |
| |
| |
Negende Tooneel.
DE VORIGEN. - BAAS STIEN.
Stien, kom hier, man. Hier is M. Blondello, de regesseur van Brussel, hij komt met de komplimenten van de Monnaie om Lotje te arrangeeren. Zij kunnen zonder haar niet voort.
(zeer verwonderd).
Ha! Ba!
Ja, Mijnheer, het is gelijk Madame zegt, ik kom om Mademoiselle te engageeren.
Wat zegt gij nu? Mijnheer gaat straks mede naar de martinet om haar nog eens te hooren zingen, en daarna wordt zij gearrangeerd.
Zoo is 't! - De directeur heeft haar te Brussel hooren zing, en heeft mij belast haar een contract te doen teekenen. Ik heb het hier in mijnen zak. (Haalt een papier te voorschijn) .
(na eene poos).
Verschooning, Mijnheer, heeft M. de directeur niet gezegd
| |
| |
hoeveel hij haar zou willen betalen, want zij heeft ons reeds zooveel geld gekost, dat gij het niet zoudt willen gelooven.
De directeur wil haar engageeren tegen 4000 fr. per maand, om te begin, maar indien zij het publiek bevalt......
(Trees en Stien staan stom stijf).
(na een oogenblik).
Verschooning, Mijnheer, wij hebben niet goed verstaan.
De directeur zou haar 4000 fr. in de maand geef om te begin, maar bekomt zij veel succes, dan zal hij haar nog meer geven en haar toekomenden winter engageeren tegen 6000 fr. per maand.
(te gelijk).
6000 fr. per maand!!!
Ik moet bekennen dat het eene der schoonste stemmen is die ik ooit heb gehoord, het zou mij niet verwonderen indien zij binnen eenige jaren de knapste prima donna was van geheel Europe.
(stil tot Stien.)
Wat zegt ge nu?
Ik kan niets zeggen, ik sta als van de hand God geslagen.
Seulement, wij zullen een klein verandering moeten doen aan haren naam.
Inderdaad, de Gruyter is geenen naam. (Stien beziet Trees
| |
| |
kwaad). Zou mijn naam niet kunnen dienen, Mijnheer?
't Is een beetje lang, Mevrouw. Maar wij zouden denzelfden naam kunnen veranderen. De Gruyter... wij zetten een accent grave op de laatste e, en eene e achter de r. - Van de groote d maken wij eene kleine d, en dan heeft men de Gruytère Carlotta di Gruytere; dat zal heel goed doen op het affiche. (Pier komt binnen).
| |
Tiende Tooneel.
DE VORIGEN. - PIER. - Later SEPPE.
(tot Pier).
Ha! Gij komt juist van pas. Ik ben nieuwsgierig wat gij nu zult zeggen. Dat is M. de regesseur die van Brussel komt om uw petekind te arrangeeren.
(na een poos).
Dat hij u ook wilde arrangeeren, hij zou ons een groote dienst bewijzen.
Ja, Pier, 't is niet om te lachen, Mijnheer heeft het contract in zijnen zak, 4000 fr. per maand.
(verwonderd).
Wat zegt ge, 4000 fr. per maand.
| |
| |
Ja, en den tweeden winter 6000 frank per maand.
(tot Blondello).
Dat is mijn broer, Mijnheer! Hij is maar slecht gekleed, maar het is uit gierigheid, verleden jaar heeft hij het groot lot gewonnen van 150000 frank!!!
Mijnheer, ik wensch u geluk met dat buitenkansje.
(tot haren broeder).
Ehwel, wat zegt gij nu?
Ik heb niets te zeggen, ik wensch u veel geljuk, maar...
Er is weeral een ‘maar’ bij!
(luid).
Madame, de president van de Mélomanen, zendt met een rijtuig om Mlle Charlotte.
| |
| |
Hoogen hemel! Ik ben nog niet gereed: Pardon, Mossieu, ik ga mijnen sjaal aandoen.
(Links af al roepende:) Charlotte!! Charlotte!
(tot Blondello).
Maar, Mijnheer, hebt gij Charlotte al hooren zingen?
Welk eene vraag! Mijnheer de directeur heeft haar al wel honderd maal gehoord te Brussel, en hij zegt dat zij eene forte chanteuse zal worden di primo cartello.
(tot Pier).
Pierma Cartello, wie mag dat zijn Pier?
Dat is zeker van de familie van Pier Madonna.
(komt binnen in groot toilet, eenen rol muziek in de hand. Trees volgt met eene ‘Sortie de bal’ op den arm).
(tot Blondello)
Maar, Mijnheer, dat contract......
O! Dat is geheel in regel. (Haalt het te voorschijn). Terwijl wij naar het concert zijn kunt gij het op uw gemak eens lezen. (Hij geeft hem het contract). Ziehier - 4000 fr. per maand. - Geteekend door den bestuurder der Monnaie, enkel moet de vader eene borgsom storten van 500 frank.
| |
| |
(verwonderd).
Ik moet eene borgsom storten van 500 frank, Mijnheer?
Ja, Mijnheer, daarom verwittig ik u op voorhand, eens dat gij en Mademoiselle hebt geteekend, mag geen der beide partijen dit engagement verbreken, 't is te zeggen, noch Mejuffer, noch de bestuurder, anders is hij zoowel als gij, bevoegd 10000 frank schadeloosstelling te vraag.
(tot nonkel Pier).
Wat denkt gij daarvan, Pier?
Zij moeten natuurlijk op haar kunnen rekenen.
Dat spreekt van zelf. (Stil tot Stien). Gij zijt toch een dom mensch.
Gij begrijpt, Mijnheer, moest Mejuffer niet komen, dat ware voor ons wel 50,000 frank schade.
En als Mejuffer het publiek niet bevalt...
Wij zullen dat alles later bespreken. Komt gij, Mijnheer?
Ik ben aan u, Mejuffer. (Hij biedt haar den arm).
| |
| |
Charlotte, spant uw corset niet te veel? Riekt ge goed?
Wees gerust, moeder. - Dag Nonkel Pier, dag pa... (Zij omhelst haren vader). (Af met Blondello).
Madame. In het rijtuig is slechts plaats voor twee personen.
Dat is niets, ik zal naast de koetsier zitten.
Maar vrouw, het regent dat het giet.
Zooveel te slechter, ik zal een paraplu nemen. (Baas Stien, Pier en Seffe bieden haar elk een regenscherm). Salut! (Af).
DOEK.
|
|