den brief. ‘Daar zal 't in staan!’ zegt hij en hij wijst naar het opschrift op het druksel: Collège St. Joseph. Hij weet ook alles, Jan Facteur.
Meester legt den brief op zij, hij is bezig met zijn ontbijt, hij moet vandaag op bezoek hij een collega in Herentals en hij voelt vaag dat die brief zijn dag bederven kan.
Fred zit aan tafel; hij heeft den brief gezien, hij durft er zijn oogen niet meer naar richten, hij kijkt obstinant door het venster en er is niets te zien dan een hooge lucht en de breede boog van een scherende zwaluw.
Meester staat recht, het is tijd dat hij henengaat, hij moet dien trein te Tielen halen. Hij kamt nog eens door zijn haren en als hij zijn hoed opzet, ziet hij den brief liggen. Ja, die brief. Hij doet een stap naar de deur, en dan keert hij zich toch om en grijpt den brief. Fred geraakt niet weg, het is te laat. Hij hoort het dorre scheuren van het papier en dan de onheimelijke stilte.
Meester knikt bitter, hij had het wel verwacht: 28e op 30. Nota: kan oneindig veel beter, wil niet, vreest elke inspanning. Le père recteur.
Hij werpt den brief op tafel met een doffe woede in dit gebaar. ‘Van heel den dag niet buiten!’ bijt hij. ‘Twintig vraagstukken tegen t'avond.’ Hij wil nog meer zeggen, maar hij bedenkt zich en schiet buiten.
Dan kijkt Fred op; er zit een hulpeloos lachje om zijn mond, hij speelt met zijn vingers.
‘Nu kunnen we vandaag niet naar grootvader!’ scheldt Merieke. ‘'t Is altijd 't zelfde.’ Er zitten tranen in haar stem. De oude Jane haalt de schouders op.
Fred zit daar licht gebogen. Hij kijkt rond met aarzelende oogen. Hij ziet toe hoe Jane brood en boter in den kelder zet, de kommen op den pompsteen en met de vod over de tafel gaat.
‘Kom, Merieke,’ zegt ze, ‘we gaan eens zien om die konijntjes.’
Tineke zal thuis blijven, ze moet op de soep passen die op het stille vuur staat.
Hij hoort de stappen in het gangetje wegsterven. Hij staat moe recht en slentert in de voorkamer, waar zijn boeken liggen, He rekenboek, - er is een peinzende, strakke glimlach op zijn aangezicht.