Bob Hanf 1894-1944
(1982)–Toke van Helmond, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermdWaarin opgenomen Christiaan Philippus' Mijmeringen over de nachtzijde van het leven
[pagina 197]
| |
XIIs dit wel mijn oude gracht? -
Ze lijkt breeder dan gewoonlijk;
over 't rimpellooze water
scheert een groote maag're meeuw.
De lucht is klam, er is geen zuchtj' en
't is zoo stil dat ik het bonzen
van mijn hart kan hooren...
Aarz'lend
draai 'k het hoofd naar rechts, waar, bij de
brug, nog steeds de krul staat. - Eérst
zie 'k daar niets bijzonders, maar dàn,
roerloos in het donk're water
vlak eronder, - 'n hand die met
kromme vingers stijf omhoogsteekt!
'k Wil probeeren weg te komen,
maar - de deur van de kazerne
staat wijd-open en 'k vertrouw 't daar-
binnen niet...
Toch lukt het. Aan het
einde van de gracht sla ik een
hoek om. - 'k Ben nu in een leege
straat met hooge huizenrijen.
Onder wit-blinkende ramen
loop ik voort, 'k weet niet hoelang;
ik heb àlles weer vergeten,
'k voel mij tamelijk gelukkig.
Bij een bank in 't Vondelpark
blijf ik staan. - ‘Hier moesten rozen
bloeien,’ denk ik, ‘(om met Jacob-
senGa naar voetnoot* te spreken), rhododen-
drons en rozen... Ben ik soms niet
al eens eerder hier geweest? - Waar-
schijnlijk in een droom: in de na-
tuur bloeien rozen pas veel
làter dan de rhododendrons.’
| |
[pagina 198]
| |
- Daar zie ik op de bank een
oude bult'ge dame zitten
met een reticuul.
‘Meneer’,
zegt ze, ‘dat moet een foutief her-
in'ringsbeeld geweest zijn; maar nu
droomt u wèrk'lijk.’
‘Dank u, dame,’
zeg ik, neem beleefd mijn hoed af
en ga weer naar huis terug
in de hoop nog wat te kunnen
slapen, - maar dan zonder droomen.
|
|