stelt worden in hen vorigen en geheelen stant; soo en baeten daer geen andere middelen, dan die de selve met alle snelheydt uyt het lijf ruymen; dien volgende souden haere purgatien en aderlatinge het hooft-stuck wesen, nochtans mits de selve in de pest schaedelijck zijn bevonden, soo valt oock de wet om leegh, die de bedorven humeuren in de pest invoert; soo dan oock de humeuren, staende in het bedorven worden der pest, eenige oorsaecken waren, soo moesten sy een vast middel voorgewent hebben, 't welck stracks alle bederffenisse belette, en dit is tot noch toe vergeten gebleven. Maer dewijl de pest soo snel is, dat soo haest men die gewaer wort, alreede de bederffenisse binnen is, en uyt het lichaem roockt, soo souden de humeuren bedorven zijn, eer sy bedorven soude wesen. Fernelius heeft den a.b. de rerum causis genoeg bewesen, dat de pest niet en komt uyt voorgaende verrottingen, noch ontsteltenissen des weders; des heeft hy wijser geweest dan alle sijne voorsaeten. In alle recepten tegen de verderffenisse, heb ick weynigh troost gevonden, namentlijck het theriakel (wesende het voornaemste) heeft duy deelen honighs, tot een wicht der kruyden, die welcke veel, verscheyden, oneensaem in krachten, dor, hert gesloten, verandert, versoden met den honigh, en noch te verduwen staende by een slappe vergiste maegh, geven my kleyne hulpe en luttel troost, om onsen geest des levens te vestigen, na wiens afscheyt ons de verderffenisse stracks aenvangt. De koecxkens der viperen, gesoden te Venetien, naer het beschrijven Galeni, zijn krachteloos, onder het versieden vervlogen, in het vleeschsop uytgemergelt, en in het droogen te niet gedaen. Immers niet alleen en hebben onse voorsaten niet genoemt, welcken van de humeuren in de pest verderst; maer oock noch niet hoedanigh dese bederffenis der humeuren is, die somtijts in weynigh stonden begint en vermoort; op dat men de gissinge in 't verhoeden en heelen daer na hadde mogen stieren: sulcks dat het schijnt, dat sy daer na geraetslaeght hebben, te vreden zijnde geseght