| |
| |
| |
VII De verworvenheden van een revolutie
Enkele maanden al na de rebellie werd de toestand in het legale deel van Spanje, en in het bizonder in Catalonië uitermate gecompliceerd. Er heerste natuurlijk grote nervositeit en spanning, omdat het volkomen neerslaan van de opstand weliswaar binnen afzienbare tijd bereikbaar geacht werd, maar toch veel langzamer en met veel meer offers gepaard ging dan men aanvankelijk vermoedde, en omdat de burgeroorlog in wezen een internationale krijg was geworden. De snelle en krachtige wijze waarop de hoofdsteden Madrid, Barcelona en Valencia de opstandelingen onder de knie kregen, deed geloven dat men in gelijk tempo het overige Spanje tot het wettige gezag zou kunnen terugbrengen. Helaas wist iedereen al ras, dat de rebellen in alle opzichten geholpen werden door een paar fascistische regeringen, terwijl de legalen aanvankelijk gespeend bleven van elke effectieve hulp van Frankrijk en Rusland, de twee rijken waarnaar het grootste deel van de volkssympathie uitging. Wat men tè laat heeft geweten is: dat de spaanse regering zelf de spontaan aangeboden hulp van Frankrijk heeft geweigerd, en gevraagd heeft om het niet-interventie-pact, dat eerst recht de buitenlandse interventie in de hand zou werken. Doch om juist te zijn: er heerste wel bezorgdheid, maar geenszins pessimisme. Dat blijkt wel uit de moed en de vaardigheid waarmee men, terzelfdertijd dat de strijd aan vijf fronten tegelijk gevoerd werd, in het achterland en vooral in de hoofdsteden arbeidde aan de sociale hervorming van de Republiek. Zo is bijvoorbeeld het gehele onderwijs gere-
| |
| |
organiseerd en op moderne leest geschoeid, en dit nieuwe, breed-opgevatte onderwijsplan (een eenheids-plan dat van voorbereidend tot hoger onderwijs loopt) zou al met 1 October '36 in werking treden. De ontruimde kloosters bieden plaats genoeg voor nieuwe scholen en instituten.
Van nog ingrijpender aard was de nieuwe structuur van het economische leven, waarbij Catalonië aan de spits ging, en de regering van Madrid-Valencia slechts langzaam volgde, door allerlei omstandigheden die een speciale bespreking vergen. Van ‘socialisatie’ of ‘collectivisering’ was nog lang geen sprake, ondanks het geschreeuw van talrijke lieden die zich ‘bedreigd’ voelden. Maar de Economische Raad welke van de Catalaanse regering opdracht gekregen had te zorgen dat zoveel mogelijk rekening gehouden werd met de belangen van arbeiders en boeren die hun leven ter beschikking gesteld hadden van de democratische Republiek, voerde een aantal besluiten door, die het gehele zakenleven vrij snel van aspect deden veranderen. Niet altijd ten goede overigens.
Zo nam deze Raad de gehele regeling der productie in handen, benevens het export-monopolie. Zij zorgde ervoor dat het grootgrondbezit in handen zou komen van de boerensyndicaten, oefende contrôle uit op de banken, en organiseerde de opneming der werklozen in landbouw en industrie.
Is dit dan geen begin van een socialistische arbeiders-republiek? Dat zal voor een groot deel afhangen van het verloop dat de antifascistische strijd, - niet het minste buiten Spanje, - neemt, alsook van het tempo daarvan. Want zeker is, dat deze burgeroorlog voor Spanje in elk geval een aderlating beduidt, die door zijn langere duur de ergste catastrofen tengevolge zal hebben.
Dit weet de tegenpartij evenzeer, en wanneer zij, gelijk met zekerheid bekend is, in Badajoz 1500 arbeiders en in Córdoba, in Zaragoza en in Málaga overal meer dan 3000 arbeiders neerschiet om de overige bevolking en heel de rest van Spanje te intimideren, dan doet zij dit, omdat zij,
| |
| |
zoals van meet af aan het geval geweest is, va-banque speelt. Waar de fascisten een landstreek moeten ontruimen, wordt alles te vuur en te zwaard verwoest; deze ‘nationalen’ willen liever dat hun vaderland niet meer bestaat, dan dat het door hun ideologische (en klasse-) tegenstanders wordt geregeerd. Dit is een uitspraak van Franco in hoogst eigen persoon. De rebellen verdedigen zich met de moed der wanhoop, zij zijn moreel haast altijd in defensieve positie, daar zij hun soldaten niet meester zijn en geen massa achter zich hebben. De enige zedelijke kracht die zij naar buiten tonen, is die welke van de Kerk afkomstig is; immers deze heeft aan de rebellie het karakter van een godsdienstoorlog verleend. En wie met eigen ogen gezien heeft hoe geestelijken in soutane, tussen de fascisten het geweer op de arbeiders richten, of Marokkaanse huurlingen met medailles en scapulieren omhangen alvorens ze los te laten op hun eigen landgenoten, die kan er niet langer aan twijfelen dat deze burgeroorlog in wezen een dubbele oorlog tegen Rome moet zijn. Tegen dat van Mussolini en tegen dat van het Vaticaan.
Het valt ook niet te ontkennen dat de rebellen, dank zij de versterking die de voortgezette buitenlandse hulp hun biedt, ook nog een aantal aanmerkelijke voordelen hebben weten te behalen; vooral door de verovering van Badajoz, waardoor zij nu een gesloten front hebben gekregen van Algeciras tot aan de Pyreneeën, terwijl zij Madrid half omsluiten, en de legalen aan verspreide fronten moeten vechten. De opstandelingen weren zich ook met de moed der wanhoop, wel wetend dat de wederzijdse verbittering zó groot geworden is, dat er noch aan genade, noch aan verzoening valt te denken. De bemiddelingsvoorstellen waarmee vooral buitenlandse diplomaten of in beide kampen onmogelijk geworden staatslieden gelijk Alcalà Zamora zich druk maken, worden in Spanje slechts met hoongelach beantwoord.
Het volk heeft geleerd wat de macht waard is, en hoeveel het in korte tijd bereiken kan op sociaal gebied, wanneer
| |
| |
het eenmaal zelf de wapens in de hand houdt. Het denkt niet meer aan retireren. En het dilemma van het avontuur waarin men Spanje te kwader ure gevoerd heeft, luidt dan ook: òf volkomen vernietiging van de fascistische reactie, met tot gevolg het ontstaan van een Federatie van meer en minder socialistische Spaanse republieken, - hetgeen natuurlijk van ontzaglijke invloed zal zijn op de Europese politiek; òf volkomen vernietiging van het in wording zijnde ‘anarco-socialisme’ (deze typisch-spaanse fusie van opvattingen en tendenties die bezig is te ontstaan bij het ‘Revolutionaire Arbeidersfront’), hetgeen gelijk staat met vernietiging van de gehele arbeidersklasse in dit land. Spanje zou zonder dit arbeiders-element echter volledig aan vreemden overgeleverd zijn, niet slechts aan hun invloed, maar ook aan een invasie van vreemdelingen: in de eerste plaats van Duitsers en Italianen. En wat dáárvan de gevolgen voor Europa kunnen zijn, daarover is al genoeg gezegd door anderen.
De rebellen, - niet de weinig-snuggere generaals maar de ‘conservatieve’ politici die hen tot dit bedrijf hebben aangezet, - moeten zich dit alles stellig welbewust zijn. Ze vrezen echter de invasie, - het verdelen van Spanje onder de fascistische grootmachten, - niet. Dat blijkt het duidelijkst uit de Marokkaanse politiek van Franco, die rustig het protectoraat discrediteert en prijsgeeft. En nòg duidelijker blijkt het uit de houding van de begerige bondgenoten, die weten waarvoor ze maling hebben aan alle non-interventie-pacten.
Wat de lictoren-bijl aan moten gehakt heeft, zal tot aas moeten worden voor de zwarte rijksadelaar.
De legale regering verkeert bij dit alles in het klassieke dilemma van den ezel van Buridan. Het volk had met een juist instinct voor zelfverdediging naar de wapens gegrepen, en had daarmee ook in feite de macht in handen genomen. De regering hield zich kleintjes totdat zij de situatie kon overzien, en totdat zij zich op de hoogte gesteld had van de houding welke de Europese grote mogendheden van plan
| |
| |
waren in deze aangelegenheid aan te nemen. Deze burgerlijke regering, met al de fouten van een geburocratiseerd, corrupt parlementair systeem behept, kon niet anders dan wankelen en vrezen voor haar eigen bestaan. Zelfs de geringste socialisering van Spanje zou haar totale verdwijning met zich meebrengen. Het lag dus op haar weg dit socialiseren met alle beschikbare middelen tegen te gaan. Bovendien was geen van de ‘democratische’ mogendheden, - de enige op wier steun zij meende te mogen rekenen, - van een verandering in de status quo der Middellandse zee gediend. En een zelfs maar enigermate gesocialiseerd Spanje zou ongetwijfeld spanningen teweegbrengen, die de toch al niet stabiele toestand van Europa niet scheen te kunnen verdragen. De internationale angstpsychose werd door Italië en Duitsland handig aangewakkerd. Het lag op de weg van Frankrijk, Rusland en Engeland om de legale regering van Spanje te steunen; maar de prijs die daarvoor betaald moest worden, was even voor de hand liggend: de garantie dat er in het land van socialisme of communisme of anarchisme (libertair communisme) geen sprake zou zijn. Dat de politiek van gematigde burgerlijke democratie zou worden voortgezet.
Deze garantie kon de regering van Azaña en Largo Caballero niet geven. Want inmiddels had het gewapende volk van de gelegenheid gebruik gemaakt een deel van zijn practische wensen meteen te verwerkelijken, en het toonde zich van zins ook de verdere realisatie van zijn sociale idealen door te zetten. Het begin van de burgeroorlog werd tegelijkertijd het begin van een sociale revolutie; dat was een onvermijdelijke gang van zaken. Want de burgeroorlog droeg aanvankelijk meteen het karakter van een klassenstrijd. En het is de regering eerst na lang en sluw manoeuvreren, - en dank zij de eenstemmigheid der officiële Volksfronters in dit opzicht, - gelukt de strijd dit karakter voor een goed deel te doen verliezen. Zowel de leden van de IIde als van de IIIde Internationale
| |
| |
hebben al het mogelijke aangewend om een sociale revolutie in Spanje onmogelijk en het reeds ondernomene weer ongedaan te maken. Wat ook hun redenen hiervoor geweest mogen zijn, zeker is, dat zij op deze wijze in strijd hebben gehandeld met hun theoretische beginselen en tegen de practische wensen van het overgrote deel der spaanse arbeidersmassa in. Het zijn de anarchisten, anarcho-syndicalisten en de zogenaamde communistische oppositie (ten onrechte ‘trotskisten’ genoemd in Spanje) die met alle geweld reeds thans de sociale revolutie willen doorzetten. In Catalonië vertegenwoordigen zij ruim 75 % der arbeiders; ook onder de milicianos vindt men slechts 25 % marxisten en republikeinen. Het is dus duidelijk in welke richting de volkswil daar gaat. In de rest van Spanje zijn de meningen meer verdeeld, en is de arbeidersbeweging veel zwakker.
Tengevolge van dit feit heeft de Revolutie zich in Catalonië beduidend sterker doorgezet dan elders in het land. Catalonië is ook het voornaamste industrie-gebied van Spanje, en economisch het verst ontwikkeld. Dit dóórzetten van de Catalanen komt de centrale regering van Madrid-Valencia en haar buitenlandse inspirateurs uiterst ongelegen. En het is deze ongelegenheid die de sleutel oplevert voor vele ‘onverklaarbare’ gebeurtenissen in Spanje. Bijvoorbeeld van de hongersnood in Barcelona; van het uitblijven van ieder offensief der legalen in Aragón, bij gebrek aan wapenen; van de frequente regeringscrisissen bij de Generaliteit; van de bloedige ruzies tussen arbeiderspartijen onderling; van het bijna totaal ontbreken van deviezen, etcetera.
Het is interessant na te gaan, waaruit dit begin van een sociale revolutie in Catalonië heeft bestaan, en tevens te zien hoezeer de rest van Spanje zich van iets dergelijks heeft onthouden.
Men is begonnen met de plooibare en schrandere president Companys aan het hoofd van de Generaliteit te laten, en men heeft het kunnen beleven, dat Companys tegen de
| |
| |
zin van de republikeinse partij, waartoe hij behoorde, de revolutie heeft geprezen en aangemoedigd. In September '36 besloten de anarchisten mede te werken aan de Catalaanse regering, die toen werd samengesteld uit vertegenwoordigers van alle partijen. Deze regering is nog geen volle drie maanden aan het bewind gebleven, maar de voornaamste revolutionaire verworvenheden zijn aan háár te danken geweest. Daarna is een periode van gestadige teruggang begonnen, en van steeds grotere aanpassing aan de contra-revolutionaire wensen der Centrale Regering van Valencia, die onder de leuze ‘eerst de oorlog winnen’ alle revolutionaire ambities de kop in tracht te drukken.
De aanvankelijke ‘revolutionaire’ regering van Catalonië legaliseerde door middel van decreten die socialistische maatregelen welke gedurende de eerste weken van de opstand spontaan getroffen waren door de arbeidende massa. Zij kende een uitkering van 10 pesetas daags (± ƒ 2.-) aan alle milicianos toe, zowel aan het front als in de achterhoede. Zij verlaagde alle huishuren met 25 %. De eerste maatregel werd ook door de regering van Madrid genomen, die daarna in haar benardheid eveneens de huishuren met de helft(!) verminderde, waarop Catalonië onmiddellijk óók de verlaging tot 50 % doorvoerde. Ik vermeld deze verworvenheden het eerst, omdat zij in zo hoge mate ‘populair’ waren, net als de spontane teruggave van kledingstukken, huisraad en naaimachines (duizenden!) uit de banken van lening.
De plaatselijke comité's, die eerst het heft in handen genomen hadden, werden al in October ontbonden, en naar analogie met de Generaliteit (evenredige vertegenwoordiging van alle politieke antifascistische partijen) werden de gemeentebesturen gekozen. In de veiligheidsdienst bleven echter de ‘Contrôle-patrouilles’ der arbeiders interveniëren, tot Februari '37, toen ook deze instellingen, die een waarborg voor het doorzetten der Revolutie schenen, werden afgeschaft.
Reeds op 21 Juli '56 werd de antifascistische militie van
| |
| |
Catalonië gecreëerd, en kort daarop onder toezicht van een Departement van Defensie gesteld. In December maakte men, tegen de zin van zeer velen, onder druk van Valencia, een regulair ‘leger’ uit deze militie. Daarover valt elders nog het een en ander te zeggen.
Op cultureel gebied heeft Catalonië aanstonds geprofiteerd van de grotere autonomie welke het vanzelf kreeg na 't neerslaan van de rebellie op zijn gebied. Alle musea, kunstcollecties, archeologische monumenten en opgravingen werden tot ‘erfdeel des volks’ verklaard en onder toezicht van de Generaliteit gesteld. Hierdoor ontstonden tal van regionale musea, en werd de prachtige collectie van het Museum van Catalaanse kunst te Barcelona verdubbeld. Ook werd meteen beslag gelegd op alle archieven en documenten ouder dan de 19e eeuw. De radio werd genationaliseerd. De universiteit van Barcelona werd volkomen autonoom, een schoolraad voor de reorganisatie van het gehele onderwijs benoemd. Maar ook buiten de regering om openden de syndicaten in allerlei inbeslaggenomen paleizen de nieuwe culturele club-huizen en bibliotheken (‘ateneos’) waar voordrachten en ontwikkelingscursussen gegeven werden. Het enthousiasme waarmee deze semi-politieke ‘ateneos’ functionneerden, was telkens als ik daarmee in aanraking kwam, even voorbeeldig!
Geen terrein heeft wellicht zulke ingrijpende veranderingen doorgemaakt als dat der justitie, die juist zoals elders, tot nu toe een sterk-bevroren klasse-justitie geweest was. Aan de nieuwe toestand moest een nieuwe orde en een nieuwe rechtsopvatting beantwoorden. Daar de omstandigheden echter niet veroorloofden nieuwe wetten uit te vaardigen, volstond men met decreten, welke de rechtspraak op een geheel nieuwe basis plaatsten.
Vóór alles werd er een juridisch consultatiebureau opgericht, dat niet alleen adviserend optrad voor iedereen die dit wenste, maar dat ook in een groot aantal zaken regelingen wist te treffen, waardoor een eigenlijke gerechte-
| |
| |
lijke actie vermeden kon worden. Dit lichaam is een drietal maanden later weer opgeheven, toen men de ‘hervorming’ op juridisch gebied ijverig begon terug te schakelen. Van ingrijpend belang waren de ‘Volks-jury's’ voor de onderdrukking van het fascisme. Deze jury's werden ook competent verklaard inzake de delicten van militaire rebellie; zij functioneerden streng maar rechtvaardig, en waren in het algemeen milder in hun strafmaat dan bijvoorbeeld de antifascistische tribunalen der katholieke Basken.
Een locale Volks-justitie verving de rechtbanken in de verschillende grotere gemeenten. Ze moesten een nieuwe, uiterst korte procedure volgen, en het werd voortaan een onmogelijkheid rechtszaken op de lange baan te schuiven, gelijk tot nu toe gebruikelijk geweest was. Een moratorium van een half jaar voor renten en hypothecaire aflossingen werd verleend, en de rentevoet tot 4 % verminderd. Bovendien werd een decreet met terugwerkende kracht tegen de woeker uitgevaardigd. Alle rechters van het oude regiem, wier republicanisme niet vaststond, werden ontslagen. Een ‘Woning-Commissie’ werd ingesteld voor de regeling van alle kwesties betreffende huishuur en bewoonbaarheid der appartementen. Op dit gebied heersten in een grote stad als Barcelona de ergerlijkste wantoestanden, om nog te zwijgen van die welke alledaags waren in de provincie! IJlings werd met de afbraak der ergste krotten begonnen.
Er werd een einde gemaakt aan de wantoestand dat de boeten en gerechtskosten grotendeels in de zakken der rechterlijke ambtenaren terechtkwamen. Voor het publiek werden deze onkosten tot een onbeduidend minimum gereduceerd.
Een directe weerslag op het leven der bevolking hadden de modificaties in de huwelijkswetgeving. Een Spanjaard is van nature een ‘hombre formal’ (een formeel mens), vandaar dan ook dat men grif inging op de grote vergemakkelijking voor het sluiten van huwelijken die werd
| |
| |
geboden door de ‘provisorische procedure’ bij ontstentenis van de nodige documenten, bij vertrek naar of verblijf aan het front, e.d. In een land waar ouders en familieleden nog altijd de grootste obstakels vormen voor het sluiten van huwelijken, hebben duizenden van de gelegenheid gebruik gemaakt tot het aangaan van een vlotte legale echtverbintenis. De recente gevallen van concubinaat waren te tellen.
Er is daarna ook een voorbeeldige wet op de abortus gemaakt.
Omgekeerd werd de echtscheidingsprocedure uitermate vereenvoudigd. Een aparte kamer werd daarvoor benoemd, die normale zaken binnen veertien dagen, zonder kosten berechtte. Ook van deze gelegenheid hebben natuurlijk zeer velen gebruik gemaakt. De leeftijd voor civiele mondigheid werd voor allen zonder uitzondering op 18 jaar gesteld, tot algemene tevredenheid van de jeugd, die hiermee ook stemgerechtigd werd.
Het recht van gratie, dat tot nu toe alleen aan de President van de Generaliteit toekwam, werd nu aan de regering overgedragen. De archieven van de burgerlijke stand, welke zich gedeeltelijk nog in handen van de Kerk bevonden (parochie-archieven), werden nu aan de plaatselijke Volksgerechten toevertrouwd. Het adopteren van kinderen werd tot een allereenvoudigste zaak gemaakt.
Begrijpelijkerwijze kreeg ook de arbeidswetgeving enige zeer ingrijpende veranderingen. Instelling van de 40-uren week, van een minimum-salaris (300 pesetas per maand = pl. m. ƒ 60.-), verhoging van de lonen beneden 500 pesetas per maand met 15 %, bindendverklaring der collectieve arbeidscontracten. Terwille van de burgeroorlog hebben echter de beide grote syndicaten, de C.N.T. en de U.G.T. in vele gevallen voorlopig afstand gedaan van deze voorrechten. Bijna overal wordt thans ‘vrijwillig’ meer dan 40 uur gewerkt, tegen de oude lonen of nog geringere. Men heeft te vaak verzuimd deze offervaardigheid der arbeiders naar waarde te schatten, die het extra-werk niet
| |
| |
verrichten uit een on-spaanse liefde-voor-de-arbeid naar russisch model, maar uit een oprechte wil de oorlog te winnen.
Het is het departement van Financiën geweest, dat tijdens de Revolutie het grootste aantal decreten heeft uitgevaardigd. Ik kan niet beoordelen in hoeverre zij juist en goed waren. Maar een evident gebrek aan capaciteiten op dit gebied doet betwijfelen, of steeds wel datgene gedaan werd wat leiden kon tot het nuttigste resultaat. Effect hadden die maatregelen welke dienden ter vermijding van beurspanieken, kapitaalvlucht en inflatie. De meeste andere betroffen vooral de oorlogs-economie. De particuliere banken kwamen onder contrôle van een ‘Algemeen bankcommissariaat’. Het bezit van edele metalen en van grote sommen in bankbiljetten alsmede het bezit van deviezen werd verboden. Koop en verkoop van waarden na 19 Juli 1936 werd onwettig verklaard. De vreemdelingen welke het land wensten te verlaten konden echter alles meenemen wat zij wilden (Decreet van 27 Aug. 1936).
Een officieel lichaam zorgde voor bijna garantieloze leningen aan de in bedrijf zijnde industrieën.
Moeilijkheden bleven niet uit. De Generaliteit zag zich gedwongen een speciale emissie in klein bankpapier uit te geven, ten bedrage van 20 millioen pesetas. Overigens ging ook de centrale regering van Madrid-Valencia tot een dergelijke maatregel over. De grootste moeilijkheid was, en is nog, het gebrek aan deviezen, waardoor de gehele Catalaanse industrie en de normalisering van het leven in gevaar gebracht wordt. Spanje beschikt weliswaar nog steeds over grote gouddekkingen, maar de reactionaire Centrale Regering is niet van zins een revolutionair Catalonië daarvan te laten mee-profiteren. Eerst moet een volledige amende honorable in burgerlijk-democratische zin gemaakt worden. En deze kan nog lang op zich laten wachten.
Het departement van Economische zaken is begonnen met het organiseren van een oorlogs-industrie, die het troetel-
| |
| |
kind is geworden van de arbeiders der zware industrie, - hoofdzakelijk anarcho-syndicalisten. Er worden, nog steeds, grote technische vorderingen gemaakt, die ongetwijfeld meer resultaten zouden afwerpen, wanneer de Catalanen en Spanjaarden beter gebruik wisten te maken van de hun geboden buitenlandse voorlichting. Ze zijn op dit gebied nogal chauvinistisch en eigenwijs, en weinig conscientieus. De geschiedenis der russische industrie herhaalt zich hier tot in de kleinigheden en de anecdoten.
Een ‘Economische Raad’ uit alle antifascistische organisaties samengesteld, controleert het gehele catalaanse economische leven. Er werd een nieuwe territoriale verdeling van Catalonië ingevoerd, op grond van de natuurlijke eenheden van het land. Algemeen werden grote voordelen hiervan verwacht. Ook een Raad voor de buitenlandse handel werd gecreëerd; geen handelswaar mag meer zonder ‘label’ van de Generaliteit worden geëxporteerd.
Van het hoogste gewicht had de verplichte collectivisering der grotere handelsondernemingen en industrieën kunnen zijn, indien deze werkelijk rigoureus en op een basis van volkomen collectiviteit was doorgevoerd. In werkelijkheid is het echter bij op zich zelf staande gevallen en halve maatregelen gebleven. Men heeft over deze ‘onteigening’ en ‘dictatuur van het proletariaat’ in het buitenland meer drukte gemaakt dan de zaak verdiende. Hoofdzaak is de instelling van ‘bedrijfsraden’ gebleven, die - meestal slechts adviserend en bemiddelend, - de directies ter zijde gesteld werden. Deze comité's kregen ook te waken over een juistere winstverdeling en over de nauwe aanpassing bij het algemene economische plan. Collectivisering was slechts verplicht voor bedrijven met meer dan honderd arbeiders, en die welke het eigendom waren van lieden welke door de Volkstribunalen tot fascist verklaard waren, of van hen die waren gevlucht. Kleinere bedrijven bleven onder leiding van hun eigenaar of directeur, met medewerking van een arbeiders-contrôle-commissie. Vreemdelingen werden geldelijk schadeloos gesteld,
| |
| |
indien hun bezittingen onder deze bepalingen vielen. Het decreet voorzag in zovele uitzonderingen, dat er noch van ‘onteigening’ noch van ‘proletarische dictatuur’ sprake kon zijn. Het is bovendien vaak door de arbeiders zelf verkeerd begrepen, die ieder gecollectiviseerd bedrijf teveel als een zelfstandig lichaam beschouwden, inplaats van als een hun toevertrouwd eigendom van het gemenebest. Soms gingen zij zelfs zo ver in hun misvatting, dat het ene bedrijf het faillissement van het andere aanvroeg, of het trachtte dood te concurreren. Het ontbrak aan voldoende voorlichting en scholing op dit gebied. Anderzijds hebben de arbeiders, - vooral in de ‘gemeente-bedrijven’, bij de verkeers- en verlichtingsmiddelen, - bewezen dat zij het hun toevertrouwde zeer goed rendabel wisten te maken, en reeds zeer snel de winsten aan het publiek konden laten ten goede komen. Stellig zou bij goede leiding de collectivisering op voordelige wijze kunnen worden doorgevoerd. Dit strookt echter geenszins met de bedoelingen der centrale regering, en het is op dit gebied vooral dat nog ernstige botsingen te verwachten zijn, die de door Madrid-Valencia voorgenomen herstelling van de status quo van vóór 19 Juli 1936 ten zeerste zullen belemmeren, zo al niet onmogelijk maken.
Begrijpelijkerwijze werd alle uitvoer naar Italië, Duitsland en Portugal verboden, en werden de bezittingen van de onderdanen dezer naties na het verbreken der diplomatieke betrekkingen geconfiskeerd.
Analoge maatregelen als die inzake handel en industrie werden ook getroffen ten opzichte van de landbouw-ondernemingen. Zij kwamen alle onder contrôle van het Landbouw-departement, en het werd voor alle boeren verplicht gesteld zich bij een syndicaat aan te sluiten. Deze syndicaten droegen meestal een locaal karakter. Niemand mocht zonder speciale vergunning tot het cultiveren van andere producten overgaan, dan hij tot dusver had verbouwd of gefokt.
| |
| |
Met de verdeling van de grond werd een begin gemaakt; helaas slechts een begin. Doch daar Catalonië hoofdzakelijk een land is van kleine pachters (‘rabassaires’) en de pacht werd afgeschaft, was het nemen van drastischer maatregelen minder dringend dan in andere delen van Spanje, waar men vreemd-genoeg op dit gebied nog minder gedaan heeft dan in Catalonië. De communistische landbouw-minister der centrale regering kent niet de minste haast, en wacht blijkbaar nog op de orders van Stalin, Eden en Blum.
Van de catalaanse arbeiders is ook het denkbeeld uitgegaan alle onroerende goederen tot gemeente-eigendom te verklaren. Met dien verstande, dat alle huizen gemeentebezit zouden worden; de huur zou aan de gemeente betaald moeten worden, en wie een huis bezat dat hij zelf bewoonde, zou levenslang van huur vrijgesteld zijn. De partijen door de IIde en IIIde Internationale gecontroleerd, hebben een hevige oppositie hiertegen gevoerd; zij zijn opgetreden als paladijnen van de rente en het private bezit der gegoede burgerij, en hebben weten door te zetten, dat men de huiseigenaars met rentegevende staatsschuldbrieven zal schadeloosstellen wanneer de huizen werkelijk in communaal bezit overgaan. Dat wordt dus een vorm van koop, die weinig strookt met de bedoelingen van de overige volksmassa, en nog minder met de leer der ‘socialisering’. De officiële marxisten verloochenen daarmee een wezenlijk deel van Marx' theorie omtrent de noodwendige ‘onteigening der eigenaars’, waarvoor de onmarxistische anarchisten hun sterkste lansen breken.
In het algemeen tonen de officiële marxisten in Spanje zich in overeenstemming met de burgerlijke republikeinen afkerig van de meeste der hierboven vermelde wijzigingen in de sociale orde. Zij trachten deze bij iedere gelegenheid te discrediteren en ongedaan te maken. En daar zij, zowel in Catalonië als in de rest van Spanje, een handiger politiek voeren dan de ietwat naïeve anarchisten en de veel te onbehouwen revolutionaire socialisten, slagen zij er voort-
| |
| |
durend in deze verworvenheden te beknibbelen en tegenmaatregelen te decreteren.
Niettemin leert juist het totaal van deze ‘socialisatiepogingen’ ons, dat er in Catalonië nog lang geen sprake was van het grondvesten van een socialistisch of communistisch regiem. Het verwerkelijkte zou nog best binnen het kader van een burgerlijk-democratische republiek kunnen passen. Niettemin werd heel Europa gealarmeerd door het ‘rode’ gevaar, dat in Spanje uiteraard van een heel ander rood zou geweest zijn dan bijvoorbeeld in Rusland. De economische voorwaarden voor een welvarend Spanje zijn immers ook geheel andere.
De Spanjaard is bij al zijn conventionaliteit te zeer individualist (want hij bezit teveel innerlijke kultuur om dat niet te zijn), dan dat hij zich gelukkig zou kunnen voelen in een totalitaire staat, van welk type ook. Het is mijn stellige overtuiging dat noch het soort ‘volksgeluk’ dat Stalin predikt, noch dat van een Hitler of een Mussolini op het Iberische schiereiland veel liefhebbers zal kunnen vinden. Een zekere mate van socialisatie schijnt mij er onontbeerlijk en zal er vroeg of laat, - ondanks heel de wereld, - moeten worden doorgevoerd. Maar het zal dan wel een zeer speciaal spaans karakter dragen, en vermoedelijk meer beantwoorden aan de idealen van vrijheid en onafhankelijkheid die ook de totaal on-politieke West-europeaan koestert, dan aan de kudde-geest van slaafse en slavische volkeren met veel minder innerlijke kultuur.
Tussen de slappe democratie van Alcalà Zamora's republiek en een totalitaire staat naar russisch, duits of italiaans model staan nog vele wegen voor Spanje open. Het is naar dit tussengebied dat het grootste deel van de spaanse volksmassa hunkert.
|
|