Prima donna
(1891)–August Hendrickx– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Eerste bedrijfHet tooneel verbeeldt de werkplaats van Stien De Gruyter. Links aan een werktafeltje zitten baas Stien en Rik Janssens. Rechts aan een tafeltje zitten Nolle, Frans en Seppe. Op het eerste plan links een schoorsteen, rechts eene deur, en op den achtergrond eene glazen deur die in den winkel uitgeeft. (Als het doek opgaat, zitten allen naarstig te werken.)
| |
Eerste Tooneel.STIEN, RIK, - NOLLE, FRANS, SEPPE.
RIK
(zingt).
Een knaapje zag een roosje staan,
Een roosjen in de dalen,
Zoo liefelijk van stam en blaân,
En innig was hij aangedaan,
Zijn vreugd was zonder palen.
ALLEN
(zingen).
Ha! roosjen lief, roosjen lief
Roosjen uit de dalen.
BAAS STIEN.
Seppe, hou uwen snater, gij zingt zoo valsch als een kater. | |
[pagina 4]
| |
SEPPE.
Ik niet, baas, 't is Nolle die zit te grollen. NOLLE.
Zeg het nog eens, ik sla u mijnen spanriem in den nek. SEPPE.
Is het niet waar, Frans? FRANS.
Ik trek mij geene ruzie aan. BAAS STIEN.
Houdt beiden uwen mond en werkt voort. RIK
(zingt).
Het knaapje sprak: gij zijt de mijn,
O roosjen uit de dalen.
Het bloempje zei: dat zal niet zijn....
(Trees verschijnt aan de deur rechts.)
| |
Tweede Tooneel.DE VORIGEN, - TREES.
TREES,
(Rik onderbrekende).
Sst! Jongens, gij moet zwijgen, Lotje moet haar ario repiteeren. - Seppe, ga naar den apotheker om een halven frank pade jijibe en een halven frank kaoetjoe. SEPPE.
Kaoetjoe, wat is dat, Madame? | |
[pagina 5]
| |
TREES.
Kaoetjoe? Dat is.... dat is... Ja, wat is dat nu weer?.... Zeg dat het voor de stem is, de apotheker zal wel raden wat gij hebben moet; hier is een frank... Wacht u van de pade jijibe te eten,... ik zal de stukken tellen. SEPPE.
Zooals gij wilt, Madame... (Hij wil weg.) Een halven kilo kaoetjoe...
RIK.
't Is katjoe dat gij moet vragen, Seppe. TREES
(tot Rik).
Welnu, wat heb ik gezegd? Weet gij het weeral beter? RIK.
't Is zoo dat men het noemt, Madame, vraag het aan Lotje. TREES.
Ik kan al uw osservaties missen, wijsneus. BAAS STIEN.
Maar Trezeken, als het zoo is. TREES.
Het is, het is... (Barsch tot Seppe.) Wat staat gij daar te drentelen?
SEPPE.
Ik zou gaarne weten wie er gelijk heeft, Madame? TREES.
Maak u weg of anders... SEPPE.
Ou{query}i, Madame... (Wil weg.)
| |
[pagina 6]
| |
BAAS STIEN.
Seppe, wacht een beetje, gij kunt den apotheker zijn schoenen mededragen. Zijn ze gereed, Nolle? NOLLE.
Binnen vijf minuten, baas. BAAS STIEN.
Zoo! Welnu, het zal op die vijf minuten niet aankomen, niet waar, vrouw?... Wat uur begint de prijskamp? TREES.
Om tien uren, zooals verleden jaar. BAAS STIEN.
Dan hebt gij geen tijd te verliezen, vrouwtje. TREES.
Ja wel, de beste leerlingen zingen de laatste en Lotje zingt de laatste van allen. BAAS STIEN.
Ha! Zooveel te beter. TREES.
Als de jury zich niet laat uitkoopen, zal zij vast den eersten prijs hebben. BAAS STIEN.
Zoudt gij het denken, Trees? TREES.
Ik ben het zeker, want de dochter van de concerge van de | |
[pagina 7]
| |
conseratoire heeft het gezegd aan de zuster van de meid van den apotheker. BAAS STIEN.
Dat is een goed teeken. TREES.
A porpos, neem mij eens de maat voor een paar verlakte bottienen; ik loop zonder schoenen aan mijne voeten. BAAS STIEN.
Ha! Ba! Waarom neemt gij geen paar uit den winkel? TREES.
Merci van uw kamelot. (Zij zet zich op eenen stoel.)
BAAS STIEN
(gestoord).
Kamelot! Kamelot! Met kamelot te verkoopen worden wij stillekens aan rijk. TREES.
Omdat ik het den menschen weet aan te praten. Neem mij algauw de maat. BAAS STIEN
(barsch).
Ik heb nog uwe maat. TREES.
Die maat deugt niet. Mijne laatste bottienen zijn veel te wijd. Ik ben gessosseerd gelijk een olifant. BAAS STIEN.
't Is wonder dat gij het nu eerst gewaar wordt. (Hij neemt haar de maat.)
| |
[pagina 8]
| |
TREES.
Daarbij werkt gij veel te zwaar. (Tot Seppe die naar hare beenen ziet.) Kijk voor u, snotjongen.
SEPPE.
Oui, Madame. BAAS STIEN
(tot Seppe).
Zet u nog wat te werken, totdat Nolle gedaan heeft. SEPPE.
Ja, baas. (Zet zich te werken.)
TREES.
Ware ik meester, hij zat al lang aan de deur. BAAS STIEN.
Ta, ta, ta, gij zoudt iedereen aan de deur zetten... Wilt ge ze met knoopen, of met rijgkoorden? TREES.
Ik dank u voor de knoopen; als men eene straat verre gaat springen zij er af met zes te gelijk. BAAS STIEN.
Dan met rijgkoorden. (Men hoort Lotje zingen tusschen de schermen:)
Robert! Robert! toi que j'aime,
Toi qui reçus, qui reçus ma foi
Tu vois mon effroi (bis) enz.Ga naar voetnoot(1)
(Seppe begint hard te kloppen op een stuk leder.)
| |
[pagina 9]
| |
TREES
(springt op).
Jongen, als gij nog klopt breek ik u armen en beenen. SEPPE.
Baas, mogen wij niet meer werken? BAAS STIEN.
Klop straks, als zij gedaan heeft, laplander. (Seppe zet zich arms gevouwen. - Er wordt gebeld.)
TREES.
Ha! Daar is iemand. Die kerel zal mij nog... (Eene bedreiging mompelende tegen Seppe, verlaat zij, op de teenen gaande, het tooneel.)
RIK
(die Seppe met de vuist bedreigt).
(Stil.) Dat is een schavuit... Baas, mag ik de deur een beetje open zetten?
BAAS STIEN.
Ja, Rik. (Rik gaat stillekens de zijdeur openen en blijft vol bewondering luisteren, even als baas Stien en de knechten. Na eenige minuten laat Seppe zijnen steen vallen.)
NOLLE
(geeft Seppe eene oorveeg).
Daar, schoft, dat is voor uwe moeite. BAAS STIEN.
Heel wel gedaan, Nolle. | |
[pagina 10]
| |
SEPPE
(schreiende).
Is het mijne schuld?... 't Is de steen die van mijne knieën rolt. Hi! Hi! hi!... RIK
(tot Seppe).
Als gij niet zwijgt, trek ik u eene oor af. SEPPE.
Hi! hi!... (Zoodra Lotje haar gezang eindigt, klappen baas Stien en al de knechten in de handen.)
DE KNECHTEN
(bijna allen te gelijk).
Bravo!... O! Dat is schoon!... Dat is wel!... RIK.
Dat is gezongen! BAAS STIEN.
't Is magnifik. RIK.
Ik verwed mijn hoofd dat Lotje ditmaal den eersten prijs behaalt! NOLLE en FRANS.
Ik ook!... Ik ook! BAAS STIEN.
Als zij primus is, geef ik eene heele ton uitzet ten beste... | |
[pagina 11]
| |
RIK.
Mijne maatschappij komt eene serenade geven. NOLLE.
Baas, de schoenen van den apotheker zijn gereed. BAAS STIEN.
Zoo! Allo, Seppe, ga ze spoedig dragen. SEPPE
(doet zijnen voorschoot af en trekt Nolle de schoenen uit de handen).
| |
Derde Tooneel.DE VORIGEN, NONKEL PIER.
(Hij komt op al fluitende en heeft twee hengelroeden in de hand. PIER.
Elk een goeden dag. BAAS STIEN en de KNECHTEN.
Dag, nonkel Pier. (Seppe wil weg.)
PIER
(roepende).
Seppe!... Luister eens!... Als gij mij wat paardshaar kunt bezorgen, zal ik u vijf cents geven. SEPPE.
Paardshaar?... Met pleizier, nonkel Pier! Al ware het een heele staart. (Af.)
| |
[pagina 12]
| |
PIER
(stelt zijne hengelroeden in den hoek der kamer en begint al fluitende vliegen te vangen, die hij in een klein doosken steekt).
(Poos.) 't Is wonder, er zijn hier tienmaal meer vliegen dan in mijne kamer... en zij zijn veel dikker.
RIK
(lachende).
't Is dat zij hier meer te eten vinden dan bij u, nonkel Pier. PIER.
Heel waarschijnlijk, Rik. BAAS STIEN.
Pier, hebt gij haar gehoord? PIER.
Wie gehoord? BAAS STIEN.
Wel Lotje, uw petekind. Nooit heeft zij gezongen als daar zooeven. PIER
(onverschillig).
Zoo! Het doet mij pleizier. BAAS STIEN.
Trees zegt, als men rechtveerdig is, dat Lotje den eersten prijs zal krijgen. PIER.
Trees? BAAS STIEN.
Ja, Trees.... mijne vrouw.... uwe zuster. | |
[pagina 13]
| |
PIER
(vangt steeds vliegen).
Ha! Uwe vrouw.... Als zij het zegt dan.... BAAS STIEN.
De dochter van de concierge van de conservatoire heeft het gezegd aan de zuster van de meid van den apotheker. RIK.
Ik verwed er mijn hoofd op, nonkel Pier. PIER.
Gij hebt ongelijk, jongen, want gij hebt maar éen hoofd; moest gij verliezen, gij zoudt het u geheel uw leven beklagen. RIK.
't Is omdat ik zeker ben te winnen. PIER.
Zoo! Welnu, des te slechter. BAAS STIEN
(verwonderd).
Des te slechter?.... (Hij zet zijnen bril op het voorhoofd.)
PIER.
Ja, des te slechter. BAAS STIEN
(misnoegd).
Mag ik weten waarom, als 't u belieft? PIER.
Waarom?.... Ik vrees dat, indien Lotje den eersten prijs behaalt, zij te hoovaardig zal worden. | |
[pagina 14]
| |
BAAS STIEN.
Ta, ta, ta.... PIER.
Laat mij uitspreken.... Zij zal willen voortstudeeren, iets dat u veel geld zal kosten, en dat gij u later zult berouwen. (Trees verschijnt aan de middendeur.) Uwe vrouw, die het nu reeds in de bovenkamer heeft, zal zich inbeelden dat hare dochter geboren is om forte chanteuse te worden, en dan, beste man, zijt gij verre genoeg.
| |
Vierde Tooneel.DE VORIGEN, TREES, later SEPPE.
TREES.
En waarom zou mijne dochter zoo wel geene forte santeuse kunnen worden als een ander? PIER.
Ha! Waart gij daar? TREES.
Ja, ik was daar, en ik vraag u nog eens waarom Lotje zoowel geene forte santeuse zou kunnen worden als een ander. PIER
(tot baas Stien).
Daar hebt gij het al! (Hij vangt weder vliegen.)
TREES.
Gij kunt weer niet antwoorden, he? | |
[pagina 15]
| |
PIER.
Ik zou wel kunnen, doch waartoe zou het dienen? TREES
(bitsig).
Och, arme! Waartoe dienen de vliegen die gij vangt? PIER.
Om te visschen! TREES.
Visschen!... Daarin bestaat heel zijn talent, al zijn geluk... daaraan verkwist hij al zijn verstand.... Ik zou mij schamen daar heele dagen aan die brug te zitten, voor een man als gij, die de kans hebt gehad met éen lotje honderdvijftigduizend franks te winnen... Dat leeft van zijne renten en heeft geen andere ambitie dan die arme vischjes verdriet aan te doen.... hun den dood op het lijf te jagen en.... BAAS STIEN.
Maar, Trees.... PIER
(tot baas Stien).
Laat haar gaan. (Hij fluit een deuntje.)
TREES.
Ik zeg het wel... Hun den dood op het lijf te jagen.... Mijnheer tracht hen te verleiden met een vliegsken of een beetje aas, en als de arme schaapjes van vischkens, gedreven door den honger, het ongeluk hebben naar zijn vliegsken te bijten, dan trekt de woestaard hun een haak door de bovenlip en sleurt de arme schepsels zegevierend uit het water; en in plaats van te blozen voor de oogen der toeschouwers, die | |
[pagina 16]
| |
getuigen zijn van zooveel slechte trouw, ziet mijnheer vol hoogmoed op, als had hij de bataille van Waterloo gewonnen. PIER
(heel bedaard).
Gij laat toch niet die arme schaapkens van vischkens te bakken en op te eten. TREES.
Als zij dood zijn, dan.... PIER
(haar onderbrekende).
Dan leven zij niet meer, wilt gij zeggen. TREES.
Ik zou den treurigen moed niet hebben hen te vangen. PIER
(spottend).
't Is jammer!.... Indien gij nu en dan een klein beetje gingt visschen, gij zoudt u goed vermaken, en wij zouden van onze rust niet weten. TREES.
Ik zit met andere dingen in het hoofd. PIER.
Dat zegde ik juist tot uwen man, toen gij binnen kwaamt. TREES.
Had ik de kans gehad 150,000 franks te winnen!... PIER.
Hadt gij die kans gehad, geloof mij, zuster Trees, gij zaat al lang in een zottenhuis. | |
[pagina 17]
| |
TREES.
Wat durft gij zeggen, man zonder hart! PIER.
Wat dat aangaat, zuster Trees, mijn hart is misschien zoo groot niet als het uwe, doch het ligt op de ware plaats. TREES.
Het heeft er den schijn van... Hij is oom en peter van het eenigste kind der familie.... dat kind is begaafd met eene stem, waarvoor eenieder in bewondering staat, en op den dag dat het gaat zingen voor den eersten prijs, staat hij, de peter vliegen te vangen. PIER.
Zou ik misschien moeten meezingen? TREES.
Neen, maar indien gij een hart hadt, zoudt gij uwe beste kleêren aandoen en naar het conservatore gaan. Gij zoudt tusschen het publiek zetten om te hooren wat men van uw nichtje zegt, en bij het eindigen van haar gezang, zoudt gij in uwe handen kletsen dat er de stukken afvliegen. - Maar gij zijt een man zonder hart, ik heb het altijd gezegd en zeg het nog. PIER
(onverschillig).
Ha! Ba! TREES
(tot Baas Stien).
Het lag reeds lang op mijne tong.... nu is het er af. | |
[pagina 18]
| |
Vijfde Tooneel.DE VORIGEN. - SEPPE (met een paar schoenen).
SEPPE.
Baas, de papegaai van den apotheker heeft een kind gebeten.... En zijne meid heeft mij... RIK.
De meid van den papegaai? SEPPE.
Neen, neen, de meid van den apotheker heeft mij hare bottienen meegegeven om neusjes op te zetten. BAAS STIEN.
't Is goed, jongen, wij zullen er uwen neus opzetten. TREES.
Seppe, waar is de kaoetjoe en de pade de jijibe? SEPPE.
Hier, madame. (Hij geeft haar twee pakjes die zij nauwkeurig naziet).
TREES.
Is dat voor eenen halven frank pade jijibe? SEPPE.
Dat moogt gij zeggen, madame. TREES.
Dat is onmogelijk, ik krijg de helft meer. - Jongen, gij hebt er van gegeten. | |
[pagina 19]
| |
SEPPE.
Ik vraag excuus, madame. - Gij moogt rieken, daar. (Hij opent wijd den mond).
TREES.
Dan hebt gij er in uwen zak. SEPPE.
Gij moogt mij betasten, madame. TREES.
Dat voor eenen halven frank pade jijibe, dat geloof ik nooit. SEPPE.
Voel in mijne zakken, madame. TREES
(voelt in zijne zakken en haalt er uit: een spel kaarten, eene pijp en een porte-monnaie. Zij opent dezen).
SEPPE.
Ja, zie maar, er zit niets anders in dan een mollepootje en een eindje sigaar. TREES
(trekt den zak uit).
In den anderen zak. SEPPE.
Zie maar, madame. TREES.
Een pennemes, een trekleêrken.... Wat is dit? | |
[pagina 20]
| |
SEPPE.
Dat is paardshaar voor nonkel Pier. PIER.
Geeft dat hier . - (Geeft hem 5 cents) . Dit is voor uwe moeite, jongen.
SEPPE.
Merci, nonkel Pier. TREES
(tot Pier).
Wel, zijt gij niet beschaamd dien bengel uit te koopen om arme paarden haar uit hunnen staart te trekken? PIER.
Ja wel, ik ben beschaamd, doch men ziet het niet, mijn vel is te dik. (Tot Stien). Och! Stien, wat zijt gij te beklagen. (Hij neemt zijne hengelroeden en vertrekt).
| |
Zesde Tooneel.DE VORIGEN. - LOTJE.
LOTJE.
Wat gebeurt hier? Ik hoor niet anders dan krakeelen. (Tot de knechten). Elk een goeden dag.
RIK.
Dag, Lotje! DE KNECHTEN.
Dag, jufvrouw! | |
[pagina 21]
| |
TREES.
Ik was bezig met uw peter zijnen kop te wasschen. - Hi gaat weeral visschen. LOTJE.
Visschen is een onschuldig vermaak, moeder. BAAS STIEN.
Dat zeg ik ook, Lotje. TREES.
En ik zeg dat het zijnen plicht is als oom en als peter, het cocours bij te wonen. LOTJE.
Ik heb hem gevraagd niet te komen.... als er familie in de zaal is ben ik altijd aangedaan.... en dan zing ik min goed. TREES
Zoo!.... Waarom zegt hij het niet? BAAS STIEN.
Gij laat hem de gelegenheid niet een woord te spreken. TREES.
Och arme! - Hij gaat voor zijnen boezemvriend partij trekken.... Hier is uw kaoetjoe en uwe pade jijibe, kind. LOTJE.
'k Dank u, moeder. - (Gaat vóór den spiegel staan). 't Is jammer dat het regent.
| |
[pagina 22]
| |
TREES.
Dat is niets, mijn kind, wij zullen eene vigilant nemen. BAAS STIEN.
Een vigilant? Het conservatoire is geen vijftig stappen van hier! TREES.
Zij zou zeker met haar nieuw kleed, in den regen moeten loopen. - Seppe, ga eene vigilant halen, spoed u. SEPPE.
Ja, madame. (Af).
LOTJE.
Moeder, waar hebt gij mijne nieuwe handschoenen gelegd? Ik kan ze niet vinden. TREES.
Uwe nieuwe handschoenen, mijn kind. - In de kleerkas! -... Wacht, ik ga ze halen. Stien, gij moet op den winkel passen. (Af).
LOTJE.
Als 't u belieft, moeder. BAAS STIEN.
Ja, Trezeken. | |
[pagina 23]
| |
Zevend Tooneel.DE VORIGEN min TREES.
BAAS STIEN
(stil tot Rik, op Lotje wijzende).
Wat ziet zij er lief uit. RIK.
't Is een engel. (Er wordt gebeld).
BAAS STIEN.
't Lukt altijd.... (Af).
RIK.
Lotje, zijt gij tevreden over de schoentjes die ik u gemaakt heb. LOTJE.
Zeer tevreden.... Ik wilde u juist bedanken, Rik.... Zie eens, zij gaan mij als geschilderd. RIK.
Ik was er zeker van,... maar mij dunkt dat zij niet genoeg blinken.... Kom eens hier, Lotje, ik zal ze een beetje oppoetsen. LOTJE.
Zooals gij wilt, Rik. RIK.
Zet uw voetje op dat bankje. (Zij doet het). Zoo. - (Hij
| |
[pagina 24]
| |
zet zich op de knieën, ademt op Lotjes schoentjes, en wrijft er op, met eene vod). Wij zullen ze doen blinken, dat heel de jury er zich kan in spiegelen.
LOTJE.
Gij zijt wel goed, Rik. Ik zal het nooit vergeten. RIK
(met liefde).
Om u te behagen zou ik alles doen. LOTJE.
Ik weet dat gij mij zeer lief hebt. RIK.
Is het wonder? - Gij zijt het schoonste, het braafste meisje dat er leeft... Zie, ik wensch dat ik alle dagen voor u op de knieën mocht zitten om uwe schoentjes te poetsen. (Hij kust hare voetjes).
LOTJE
(op de knechten wijzende).
Sst! Sst! - Wat zouden de knechten denken? RIK
(met een zucht).
O! Zij weten wel dat ik u gaarne zie. LOTJE.
Voor zooveel het mijne moeder niet ter oore kome. Zij ware in staat u weg te jagen. RIK.
Dan ging ik mij verdrinken. (Staat op).
| |
[pagina 25]
| |
LOTJE.
Daarom moeten wij voorzichtig zijn.... Gij weet wel dat ik u niet ongenegen ben. RIK.
Ik weet het mijn engel,... maar ik zou willen......... ik zou kunnen....... ik zou... God! Ik verlies het hoofd en weet niet meer wat zeggen. LOTJE.
Wees bedaard! - (Luid). Ik dank u, Rik. Ik ga zien of mijne moeder gereed is. Dag, Rik. (Zij reikt hem de hand).
RIK
(Kuischt spoedig zijne hand af aan zijnen voorschoot, en kust vurig het handje van Lotje).
Dag, Lotje. | |
Achtste Tooneel.DE VORIGEN. - TREES later BAAS STIEN.
TREES.
Is Seppe nog niet terug? - Het is tien en half. - Hier zijn uwe handschoenen kind. LOTJE.
Tien en half, dan moeten wij gaan. Er zouden een of twee concurenten kunnen ontbreken, en dan.... | |
[pagina 26]
| |
TREES.
Wij kunnen toch door dien regen niet gaan. Het giet. - Waar is uw vader? LOTJE.
In den winkel, moeder. (Zij doet hare handschoenen aan).
TREES.
Is Seppe nog niet terug. Die duivelsche jongen zal mij het bloed uit den neus doen komen..... BAAS STIEN.
Wie nu weeral?..... TREES
(barsch).
Wie nu, wie nu;... het regent dat het giet, en uw snotneus van een leerjongen komt niet terug. God weet waar hij naartoe is? LOTJE.
Wij hebben geen stond meer te verliezen. RIK.
Wil ik eens gaan zien? - TREES.
Nolle, loop eens tot op de Vrijdagmarkt. NOLLE.
Ja, madame. (Af).
| |
[pagina 27]
| |
BAAS STIEN.
Wie weet waren er rijtuigen op de Vrijdagmarkt. RIK.
Wellicht is Seppe naar de Korenmarkt geloopen. TREES
(hare handschoenen aandoende).
Waarom niet naar de Groote statie. LOTJE.
Moeder, wees toch zoo boos niet. Rik heeft misschien gelijk. TREES.
Ja, gij geeft hem altijd gelijk..... Intusschen staan wij hier te schilderen. Hebt gij een zakdoek? LOTJE.
Ja, moeder! BAAS STIEN.
Moet gij geen hoed aandoen, Lotje? TREES.
Een hoed? - Wilt gij heel hare coiffuur derangeeren. TREES
(tot Lotje).
Spant uw corset niet te veel? - Hebt gij uw muziekpapier? LOTJE.
Ja, moeder....... Langer wachten mogen wij niet. | |
[pagina 28]
| |
BAAS STIEN.
Neemt elk een regenscherm. TREES.
Ga liever eens zien of zij nog niet komen. (Baas Stien af).
LOTJE.
Vader heeft gelijk, laat ons een regenscherm nemen, wachten wil ik niet meer. TREES.
En als zij met het rijtuig komen? LOTJE.
Als ik te laat kom, mag ik niet meer zingen. Rik, haal twee regenschermen in de keuken, als 't u belieft. RIK
(vlug).
Met pleizier, Lotje. (Af).
BAAS STIEN.
Geene vigilanten te zien, doch het regent bijna niet meer. LOTJE.
Wij zullen regenschermen nemen. TREES.
In Godsnaam dan..... RIK
(met twee regenschermen).
Hier, Lotje. (Geeft een regenscherm aan Lotje en een aan Trees).
| |
[pagina 29]
| |
LOTJE.
Vader, 'k ga.... BAAS STIEN.
Ja, kind! goeden moed.... niet bevreesd zijn, hoort ge? (Lotje wil Stien de hand geven). En luid zingen.
TREES
(vlug).
Hij zal uwe handschoenen vuil maken. BAAS STIEN.
't Is waar, Lotje. Uwe moeder heeft gelijk. - Dag, kind.... dag, vrouwtje. - Lotje luid zingen, hoort gij? Zoo luid als gij kunt. TREES.
Tot straks. (Lotje en Trees af).
| |
Negende Tooneel.BAAS STIEN, RIK en FRANS, later NOLLE en SEPPE.
BAAS STIEN. De duivel weet waar die twee mannen naartoe zijn. RIK.
Seppe laat zich zeker rond de stad voeren. BAAS STIEN.
Als ze maar alle twee met geene vigilant afkomen. RIK
(lachende).
Dat is best mogelijk. | |
[pagina 30]
| |
BAAS STIEN
(met een zucht).
Mijne vrouw is toch een eigenzinnig schepsel. Als zij iets in het hoofd heeft..... RIK.
Krijg het er uit. FRANS.
Wil ik ook eens gaan zien, baas? BAAS STIEN.
Om den duivel niet..... weldra is heel het huis op den loop. NOLLE
(als buiten adem).
Baas, ik heb er een. BAAS STIEN.
Dat maakt ons een schoon been. - Zij zijn al weg. NOLLE.
Wie? BAAS STIEN.
Mijne vrouw en mijne dochter! - Hebt gij ze niet ontmoet? NOLLE.
Neen, baas, ik kom van de Vrijdagmarkt. RIK.
Zij zullen den hoek omgegaan zijn. | |
[pagina 31]
| |
BAAS STIEN.
Hebt gij Seppe niet gezien? NOLLE.
In 't geheel niet. BAAS STIEN.
Als die met een rijtuig afkomt, mag hij zelf betalen. NOLLE.
Wat moet ik nu zeggen aan den koetsier, baas? BAAS STIEN.
Zeg hem dat het te laat is!...... Daar, geef hem een half franksken voor zijne moeite! NOLLE.
Ja, baas. (Af).
RIK.
Als hij er mee tevreden is. BAAS STIEN.
Is hij niet tevreden, dat hij naar den bliksem loope. SEPPE.
Baas, de vigilant staat vóor de deur...... er staan er zelfs twee. BAAS STIEN.
Schavuit, waar zijt gij zoolang gebleven? | |
[pagina 32]
| |
SEPPE.
Ik heb tot aan de Groote statie moeten loopen om een vigilant te vinden. BAAS STIEN.
Jongen, gij moogt van geluk spreken dat ik goed gezind ben. NOLLE.
Mijn koetsier is weg, maar nu staat de andere daar nog, en die zal zich met geen halven frank tevreden houden. Hij zegt dat hij al eene halve uur op weg is. (Rik en Frans zitten te lachen).
BAAS STIEN.
Ik had een voorgevoel dat hij zich rond de stad zou laten rijden. SEPPE.
Toch niet, baas, ik zeg hem naar het Serpentstraatje, en hij rijdt naar St-Pietersplein. RIK.
Hij heeft zich bij zijne tante doen voeren, daar verwed ik mijn hoofd op, SEPPE.
Ja, gij verwedt uw hoofd op alles. BAAS STIEN.
Jongen, 't is goed dat gij een arme wees zijt, anders wierp ik u onmiddellijk aan de deur.- Ik zal den koetsier betalen, maar houd het u zaterdag af. | |
[pagina 33]
| |
SEPPE
(zich nederzettende).
Hij zal het wel vergeten BAAS STIEN
(tot Seppe).
Wat zegt gij daar? - Nolle, geeft dezen frank aan den gezind koetsier, zaterdag krijgt hij hem minder. SEPPE.
Dan zal er nog veel overblijven..... ik win maar éen frank en een kwart. BAAS STIEN.
Gij denkt zeker dat ik u op mijne kosten in de voituur ga laten rijden. - (Barsch). Maak wat pekdraad. (Hij doet zijn voorschoot af). Rik, pas op den winkel. Ik ga ook eens tot aan het conservatoire, ik heb rust noch duur.
RIK.
Ik wenschte dat ik mocht meegaan, baas! - Ik ben ook benieuwd om den uitslag van den prijskamp te kennen. BAAS STIEN.
Gij moet op den winkel letten, jongen. (Zijne schoenen aandoende) .... Ten andere, ik kom dadelijk terug. Ik stel mij tusschen het volk, om te hooren wat men over Lotje zegt.
RIK.
Ja, baas, doe dat, en kom ons dan alles vertellen. (Baas Stien, af).
BAAS STIEN
(terugkomende).
Rik, kom eens gerieven. Er is iemand. | |
[pagina 34]
| |
RIK.
Ja, baas. (Af). (De knechten staken het werk).
| |
Tiende Tooneel.FRANS, NOLLE, SEPPE.
FRANS
(tot Seppe).
Wat zijt gij nu aan 't snoepen? NOLLE.
Moet gij het vragen? Pàte de jijibe, die hij heeft gestolen. SEPPE.
Ik zou zeker geen stukje mogen hebben voor mijne moeite? FRANS.
Ja wel...... geef mij een stukje? SEPPE
(geeft hem een stukje).
Ziehier, Frans. FRANS.
'k Dank u. (Hij haalt eene pijp te voorschijn en vult ze met tabak).
NOLLE.
Als gij mij geen stuk geeft, zeg ik het aan madame. SEPPE.
Ik heb enkel nog éen stukje. | |
[pagina 35]
| |
NOLLE.
Met éen stukje heb ik genoeg. SEPPE
(geeft hem een stuk).
Daar, overdrager. FRANS.
Seppe, zie eens of Rik nog lang werk heeft in den winkel? - Ik ga een pijpje rooken. (Seppe gaat zien. Frans steekt zijne pijp aan).
NOLLE.
Dat is een goed gedacht. Ik ga ook eentje rooken. SEPPE.
Rik is bezig met schoenen te passen aan eene polderboerin. Ik ga eene cigaar rooken. (Hij haalt eene stomp uit zijnen portemonnaie). Frans, geef mij een beetje vuur? (Allen rooken).
FRANS
(tot Seppe).
Houd een oogsken in 't zeil. NOLLE.
Zeg, Frans, hebt gij daar zooeven bemerkt, met welke oogen Rik, Lotje bezag? FRANS.
Hij wordt nog onnoozel van liefde. NOLLE.
Hij moet het niet meer worden, hij is het al. Als Lotje hier is, steekt hij meer in zijne hand dan in het leder. | |
[pagina 36]
| |
FRANS.
Dat is waar, doch rechtuit gesproken, hij had eene slechtere keuze kunnen doen, want Lotje is een lief meisje, zij is eenig kind, en zal later eenen schoonen stuiver erven. NOLLE.
Jawel, doch zij zijn nog niet getrouwd. Moeder Trees zal wel stokken in de wielen steken, ik geloof dat zij hare dochter voor iets beters bestemt dan voor een armen schoenmaker. FRANS.
Rik is niet arm, hij heeft 5000 frank geërfd van zijn oom zaliger. NOLLE.
Wat is 5000 frank, als men eene vrouw trouwt die niets anders kan dan zingen en piano spelen. FRANS.
Verduiveld, kan Rik ook geen schoenenmagazijn openen. NOLLE.
Wie zal de klanten bedienen! (Seppe speelt met een kaatsbal).
FRANS.
Wel, zijne vrouw. NOLLE.
Ik geloof dat zij zich zal wachten hare handjes vuil te maken. SEPPE.
De klanten zullen moeten wachten tot dat madame haar liedje uit is. | |
[pagina 37]
| |
FRANS.
Rik kan zelf gerieven. - Hij doet het hier ook. NOLLE.
Zijne knechten zullen middelerwijl een pijpje rooken. FRANS.
Ik hoor dat gij Lotje niet in het harte draagt..... ik geloof dat gij jaloersch zijt. NOLLE.
Jaloersch! Ik zal wel een meisje vinden van mijnen stand, maar eer ik trouw wil ik weten of zij aardappels kan schillen en soep koken...... want een air op de piano vult den ketel niet. SEPPE.
Dat is waar. NOLLE.
Ten andere, ik vrees dat Lotje zoo veel niet houdt van Rik, als hij van haar. FRANS.
En ik weet dat zij hem zeer gaarne ziet, maar de meisjes laten dat zoo niet blijken, die houden dat inwendig, gelijk Pier Patijn zijn vogel. SEPPE
(nadert).
Wat was dat voor een vogel, Frans? FRANS.
Dat was een uil. | |
[pagina 38]
| |
NOLLE.
Gelijk gij! FRANS.
Die zong nooit, zei Pier Patijn, maar hij had schoone gedachten. SEPPE.
Wie is Pier Patijn? NOLLE.
Dat is de baas uit den ‘Nieuwsgierigen Aap’ - (Hij oogpinkt tot Frans).
SEPPE.
Gij zoudt mij gaarne beet hebben, maar gij zijt niet slim genoeg. NOLLE.
Ga zien of Rik niet komt. (Seppe gaat eens zien, doch keert aanstonds terug).
FRANS.
Wilt gij weten hoeveel Lotje van Rik houdt? Op zijn naamdag heeft zij hem haar portret ten geschenke gegeven, en raad eens wat er op geschreven staat? Aan mijn teerbeminde Rik. - Ik heb het met mijne eigen oogen gezien. NOLLE.
Natuurlijk dat gij het met mijne oogen niet hebt gezien. SEPPE.
Wilt gij weten wat ik gezien heb? | |
[pagina 39]
| |
FRANS en NOLLE.
Gij? - Wat hebt gij gezien? (Rik komt binnen).
SEPPE.
Ik heb gezien dat Rik op een avond in den gang, Lotje wel honderd kusjes gaf, op hare wangen, op haar voorhoofd, op hare ooren, en op haren mond. Aie! aie! aie.,.. RIK
(die Seppe bij de ooren heeft gegrepen).
Jongen, als gij dat nog ooit uit uwen mond laat gaan, trek ik u de ooren van den kop! SEPPE.
Ach! Rik, laat af, ik zal er geen woord meer van reppen, maar ik bid u... RIK.
Dat gij het hier vertelt, kan mij niet schelen, Frans en Nolle weten wel dat ik met Lotje verkeer, maar, jongen, wacht u, het voort te vertellen. SEPPE.
Aan wien zou ik het vertellen? - Ik ken niemand. RIK.
Het minste dat ik verneem, komt gij niet levend uit mijne handen, schobbejak. Waar is de pekdraad? (Allen zetten zich naarstig te werken).
SEPPE.
Hier, Rik! (Geeft éen pekdraad).
| |
[pagina 40]
| |
RIK.
Is dat al wat gij gemaakt hebt? - Als de baas komt, vliegt gij de deur uit. (Men hoort de winkelbel). Ga zien wie er in den winkel is.
| |
Elfde Tooneel.DE VORIGEN. - BAAS STIEN, (schier buiten adem).
BAAS STIEN.
Jongens, jongens, wat een succes, wat een succes! Dat heeft men nooit gezien, nooit gehoord. Juist toen ik binnenkwam begon Lotje te zingen.... (Al de knechten staan op). Alle oogen waren op haar gevestigd, alle ooren hingen aan haren mond. Eensklaps vliegt Lotje naar de hoogte. (Zingende
) Gràce, gràce Robert, pour toi-même, et gràce..... Met hijgende borst scheen iedereen te wachten om de finaal te hooren, men dacht dat zij er niet aan kon, maar ik zei tot mij zelven, laat ze maar gaan, mijne dochter kan overal aan, en juist op dat oogenblik pakt zij de contre-ut, met zooveel gemak als ik eenen borrel zou pakken. - Wat een bijval! Wat een succes! Ik meende dat een onweer uitbrak als Lotje gedaan had met zingen, zoo een handgeklap, een geroep, een gestamp. Bravo! bis! bis! ik zal het nooit vergeten, nooit! nooit!
RIK, NOLLE, FRANS
(tegelijk).
Allo, baas! proficiaat! - Proliciaat, baas! - Wij wenschen u veel geluk. | |
[pagina 41]
| |
BAAS STIEN.
Een heer die naast mij stond, en het zag er een kenner uit, zei luidop:... Daar kan Charlotte Paté een puntje aan zuigen. SEPPE
(ter zijde).
Ik zie haar al bezig. BAAS STIEN.
Zeg eens, Rik, Charlotte Paté... wie is dat? RIK.
Charlotte Patti? - Dat is de beste zangeres van heel de wereld. BAAS STIEN.
De beste zangeres van heel de wereld! RIK.
In Amerika betaald men haar 5000 frank voor éen liedje te zingen. ALLEN.
5000 frank. Dat kan ik niet gelooven. RIK.
Hebt gij Lotje primus hooren uitroepen, baas? BAAS STIEN.
Neen, maar er valt niet aan te twijfelen, zij heeft den 1sten prijs, dat is zeker. RIK.
Des te beter... Vivat Lotje! | |
[pagina 42]
| |
ALLEN.
Ja, vivat Lotje! (Zij willen aan het werk gaan).
BAAS STIEN.
Jongens, vandaag wordt er niet meer gewerkt. Uw dag is goed.... alleen moet gij hier alles een beetje opruimen, wellicht komen de heeren van het conservatoire en de geburen Lotje geluk wenschen. Ik kan de menschen toch in den winkel niet laten staan. RIK.
Ja, baas, wij zullen met de gauwte hier alles wat opkuischen. Frans en Nolle, gaat de kuipjes water uitdragen. FRANS.
Ja, Rik. (Zij doen het).
BAAS STIEN.
Zet de werktafeltjes tegen den muur. SEPPE.
Ik zal het huis uitkeren. (Hij neemt den keerborstel).
RIK.
Wij zullen het werk en de oude schoenen onder de kast steken. BAAS STIEN
(zijn zweet afdrogende).
Wat eene eer voor de familie! Nonkel Pier zal aardig opzien - en de geburen ook.... 't Is jammer dat het hier zoo | |
[pagina 43]
| |
klein is. - Ware het niet dat wij hier zooveel te doen hebben, ik zocht naar een ander huis. RIK.
Vergeet niet, baas, dat gij in dit klein huisje goeden zaken loet. - Ik heb daar nog een paar vrouwenschoenen verdocht, 12 frank. (Hij geeft het geld).
BAAS STIEN.
Merci, 't is waar, jongen, men zou moeilijk zoo een huisje vinden. Maar 't is toch onaangenaam dat men op eenen dag als dezen, de menschen niet kan ontvangen dan in eene werkplaats. Ik Kan ze toch in den kelder niet laten, of op mijne slaapkamer niet brengen. RIK.
Ik ben nieuwsgierig om Lotje te zien afkomen. Denkt gij dat zij nog lang zal wegblijven, baas? BAAS STIEN.
O! Neen, het zal gauw gedaan zijn, want er ontbraken drie concurrenten. Zij dierven tegen mijne dochter niet kampen. RIK.
Zag zij er niet bevreesd uit, baas? BAAS STIEN.
Bevreesd? - Ha! ha! Ik was meer bevreesd dan zij, dat ben ik zeker. Wat er in mij omging als zij gedaan had, dat kan ik niet zeggen. Men moet vader zijn, en zijn kind hooren toejuichen gelijk ik het daar gehoord heb, om te gevoelen wat... Zie, Rik, als gij ooit trouwt, en kinderen koopt, zorg | |
[pagina 44]
| |
dat zij eene goede stem hebben, want niets brengt zooveel geluk bij als eene goede stem in de familie. (Nolle en Frans komen terug, en kuischen de werkplaats op).
RIK.
Dat is gauw gezegd, baas, maar... BAAS STIEN
(hoogmoedig).
Ja, bij ons zit het in 't bloed, al zeg ik het zelf, ik heb ook kunnen zingen in mijnen jongen tijd. FRANS.
Dat heb ik hooren zeggen, baas. BAAS STIEN.
Ik moest voor den barneton uit de fransche comedie niet uit den weg gaan, en nog, en nog... Ik heb zoo dikwijls den duo uit la Reine de Chypre gezongen. (Zingt: Triste gilet sur la terre trangère).
RIK.
Hadt gij veel succes, baas? BAAS STIEN.
Succes! Dat moogt gij zeggen, maar toch niet gelijk Lotje, dat beken ik volgaarne. SEPPE
(tot Nolle).
Nolle, waar is het vuilblik! NOLLE.
Het vuilblik? - Ik heb het in mijnen zak niet. SEPPE.
Gij hebt het gehad! | |
[pagina 45]
| |
NOLLE.
Zeg het nog eens. (Hij dreigt).
BAAS STIEN.
Asa, gaat gij nu ruzie maken op een dag als dezen. SEPPE.
't Is Nolle! FRANS.
Het vuilblik staat onder de kast. (Hij gaat het langen).
BAAS STIEN.
Frans... (Doet hem teeken te naderen). Ga eens naar het ‘Moorken’ om een dozijn goede sigaren,... maar goede, hoort ge, van twaalf voor éen frank... Zeg dat het voor mij is. (Frans wil weg, hij roept hem terug). Frans, als gij 't wilt voortvertellen dat mijne dochter den eersten prijs heeft, gij moet u niet geneeren, hoort ge. Vertel het maar aan al wie het hooren wil.
FRANS.
Ja, baas! (Af).
BAAS STIEN.
Rik, luister eens. Ik heb een gedacht. (Stil). Gij zijt de vriend van den huize. Gij ziet Lotje gaarne...
RIK.
Of ik haar gaarne zie? Voor haar zou ik... | |
[pagina 46]
| |
BAAS STIEN.
Ga eens bij Jantje den barbier, en laat u scheren. RIK
(verwonderd).
Scheren? Ik heb mij dezen morgen laten scheren. BAAS STIEN.
Dat doet niets, laat u nog eens scheren... 't Is voor Lotje. RIK
(meer en meer verwonderd).
Voor Lotje? BAAS STIEN.
Ja, laat dat kinnebaardje afscheren, Lotje vindt dat gij er te oud uitziet. RIK.
Ha! Bah!... (Aarzelend). Nu, nu, als gij denkt dat...
BAAS STIEN.
Vertel aan Jantje den barbier dat Lotje den eersten prijs heeft. Hij zal het onmiddellijk gaan zeggen aan den deken der gebuurte, eer het een half uur later is hangen de vlaggen uit, en binnen een uur weet het heel de stad. RIK.
Nu, nu, als het voor Lotje is, alles! (Af).
BAAS STIEN.
Nolle, haal een stoel of twee op mijne slaapkamer. | |
[pagina 47]
| |
NOLLE.
Ja, baas! (Af) .
BAAS STIEN.
Seppe, luister, jongen. SEPPE.
Ja, baas. (nadert).
BAAS STIEN.
Gij krijgt vijf cents, gij moet van heel den dag niet meer werken, en zaterdag zal ik u niets afhouden, op eene voorwaarde... SEPPE.
Te weten, baas. BAAS STIEN.
Dat gij hier heel den dag in de buurt gaat spelen, en dat gij aan al de jongens vertelt, dat mijne dochter den eersten prijs heeft op het conservatoire. SEPPE.
Ja, baas, het zal vertellen aan iedereen. BAAS STIEN.
Maar gij moet niet zeggen dat ik u belast heb dat uit te strooien. SEPPE.
Wees gerust, baas. (Wil weg).
| |
[pagina 48]
| |
BAAS STIEN.
Ga eerst zien aan den hoek der straat of mijne vrouw en mijne dochter nog niet aankomen. SEPPE.
Ja, baas (af).
BAAS STIEN
(alleen).
Janvermille! Mijn hart beeft van geluk. Ik gevoel lust tot lachen en weenen, zingen en springen te zelfdertijd. Kwam er nu een bedelaar aan de deur, ik gaf hem vijf frank. NOLLE
(met twee stoelen).
Twee stoelen zijn voldoende, baas? BAAS STIEN.
Gij kunt er dan nog twee halen, als gij ziet dat er volk komt. (Er word gebeld).
NOLLE.
Er is iemand in den winkel, baas! BAAS STIEN.
Zoo! Dat is onaangenaam! - Zoudt gij niet kunnen gerieven, Nolle? NOLLE.
Ik denk het wel, baas! BAAS STIEN.
Als de schoenen niet geteekend zijn, kom mij den prijs vragen. | |
[pagina 49]
| |
NOLLE.
Ja baas. (Af).
BAAS STIEN.
De menschen hebben den duivel in het lijf om te komen koopen, als wij geenen tijd hebben. FRANS.
Hier zijn de sigaren, baas! BAAS STIEN.
Zoo! - Dat is goed, jongen. FRANS.
Heel de buurt weet het al, baas. Madame uit het ‘Moorken’ doet u proficiat wenschen. Ik heb het haar verteld... er stonden wel twintig menschen in den winkel, BAAS STIEN.
Bravo! Jongen. - Stel de sigaren daar in een glas, neem er eene voor u en geef er eene aan Nolle. - In afwachting dat zij komen, ga ik er ook eene rooken. (Beide mannen steken eene sigaar aan).
SEPPE
(roepende).
Baas, zij zijn daar! - Zij komen af in eene koets, met twee paarden.. er loopen wel duizend jongens achter. BAAS STIEN.
Bravo! 'k Wensch dat er heel de stad achter liep. SEPPE.
Baas, geef mij ook eene sigaar, als 't u belieft? | |
[pagina 50]
| |
BAAS STIEN.
Daar! (Geeft hem eene sigaar). En ga nu spelen. - Frans, zie eens, in den winkel of Nolle kan verkoopen, als het een lastige klant is laat hem naar den bliksem loopen.
FRANS.
Goed, baas! (Af).
| |
Twaalfde Tooneel.DE VORIGE, LOTJE gevolgd door hare moeder, daarna DE KNEUKEL en MOSSELMANS.
LOTJE.
Vader, ik heb den eersten prijs! (Zij vliegt hem aan den hals. Baas Stien omhelst vurig zijne dochter).
TREES
(roepende).
Eerste prijs met algemeene stemmen, en flicitatie van de jury! (Zij vliegt haren man aan den hals).
BAAS STIEN
(met beide vrouwen aan zijn hart).
Dit is de gelukkigste dag van mijn leven! (Hij omhelst hen nogmaals).
TREES.
Haal spoedig eene flesch wijn of twee uit den kelder, de professors komen. BAAS STIEN.
De professors! - Tien flesschen als 't moet. (Wil weg).
| |
[pagina 51]
| |
DE KNEUKEL en MOSSELMANS
(statig).
(Te gelijk). Mijnheer De Gruyter, wij komen u feliciteeren wegens de groote eer die u te beurt valt.
MOSSELMANS.
Uwe dochter ziet eene schoone toekomst te gemoet! (Zij drukken Baas Stien de hand).
BAAS STIEN
(aangedaan).
Mijne heeren, ik ben zoodanig ge... aangedaan... dat ik niet weet wat zeggen. TREES.
Heeren professors, gij moet mijnen man verontschuldigen, hij is niet goed ter tonge. (Tot Baas Stien). Daar. (Biedt hem de sleutels). Haal eene flesch porto of twee... groene lak.
BAAS STIEN.
Ja, vrouwtje, met pleizier. (Af).
LOTJE.
Gelief u te zetten, professor Mosselmans. TREES.
Neem een stoel, professor De Kneukel. PIER
(met zijne hengelroeden, die hij in den hoek der kamer plaatst).
LOTJE
(vliegt hem aan den hals).
Nonkel Pier, ik heb den eersten prijs. | |
[pagina 52]
| |
TREES.
Met algemeene stemmen en flicitatie van de jury! - Wat zegt gij daarvan? PIER
(na Lotje omhelsd te hebben).
Proficiat! Kind, gij haalt er eere van... dat doet mij veel pleizier... veel pleizier! TREES.
Daar is professor Mosselmans en professor De Kneukel. PIER.
Zoo! - 't Is mij aangenaam uwe kennis te maken... mijne heeren! (Drukt hun de hand}.
TREES
(terwijl zij glazen op tafel zet).
Gij moet hem verontschuldigen, mijne heeren, dat hij niet beter gekleed is. - Het is niet uit gebrek, over twee jaar heeft hij het groot lot gewonnen van 150,000 frank. MOSSELMANS en DE KNEUKEL
(te gelijk).
150,000 frank! Proficiat, mijnheer! Proficiat! PIER
(T. z.).
Ik wist niet waar het zoo lang bleef. BAAS STIEN
(met twee flesschen).
Hier heb ik een koppel zwarte zusters van achter de boterkuip. 'k Ben zeker dat gij er mij goed zult van zeggen (Hij ontkurkt eene flesch en vult de glazen).
MOSSELMANS.
Wij zullen er toch nooit zooveel goed kunnen van zeggen als van uwe dochter. Zij doet eer aan hare familie, aan het conservatoire, aan gansch de stad. | |
[pagina 53]
| |
DE KNEUKEL.
Geen wonder! Zij heeft een diamant in hare keel. BAAS STIEN en TREES
(te gelijk).
Een diamant! (Zij bezien elkander zeer verwonderd).
PIER
(T. z.).
De kunst zal zijn om hem er uit te halen. DE KNEUKEL.
Wilt gij hooren wat er zondag in de gazet zal staan? BAAS STIEN en TREES
(te gelijk).
In de gazet! (Trees slaat de handen samen).
DE KNEUKEL
(haalt een papier te voorschijn).
‘De wedijvering’ een weekblad gewijd aan de Kunst. Luistert. ‘Nooit was de prijskamp voor zang in het Gentsch conservatorium zoo belangrijk als dit jaar. Mej. Charlotte De Gruyter, die den eersten prijs behaalde, bezit al de hoedanigheden, om eene zangeres te worden di primo cartello. - Zij heeft het groot aria uit “Robert le diable” gezongen, met een brio en eene virtuositeit, die menige reeds beroemde zangeres zou benijden... Wij drukken de hoop uit dat de ouders dezer begaafde kunstenares, geene kosten zullen sparen, om haar op het ingeslagen pad te laten voortgaan, want wij zijn verzekerd dat zij eenmaal haar vaderland tot eer zal strekken’. MOSSELMANS.
Een schoon artikel, professor De Kneukel. (Hij drukt hem de hand).
TREES
(verheugd).
Gaat dat in de gazet staan, Mijnheer? | |
[pagina 54]
| |
BAAS STIEN.
Dat is te veel, Mijnheer, wij gaan zot worden van geluk. PIER
(T. z.).
k Vrees het ook! DE KNEUKEL.
Dat zal gedrukt worden in groote letters. TREES.
Mijnheer, zult gij mij eenige nummers van dat blad bezorgen?... Mits te betalen, wel te verstaan. DE KNEUKEL.
Met pleizier, Madame. Hoeveel zoudt gij er willen? TREES.
Wel, bezorg er mij voor een frank of tien, 't is om aan de vrienden en kennissen te sturen. DE KNEUKEL.
Met pleizier, Madame, met veel pleizier. (Rik komt opgeloopen met een bloemtuil). Lotje, proficiat! proficiat! (Vliegt haar aan den hals. Zij omhelzen elkander teder. Frans, Nolle en Seppe volgen).
BAAS STIEN.
Bravo! Rik, dat is een schoon gedacht. LOTJE.
Rik, ik dank u hartelijk. | |
[pagina 55]
| |
PIER.
Laat er ons nu een glazeken op drinken. (Hij neemt een glas).
BAAS STIEN en TREES.
Ja zeker! (Eenieder neemt een glas).
MOSSELMANS
(plechtig).
Een oogenblikje, als 't u belieft? Dames, heeren... Hum! Mejuffer, mijn hart klopt van innige aandoening, van vreugd! Van hoop... Van innige aandoening, zeg ik, omdat het den waren kunstenaar steeds ontroert, kiemende talenten te zien wassen. Van vreugd!
Frans, Nolle en Seppe staan op den achtergrond te rooken) . Omdat er geen grooter genoegen bestaat voor een professor, dat zijn schreden op het hobbelige pad der kunst, gevolgd te zien, door wezens die het met rozen moeten bestrooien. - Van hoop! Omdat ik de vaste overtuiging bezit, dat Mej. Charlotte De Gruyter, eenmaal de prima-donna zal worden, zooniet van heel de wereld, dan toch van heel Europa.
ALLEN
(klappen in de handen).
Bravo! Bravo! TREES
(tot Pier).
Pier madonna, wat is dat, Pier? STIEN.
Pier madonna, dat is, dat is... dat is... gelijk men zou zeggen... Pier Dingemans. | |
[pagina 56]
| |
MOSSELMANS.
Als 't u belieft? Laat mij dus toe een heildronk voor te stellen op de gezondheid van Mej. Charlotte De Gruyter, de toekomstige prima donna! DE KNEUKEL
(Rik en de andere knechten).
Leve de prima donna! (Allen klinken en drinken).
DOEK. |