De Hollandsche natie
(2009)–Jan Frederik Helmers– Auteursrechtelijk beschermdBronnenWat waren - afgezien van zijn eigen gedichten over verwante onderwerpen - Helmers' bronnen bij het schrijven van De Hollandsche natie? Om die vraag te beantwoorden kan men te rade gaan bij de catalogus van zijn nagelaten boeken. Na zijn dood liet Helmers een grote bibliotheek na, die op 27-29 april 1814 te Amsterdam publiekelijk geveild werd.Ga naar eind87 Uit Helmers' boekenbezit spreekt een brede interesse: er staan | |
[pagina 55]
| |
godgeleerde, natuurkundige, geografische, juridische, medische, historische en dichtkundige werken in, geschreven in verschillende talen (Frans, Duits, Engels, Latijn). Opvallend is de grote hoeveelheid werken van zeventiende- en achttiende-eeuwse Nederlandse dichters, onder wie Vondel, Bilderdijk, Feith en Van Merken. Van de laatste is het dichtwerk zelfs in drievoud aanwezig. Daarnaast zijn de Franse schrijvers goed vertegenwoordigd, met name Voltaire, Pierre Corneille en Jacques Delille. Ook de hoeveelheid reisbeschrijvingen springt in het oog; er zijn onder meer verslagen te vinden van de Britse ontdekkingsreizeigers James Cook en George Vancouver, die ook beiden in De Hollandsche natie genoemd worden. Blijkens de veilingcatalogus kan Helmers zijn kennis dus uit een breed scala aan teksten hebben geput. Dat maakt het lastig om precieze bronnen aan te wijzen. Alleen al op het terrein van de zeevaart, waaraan Helmers de vierde zang wijdt, noemt Van Hattum zeven mogelijke inspiratiebronnen, waaronder gedichten van Vondel, Antonides van der Goes, Jan de Marre, Maria Petronella Elter-Woesthoven en de Franse dichter Esménard.Ga naar eind88 Om het overzichtelijk te houden beperken we ons hier tot Helmers' belangrijkste inspiratiebronnen, die in de tekst duidelijk traceerbaar zijn. Als eerste moet dan het Portugese heldendicht Os Lusíadas (1572) van Luis de Camões genoemd worden. Met dit werk beoogde Camões de Portugezen een nationaal heldendicht te geven, zoals Vergilius dat met de Aeneis aan de Romeinen had gedaan.Ga naar eind89 Os Lusíadas beschrijft de geschiedenis van het Portugese volk met de ontdekkingsreis van Vasco da Gama (1469-1524) naar het Verre Oosten als het absolute hoogtepunt. Deze reis heeft het karakter van een kruistocht: de Portugezen hebben als missie het ‘ware’ geloof te verbreiden en worden neergezet als het uitverkoren volk. In de vierde zang van De Hollandsche natie is de invloed van Camões prominent aanwezig, met name in de scène waarin de afschrikwekkende nevelvorst vlak voor Kaap de Goede Hoop het woord neemt. In Os Lusíadas komt een zelfde verschijning voor (Adamastor = de ontembare) die onheilspellende woorden tot Vasco da Gama richt. Er is echter een belangrijk verschil: bij Helmers wordt de toon van de nevelvorst onmiddellijk vriendelijk, wanneer hij ziet dat hij met Nederlanders te maken heeft. Hij beschouwt hen als de redders van het Oosten | |
[pagina 56]
| |
en Houtman krijgt juist bemoedigende woorden te horen.Ga naar eind90 Helmers herschrijft in feite Camões' epos om te laten zien dat niet de Portugezen, maar de Nederlanders de echte verlossers van het Oosten waren. Ook de passage over het door Tasman ontdekte Vrienden-eiland gaat rechtstreeks terug op Camões, namelijk op diens beschrijving van het door Venus geschapen Tovereiland der liefde, waar de Portugezen op weg terug naar Lissabon verpozen. Daarnaast heeft Helmers verschillende uitdrukkingen ontleend aan Os Lusíadas.Ga naar eind91 Een ander epos waardoor Helmers zich liet inspireren, is de La Henriade (1728) van Voltaire. Dit werk gaat over de belangrijkste verdiensten van Hendrik van Bourbon, koning van Navarre, die in 1589 koning van Frankrijk werd. In zijn dissertatie over de invloed van de La Henriade op de Nederlandse literatuur wijdt Minderhoud ook enkele pagina's aan De Hollandsche natie. Hij wijst onder meer op parallellen tussen Helmers' beschrijving van het elysium (verblijf der gelukzaligen) en Voltaires weergave van een liefdestempel.Ga naar eind92 Ook wijst hij op overeenkomstige uitdrukkingen in de Oosterse liefdesvertelling van Adeka en Afron en Voltaires beroemde liefdesepisode tussen de koning en de schone Gabriëlle.Ga naar eind93 Inderdaad doen Helmers' verzen soms denken aan die van Voltaire, maar van letterlijke vertalingen is geen sprake. Helmers ging verder te rade bij twee andere Franse dichters, namelijk Jacques Delille (1738-1813) en Jean-Jacques Lefranc de Pompignan (1709-1784). Anders dan bij Voltaire en Van Haren gaat het hier wel om letterlijke vertalingen uit hun werk. Vandaag de dag zouden we spreken van plagiaat, maar in Helmers' tijd was het gangbaar om de kunst af te kijken bij andere dichters, mits er niet te slaafs werd nagevolgd.Ga naar eind94 Twee passages uit De Hollandsche natie zijn ontleend aan L'imagination (1806) van Delille. Het gaat om Helmers' beschrijving van Zwitserland als heilstaat en de vergelijking van De Groot met Atlas (waarbij Helmers de naam van Voltaire door De Groot heeft vervangen).Ga naar eind95 Helmers' vergelijking van de Nederlandse macht met een nietig vlokje sneeuw dat in een lawine verandert, is een navolging van een passage uit Delilles L'homme des champs ou les géorgiques françoises (1800), een werk dat door Bilderdijk vertaald werd.Ga naar eind96 Een strofe uit de eerste zang van De Hollandsche natie, waarin het ‘Lybiaansche rot’ de zonnegod beschimpt, gaat terug op een destijds zeer be- | |
[pagina 57]
| |
kende strofe uit Ode sur la mort de Jean-Baptiste Rousseau (1741) van De Pompignan.Ga naar eind97 Wie verder speurt, stuit ongetwijfeld op nog meer parallellen met het werk van buitenlandse dichters. Daarnaast zijn er tal van Nederlandstalige gedichten als mogelijke inspiratiebron aan te wijzen. De belangrijkste is ongetwijfeld Van Harens orangistische heldendicht De Geusen, waarvan de uitgave door Bilderdijk van 1785 in Helmers' boekenkast stond. Verder valt te denken aan Van Merkens heldendicht Germanicus, Bilderdijks romance over Beylinc (1802) en Feiths lierzang op Michiel de Ruyter (1784) - dit laatste gedicht wordt in De Hollandsche natie overigens expliciet genoemd. Ook de door hem zo bewonderde Vondel, auteur van onder meer Het lof der zeevaert (1623), zal een modelfunctie hebben vervuld. In de zesde zang van De Hollandsche natie is bijvoorbeeld een subtiele verwijzing naar enkele verzen uit het treurspel Lucifer (1654) van Vondel te vinden.Ga naar eind98 |
|