I
Vergeefs tracht ik mij te herinneren, welke dag het was, dat de jager langs mijn deur kwam en mij de aap verkocht. Hij droeg in zijn tas het wild, nog warm van leven; hij lachte vrij en luidop toen hij het bloedige vlees liet zien, maar of het zonnig was of regende, weet ik niet meer.
Op zijn schouder zat de aap die hij gevangen had zonder strik of schot, met een snelle greep. Hij had hem bij zich gehouden als een sprakeloze kameraad op zijn singuliere tochten door de stad, want steden zijn eenzame, ledige plaatsen voor een jager die het gevaar kent van woud en moeras.
Twee dingen waren het, die mij aangetrokken hadden in de aap: zijn grijns en zijn staart. Tussen deze polen sprong altijd zijn leven. Zijn grijns kwam uit de platte, naar voren gestulpte neus, liep breeduit en cirkelde om zijn twee oren, belachelijke miniaturen van een mensenoor. Schichtig gluurden zijn witte tanden door die grijns heen, en smalle rimpels kwamen er om zijn kleine, sluwe oogjes. Toen ik hem nader bekeek, zag ik dat zijn grijns nog breder was. Die ging van zijn mondhoeken tot naar zijn lange armen; de smalle bewegelijke vingers waren de franjes van zijn grijns. Zijn gehele lichaam was één grijns, die ingehouden werd in het smalle middel.
Maar het wonderbare van de aap was de vermenging van tragische ernst en grijns. De ernst was zijn staart. Wanneer die stil lag, was ze gebogen met een zo nobele lijn, dat men niet meer wist of dit ornament was of levensdoel. Maar plotseling werd hij dan gelijk een dwaas die zich bezint op een ernstig woord: hij kreeg een stabiele tegenstrijdigheid.
De staart kon langzaam bewegen als een wijsvinger die vermaant naar een overspelige vrouw; hij kon driftig heen en weer gaan als de gesel tijdens het Miserere van een monnik. En het meeste hield die staart mijn aandacht vast, wanneer hij zich sloot in een kleine lus om een paal, of om zijn eigen achterpoot. Als ik de staart zag, vergat ik zijn grijns.
In de staart zetelde zijn verstand, de staart richtte zich naar wijsheid, de staart was zijn wil, het instrument van zijn verlangen, de slinger van zijn evenmaat, de treurnis van zijn heimwee