wijnen amper wordende door de koude, ten zy sy haer moeder hebben, eten haer verwe op, die een tastelijck lichaem heeft, en een vluchtige aerde, hierom kan den rooden wijn qualijck overjaerigh worden, ten waer hy des geest veel hadde, soo als Tintillo de xeres, en den gestoofden ongepersten rooden wijn van Bourgondien. Den witten wijn, staende met de moeder, wordt stracks slap, staet dan sonder moeder, op dat sijn suer geen lichaem ontmoetende, mocht lang in sijnen standt blijven. Het suer des wijns, hebbende den gist opgegeten, en sijnen wijnsteen aen 't vat gekleeft, en is niet meer wijn en gist vermengt, soo als 't was in den onklaren wijn, maer is een derde wesen. Want verbrant zijnde, vint men in elck pont wijnsteens ontrent drie oncen Alcali, oft loogsout; 't welck niet en is het suer des wijns, maer nu door 't op-eten is 't lichaemelijck geworden. By voorspel, den gedistilleerden edik op-etende den glet, menie, oft ceruyse, sijnen suer-geest, die vluchtigh is, wordt tot een soet sout, den alluyn gelijck, verwandelt, het welck oock nu bestaet in 't vier, en gebrant zijnde, wordt een loogsout. Oock alle suersout, gestelt op eenigh loogsout, wordt stracks ingedroncken tot een vast lichaem, bestaende in de brant des viers. De vetheyt dan, uyt den gist des wijns, en de vetheyt uyt den klaeren wijn getrocken by distillatie, zijn wel de selve olie, die men uyt den wijnsteen treckt; item den Druckers inckt, uyt den half-gebranden wijngist, en uyt den half-gebranden wijnsteen gemaeckt, zijn wel de selve: doch den suer-geest uyt den wijn is vluchtigh in 't distilleren, en in den wijnsteen is een vast lichaem des souts verwesent; waer door hy oock in 't water gesoden, weder ontweyckt, en namentlijck, soude oock in kout waeter weder ontweycken, en waer sijn geronnen suersout niet belet door de opgegeten aerde, de welcke hoewel sy is opgegeten, nochtans evenwel blijft aerde als voren. Hier mocht Paracelsus sien, wat noodt hy hadde om eenen wijnsteen te vedichten in erweten, boonen, graen, kruyt, vruchten, vleesch, visch, in alle spijsen