Sevende Pael.
Bedeelinge der Pesten.
PAracelsus is in sijn Paramirum beesigh, om te betoonen dat alle sieckten, geene uytgesondert, zijn vijfderley in oorspronck, in wesen en geslacht: moetende daerom by vijfderley besondere zeden en middelen genesen worden; d'eerste noemt hy ens naturale, naturelijck en oorspronckelijck komende uyt het gewas der elementen. Dese pest heeft hy in sijn andere boeken van de pest uytgesloten; soo men hier acht op het gene hy elders seght, de naturelijcke pest vierderhande te wesen, volgens de vier elementen, soo sal het ens naturale by hem in vieren moeten gescheurt wesen: d'ander noemt hy ens astrale, als uyt den gesterrenden hemel voortvloeyende. In sijne boecken de Peste, Pestilitate, de Peste cum additionibus, &c. spreeckt hy alleenelijck van dese, en vergeet alle andere: het derde uyt eenig gift, genoemt ens veneni, als oft het gift iet buyten, bezijden, oft boven nature was: het vierde ens spiritale, by medewerckende geesten, soo wel der duyvelen, gespoocken, als hexen, vyant-werck, en vloecken der wanhopigen: en het leste komende boven nature, en sonder middel uyt de verbolgentheyt Godts, noemt hy ens fidelium, of deale. In sijne wijtloopige boecken der pest vergeet hy dese pesten; 't is waer dat hy in het minste niet en volght dese bedeelinge in sijne boecken, de peste, Pestilitate, additionibus, &c. ter avonture dat sy anders zijn in tijde, dan sijn