'Sies mijn vlien, mijn jaghen'. Over vorm en inhoud van een corpus Middelnederlandse spreukachtige hoofse lyriek. Lund, UB, Mh 55 en Brussel, KB, Ms.IV 209/II
(2005)–A.C. Hemmes-Hoogstadt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
4 BesluitNa de voorafgaande hoofdstukken, waarin de interpretatie en de poëtica van de Lundse en Brusselse gedichten aan de orde zijn gesteld, hebben we meer zicht gekregen op de inhoud van deze teksten en op de wijze waarop aan die inhoud vorm is gegeven. Aan hun handschriftelijke overlevering en de plaats waar de gedichten mogelijk zijn ontstaan, is vooral aan het begin van dit boek aandacht besteed; ook over hun datering is zo nu en dan kort gesproken. Met deze gegevens en de daar al uit getrokken conclusies als uitgangspunt wil ik nu proberen tot een typering van de gedichten te komen en mijn visie te geven op hun plaats en tijd van ontstaan. Teksten en dus ook gedichten zijn echter geen op zichzelf staande uitingen van een auteur. Ze zijn gedicht en afgeschreven door en voor mensen en kunnen een bepaalde communicatieve, samenbindende en informatieve rol vervullen, bijvoorbeeld door verpozing te bieden, te stichten of te instrueren. Daarom wil ik in dit besluit tevens zien te achterhalen, welke informatie de fragmenten en de teksten mogelijk over hun kopiisten, hun auteur(s) en hun beoogde publiek prijsgeven. |
|