Dat vindt Janneke ook, hij knikt maar en steekt zijn handen naar de blozende kachel.
‘Koud is 't aan worden,’ zegt Janneke en hij kijkt niet op. Hij schuift zijn klak wat omhoog; er zit een roode rand in zijn vreemdbleek voorhoofd. ‘'t Mag wel eens vriezen,’ gaat hij verder. Het is of hij ergens ver heen moet en stapjes neemt die hem naar het doel zullen voeren. ‘Als 't maar niet te lang duurt.’ Ja, dat vindt meester ook. ‘Als we 't nu niet krijgen, komt het in 't voorjaar, en dan is het ruim zoo erg.’ Meester knikt maar en wacht. ‘Want als dat op de patatten slaat, ge ziet van hier.’
Hij kucht zoo eens, dat Janneke, en nog eens, winter is vallingenweer, maar daar ligt het kalf niet gebonden, meester weet dat beter. ‘En van patatten gesproken,’ zegt Janneke, - hij zit in zijn handen te wrijven en kijkt niet op, - ‘die van de laatste plek, die mochten gezien worden.’
Meester glimlacht. ‘Van die laatste plek, wat bedoel'de daarmee, Janneke?’
‘Ja, van die laatste plek, ginder achter de molen.’ En dan zegt hij kort, het is of het hem kost dit te zeggen. ‘Van dat proefveld, ja.’
‘Ja, Janneke, dat is meer gezegd geweest,’ beaamt meester rustig. ‘Daar is volk naar komen zien en 't was wel de moeite weerd. Maar dat is nu allemaal achter den rug, we zullen toekomend jaar weeral wel zien. En... dat ge hier nu zijt, Janneke, daar is toch niets met de jongens?’
Janneke kijkt plots op, maar meester onderstaat dien blik. ‘Neen,’ zegt hij, ‘daar is niets met de jongens. Maar die patatten.’ Hij zegt dat wat moeilijk. ‘Ge kent gij mijnen grond, ginder in 't laag. En ik wil dat nieuw goeds ook wel eens gebruiken. Hoe zal ik dat doen, meester?’
Meester glimlacht, daar zit Janneke Berten, dat eigenzinnig Janneke Berten. Hij kijkt naar meester op met onzeker oog, hij weet geen blijf met zijn handen.
‘Ja, Janneke, ik durf dat wel zeggen lijk het in de boeken staat, maar daar is wat meer bij noodig. De proefvelden, ik heb er mij mee gemoeid, dat zal ik niet loochenen, maar de agronoom heeft naast mij gestaan, dat is de man van het vak. Zal ik hem eens over dien grond spreken, daar is nu toch nog geen haast bij? Ja, - ge kunt dan nu al beginnen met dien