nendaal, - stond de keizer moeilijk recht, steunend op den schouder van den prins van Oranje...’
‘Die meent het goed met het volk!’ onderbrak D'Hose.
‘...van Oranje, die naast hem stond. En dan verhaalde hij over zijn oorlogen, over zijn tochten. De Staten-Generaal had hij nu bijeengeroepen om hun mede te deelen, dat hij de Nederlanden afstond aan zijn zoon Filip, die voor hem knielde. 't Moet een treffend moment geweest zijn... Doodstil in de zaal...’
‘Mooi genoeg’, zei D'Hose schamper. ‘Maar de vraag is te stellen, wat we in de plaats zullen krijgen van wat we verliezen? Wij hebben 's keizers zoon hier gezien, en als we op 't uiterlijk moeten oordeelen, dan...’ Hij maakte een hopeloos gebaar.
‘Ja’, antwoordde Sanegrain bedachtzaam,‘dat is de vraag. We zijn misschien wel wat verwend geweest onder het zachte bestuur van de Vrouwe van Turnhout. En nu die ook heengaat...’
‘Vast?’ waagde van der Heyden.
‘Na 's keizers toespraak heeft zij ook afstand gedaan, voorwendend dat zij vroeger maar op uitdrukkelijk aandringen van den keizer het landvoogdijschap heeft aanvaard.’
Het was stil in de zaal. Buiten viel motregen, de ruiten dampten aan.
‘De zomer is voorbij’, deed van der Beken wijsgeerig, ‘dit is de winter... Maar als Maria van Hongarije hier te Turnhout blijft?’
Sanegrain haalde de schouders op. ‘Te Brussel werd verteld dat de keizer gezegd had, dat hij niet lang meer in de Nederlanden zou verblijven, maar dat hij naar Spanje zou afreizen en voorgoed. En de landvoogdes zou haar broeder volgen.’
Buiten klonk trompetgeschal. Aan de kaak stond een man vastgebonden, half naakt. Twee beulsknechten geeselden hem met berkenrijs. Volk was er rond saamgetroept.