Don Juan
(1855)–Petrus Joseph Norbert Hendrickx– AuteursrechtvrijPetrus Joseph Norbert Hendrickx, Don Juan. Kennes en Gerrits, Antwerpen 1855
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: BIB.BL.001975/27, scans van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Don Juan van Petrus Joseph Norbert Hendrickx uit 1855.
redactionele ingrepen
p. 5: de kop is door de redactie tussen vierkante haken toegevoegd.
p. 11, 14: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald.
p. 79: sleehts → slechts: ‘roep Don Juan... Ik wil hem slechts’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (8, 10, 32, 34, 178, 180, 198, 200, 322) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
DON JUAN.
[pagina 2]
Er is aan de vereischten der wet over den letterkundigen eigendom voldaan.
Al de exemplaren voeren het handteeken van den schrijver.
[pagina 3]
DON JUAN
DRAMATISCH GEDICHT
DOOR
HENDRICKX.
Estote simplices............ - Nisi efficiamini siculi parvuli, non intrabitis in regnum caelorum. Evang.
ANTWERPEN.
1855.
[pagina 4]
drukkerij KENNES en GERRITS, hochstettersstraat, 1428.
[pagina 5]
[Voorwoord]Noch de naam welke aan dees werk ten titel verstrekt, noch de persoonage die hem draagt en er in wordt ten tooneele gevoerd, zijn, zoo als men het ligt gelooven zou, naar willekeur, door de verbeelding uitgevonden. Trouwens, de Spaansche kronijken gewagen van eenen man die ‘DON JUAN TENORIO geheeten, de dochter des commandeurs GONZALO DE ULLOA opligtte en dien ongelukkigen vader doodde, daar hij, ter redding van zijn kind, den schaker wilde achtervolgen. Zoodanig was de maatschappelijke rang dien Don Juan bekleedde, van het volk vereerd en, zoo groot de invloed welken hij op zijne tijdgenoten uit mogt oefenen, dat de wetten tegen hem onmagtig bleven en hij, ongestraft en vrij, den togt zijner wanbedrijven voort mogt zetten. - Op zekeren avond, was hij met eene onbekende vrouw afgesproken, om elkander in de Franciskaner kerke van Seville te ontmoeten. Hij ging er heen en werd, nadien, nooit meer terug gevonden. Men beweert dat hij, ten dien tempel, in de grafkapel van den commandeur, dezes standbeeld godloos had beleedigd en hij, op heeter daad gestraft, ter plaats, den grond was ingezonken.’
Zoo als men ziet, is de sensualistische figuur van Don Juan niets anders dan de held van deze Legende. Uit haar zijn, dan ook, de litterarische voortbrengsels ontstaan waar in hij, als hoofdpersoonage, wordt vooruitgezet en wel namelyk: - het drama van een spaansch Franciskaner monnik, voor titel voerende: El Burlador de Sevilla, - datgene van Molière, mitsgaders de losbandige, doch magtige uitboezeming van Byron en het beroemde libretto, door Lorenzo Da Ponte, voor Mozart's weergaloozen Don Giovanni vervaardigd.
[pagina 6]
Het huidige werk, - minstens voor wat de grondgedachte betreft, - moet even op die sage worden terug gewezen. Wy zeggen ‘voor wat de grondgedachte’ want, ‘voor wat de bewerking,’ deze heeft den loop gevolgd van onze droomen en werd geördend volgens eigenen aard, eigene zienwijs, eigene verbeelding. Tot dus verre mag dees gedicht afwijken van het heerlijke thema waar naar bovengenoemde Meesters hebben gewerkt, dat - zoo als het uit verderen uitleg blijken zal - het meestendeel der persoonagen welke wij op doen treden, beelden zijn waar van de handel en wandel, allegorischer wijze, deze of gene psychologische waarheid heeft te vertolken. Van dit punt uitgaande, kan men, met reden, beweeren dat, onder andere namen, als die van GONZALVO, DON CAESAR, FRANCISCA, LUIZA enz., verre van hersenschimmen te bestempelen, wezens kenschetsen die, in den vollen zin des woords, hun metaphysiek bestaan genieten. Zulks is zoo waar, Geachte Lezer, dat ge, bij voorbeeld, voor wat de twee eersten raakt, geenen stap in 't samenleven zet of de eene treedt u te gemoet en de andere gaat onzichtbaar aan uwe zijde. Schrijver dezes heeft het al eens beproefd en bidt God dat Hij u voor beider aanvechtingen behoede..... Libera nos a malo.
Nog ééne opmerking. - Uit den aanleg zelf van ons gedicht kan blijken dat het, ofschoon 't een volledig en op zich zelve staande geheel uitmake, dan toch, onzes inziens, eene onvoltooide eenheid is gebleven. Om wel te zijn, hoeft dees werk uit drie deelen te bestaan. Nu - worden de omstandigheden den schrijver gunstig, dan zal hij wel eens, op de twee huidige, het derde en laatste laten volgen.
hendrickx.
[pagina 7]
ter
VERHEERLIJKING
van het
HEILIG AANDENKEN
mijner
EEUWIGLIEVE DOODE
MOEDER.
[pagina 321]
DRUKFEILEN.
Op bladz. 52 | staat: zoo een overdreven weekheid; | lees: een zoo overdreven weekheid. |
Op bladz. 101 | staat: is den hemel; | lees: is in den hemel. |
Op bladz. 166 | staat: eene verlichte venster; | lees: een verlicht venster. |
Op bladz. 231 | staat: niet wat haar Dienaar zoo al vernemen mogt. Het vers is er niet; | lees: zoo al mogt vernemen. |
Op bladz. 277 | staat: wanneer gij zoo der andren rust wil stooren. | lees: wilt stooren. |
Op bladz. 296 | staat: wat mij nooit heeft gelogen | lees: wat mij nooit heeft bedrogen. |
Iet verbeteren der overige gelieve de Lezer op zich te nemen. |