ten, die hier en daar zoo mooi zijn, dat men er nog treuriger door wordt. Bruggen op en af - een oud huis met een eenvoudigen, edelen gevel als een goed vriend begroeten. Van de booten wordt vracht geladen door menschen in natte, kleffe kleeren. Hun stemmen zijn schor en heesch. Neen - mooi en vrolijk is dit alles eigenlijk niet.
- Welk een zware kist draagt die man. Hij gaat er geheel gebogen onder. Zwaar en massief staat de kist nu op den grond, op de natte glibberige straatsteenen in den zacht druipenden regen. Een naam is in dikke letters op die kist geschreven: ‘Rio de Janeiro’.Welklinkende klanken - Rio de Janeiro - Maar waarom komen me tranen in de oogen bij deze naam? Waar moet ik heen met die tranen en m'n angstig hart?...... Er was een plaats bij deze schoone vreemde stad, die heette ‘Ilha das flores’ - ‘bloemeneiland’. Een eenzaam eiland in een sprookjesstille baai. Vlakke, lichte daken, palmen, die men weerkaatst zag in een onwerkelijk blauw water. Op dit eiland was het emigranten-hotel. Hier werden voor de eerste dagen allen opgenomen, die in deze tropische, vreemde wereld een nieuwe toekomst zochten. Hoe zonderling pasten de bleeke zorggezichten bij de warme, trillende schoonheid van die plaats. Ik kon de stad ingaan - de stad, die er als een paleis in een wondertuin uitzag. Daar was een strand ‘Praia’ - wat zijn die namen alle mooi - een vrij strand. Men kon er eenvoudig in zijn badpak loopen. Daar waren breede promenaden, hooge palmen en ver, ver gingen de straten langs de baai. Doch vooral, de zon was er en de blauwe, hardblauwe hemel en goede, omhullende warmte. En wanneer de zon te heet werd, teveel wilde geven, trok men naar Leme of Copacabana, die door de golven van den Oceaan bespoeld werden. En overal waren bergen en heuvels, waar het ook goed was te zijn voor hen, die niet tegen de hitte konden. Ik echter hield van de warmte, het goudtrillende licht en den strak blauwen hemel ...
- Waarom doemden ginds in de lichte, zonbeschenen straten grijze, zware luchten voor me op boven oude, verwelkte grachten? Waarom, waarom toch ben ik ziek van verlangen geweest naar de donkere, sombere buurten, waarin ik me nu zoo triest en ongelukkig voel?
- Mannen in natte, kille kleeren dragen de kist naar een der grauwe pakhuizen - de kist met het opschrift: Rio de Janeiro...
M. Dorna. Het Vaderland, 16 januari 1927.