41
Nu denk ik aan de nieuwe mens, de komende, want hopeloos zou het leven zijn, als dit er niet was. De eenzame voedt zich met verwachting en bezint zich daarop, hoe zijn leven zich verlengt met sprongen van mens tot mens. God opent zijn oog voor de eenzaamheid; er zijn nog onbekende kameren daarachter, in een droom wordt hij verlokt daarbinnen te treden. Hij waagt zich in nòg groter eenzaamheid, de alleenheid van twee mensen die bij elkander zitten.
Ik heb Europa aan mij gekruisigd, ik heb mijzelf verstrakt tot een krampend kruis dat willig de zwaarste lasten torst. Aan onze voet bewegen zich de volkeren, verdwaasde vluchtelingen door een zonloze dag. Maar wij...
Iedere mens is ofwel gekruisigde ofwel het kruis... Maar juister nog: twee mensen zijn samen de verlossing van een nieuwe mens.
Hij zal leven in de eenzaamheid van twee mensen en groeien als Johannes in de woestijn: sterk zal zijn arm zijn, en luid zijn stem; hij zal moedig zijn tussen de dieren. Hij zal de wijze eenzaamheid kennen van ginds, en de vereenzaamde wijsheid van hier. Hij zal de stamvader worden van een groot, nieuw volk. Ik heb hem verkozen, de eenzaamste aller vrouwen tot een moeder; ik heb een espeblaadje geplant in de savanna.