Semi-finale(1982)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Identiteit Was ik maar vroegte, nog je dromenland; de jonge ochtend aan je gevelwand. Was ik maar 't landhuis, dat waarin je woont; 't wijd-open venster waar jij je in vertoont. Was 'k maar de straat waarop je voeten gaan, of slechts de schaduw waarin je blijft staan. Was ik maar buurvrouw, om je toe te spreken; dat heggetwijgje, door jou af te breken. Was ik maar het licht waardoor je lijf komt waden. Was ik maar water om het koel te baden. Of enkel lucht om in je borst te dringen. Was ik maar luwte om rond je hoofd te zingen. Was ik maar blos om zacht je wang te kussen; glans op je neus, met poeieren uit te blussen. Was ik maar bries om steeds je hand te strelen. Was ik maar wind, om met je mouw te spelen. [pagina 46] [p. 46] Was ik maar rok om rond je ranke dijen bij elke vlugge pas mijn plooien te verspreien. Was ik maar zonnestraal die langs je benen glijdt, je lieve kuiten aait en volgt, de hele tijd. Was ik maar schoenen om je wreef te schoeien. Was ik maar kam om met je haar te stoeien. Was ik maar bracelet om rond je pols te draaien. Was ik maar tas om bij je heup te zwaaien. Was ik maar ring om aan je pink te pronken. Was ik maar broche om op je borst te vonken. Was ik maar bloes, je tepeltjes te omhangen; Of dat daaronder om ze vast te omprangen. [pagina 47] [p. 47] Was ik maar slipje, dieper kon ik kijken; of elastiekje, om je te bereiken. Was ik maar iets waarmee je hebt te maken, een mens of dier of ding, wàt je maar aan wilt raken. Was ik maar ieder die je hebt gekend. Was ik maar alles, - wijl jij alles bent. Vorige Volgende