‘Zie, wat ik vandaag ben en wat zeker niet zo fraai is, kwam uit betere of uit slechtere oergestalten voort. Wij zijn produkten van verwording en van groei; van beide evenzeer misschien.’
En dit dan aan te tonen door relazen van de eigen vroegere bestaansvorm, is een opgaaf die de moed ten top voert, wijl ze dwingt om veel wat sacrosanct en taboe is, bij name in verband met veel profaans te noemen. Daarom komt het doorgaans de herinnerenden raadzaam voor, te zwijgen over alles wat niet past in huidige systemen of niet beantwoordt aan de normen die thans in de mode zijn. Van wat heden onomstotelijk lijkt vast te staan, was vroeger heel veel anders, als wij ver genoeg teruggaan in de tijd en in de ruimte die wij eeuwigheid na eeuwigheid zijn doorgedwaald, totdat wij Hier-en-nu bereikten. Hier-en-nu, de tegenpool van het Nirwana dat een Overal-en-eeuwig is, gezien naar de beginkant van de cirkel, en een Nergensmeer-en-nooit meer naar de eindkant toe, die wellicht tevens een begin is.
Wat wij zijn, is op de cirkelbaan van onze existentie slechts een willekeurig punt, is de meetkundige plaats van onze aandacht. Wat wij zijn geweest, een ander willekeurig punt. Men moet de moed der geometers, die aparte, nieuwe axioma's maken en de evidenties laten vallen, overnemen om zijn alledaagse standpunt te verlaten zonder van zijn koers, zijn lijn of vlak of ruimte te geraken, en een ander standpunt even rustig te betrekken. Hoe veranderd zijn van daaruit niet al de projecties van wat buiten onze sfeer ligt. Alles is vernieuwd en toch herkenbaar voor degene die de eigen afgelegde weg beseft.
Dit zij dan vooropgesteld, opdat mij niet bij alle blaam ook nog het onverdiend verwijt mag treffen, dat ik Darwinist ben en het mensdom zoals het thans reilt en zeilt, terug wil voeren tot het apendom. Niets ligt mij verder! Wat ik hier vertellen ga, is te persoonlijk, te intiem dan dat het algemeen mag gelden. Bovendien, wie geen geleerde is, dient zich voor alle theorie te hoeden; hij verhale slechts zijn eigen ondervinding, drage slechts de bouwstof aan voor anderen die wijzer zijn dan hij, en spreke met bescheidenheid. Maar mijn herinnering kan niemand loochenen noch logenstraffen. Zelfs al zal zij velen hinderlijker zijn dan dorens in hun bed of graten in hun dagelijks brood.