toe in staat geweest ben; en met mij de meeste mensen niet. Hartstocht is iets zeldzaams; zulk een geweldige geladenheid tot in je uiterste vezels; niets meer te kennen, niets meer te beseffen dan het ene: je te verenigen, je Ik te verliezen in het ikloze van een ander. Werelden in brand te steken, zeeën door te zwemmen, de dood te trotseren om het ene. Tenminste, dat stel ik mij zo voor. Maar wij zijn allen kleine kooplieden, sjacheraars. Of op zijn best: rekenmeesters die blij zijn met een zoet winstje.
Wat door iedereen ‘hartstocht’ genoemd wordt, is de goedkope nasmaak van hetgeen wij nodig hebben. Sentimentaliteit, gebrek aan weerstand van onze ziel, vrees voor grote spanningen en een beetje zinnelijkheid is het. Povere opbrengst van een beschaving die stelselmatig elk gevoel van vrijheid uitgeroeid heeft.
En nu is Maria weg. Stellig zie ik haar nooit weer, want het afscheid was even troosteloos als de ontmoeting. Al leek het dat ze bevredigd was, zij moet een even grote teleurstelling gevoeld hebben als ik, en één ogenblik, toen haar ogen zo glansden omdat een traan zich daarin spreidde, moet ze zich dit fiasco ook bewust geweest zijn. De ijverige toeschouwer, de ellendeling, die haar ook niet één seconde slechts beminnen kon, is deze bijzonderheid niet ontgaan.
Ik bedenk nu ook opeens, dat ze geen enkele maal mijn naam heeft uitgesproken. Bij het weggaan zei ze enkel: ‘Amigo, vriend’, wat de meest tegenstrijdige betekenissen hebben kan. Ga eens opzij vriend, zeg je tegen een bedelaar die je in de weg staat. Maar neen, ik héb niet gebedeld. Mijn hart? Zou ze instinctief toch de hunkering van mijn hart gevoeld hebben, en was ík dus eigenlijk degene die des nachts op straat een vreemdeling tegenhield en zei: ‘Het moet... ik ben alleen, niemand anders redt het liefste dat ik heb...’
Dan was wat gebeurd is nodig om de cirkel te sluiten, de identificatie mogelijk te maken van de Andere en ik. En uit deze gelijkheid eerst ontstaat het goede medelijden, wordt beweerd. Het medelijden dat tot het Ik, zijn punt van uitgang, wederkeert. Liefde, hartstocht, grootheid van leven zoek je. En vindt slechts een beetje medelijden, dat je weer liefst zo gauw mogelijk opzij zet am niet te vervallen in zelfbeklag. Maar dít niet... ik wil mij niet meer schamen, ook niet voor het armzalige tob-