Het eten is gereed, de pap dampt op tafel. Ze eten zwijgend. En dan legt Klaasboer zijn lepel neer en zegt, schijnbaar achteloos: ‘Ik heb dat stuk van Jan Rielen gekocht.’
Karel kijkt hem aan, er is wel meer te zeggen. ‘Ha, dat stuk van Jan Rielen?’
De boer knikt. Hij staat recht en grijpt zijn klak; hij slaat een sjerp om. ‘Ga'de nog eens mee?’ vraagt hij.
Ze gaan over het smalle pad achter den huis, zoo door de bosschen. Het magere gras ligt levend van het vreemde maanlicht dat door de takken speelt. Het is oneindig stil in den hoogen vriesnacht; het plotse geritsel van dood hout en een ver geluid dat opklinkt en lui wegsterft, en de stilte is nog zwaarder.
‘Ja, ik heb dat stuk van Jan Rielen gekocht,’ herhaalt Klaasboer. ‘Hij heeft zoolang gezopen tot er een eind aan kwam. Het is het eerste stuk niet dat zoo weggeraakt, en 't zal nog 't laatste niet zijn.’
Karel kent dat stuk wel, een malsche wei op hei en bosch veroverd, een rustig stuk groen dat peislijk tusschen wild gewas en mager kanthout geschoven ligt. En de borrel weeral.
‘Hoe is dat gegaan?’
‘Ja, hoe gaat dat? Hij kan niet altijd bij dezelfden gaan, en op een avond geraakte hij hier. Hij heeft zitten schreien in de kamer. 't Kunnen zattemanstranen geweest zijn, die zijn gauw gereed, En we zijn rap akkoord geweest.’
‘En wat ga'de daar mee doen, vader?’
‘Hebben.’
Ja, hebben en anders niets. De heer moet daar niets van weten, het zijn ook zijn zaken niet. En hij zou er dingen over kunnen vragen, die Klaasboer niet te graag beantwoorden zou.
‘Hebben!’ herhaalt hij en weer hoort Karel die nauwverborgen vreugde in zijn stem, een trots dien hij in zijn vader niet kende.
Ze draaien het zandspoor in, achter het akkerland. En dan staat Klaasboer stil. ‘Daar!’ wijst hij. Hij stapt langs den beemd, traag, haast plechtig. Zijn oogen hangen lijk gezogen aan dat stuk wei, een heldere spiegel in dit verrukkelijke maanlicht, midden de zwarte bosschen.
‘Dat is het,’ zegt Klaasboer. Hij stopt zijn pijp en smoort aan, maar zijn oogen verlaten dat stuk niet.
‘Ik heb dat niet heelemaal betaald,’ zegt hij en het klinkt