jammer genoeg veel te weinig beoefend wordt.
3. Bij voordracht op één avond ware de eerste redevoering, vooral bij het begin, wat voorzichtig en hakkelend, de drie volgende telkens wat vlotter en in versneld tempo te brengen. De vijfde ‘oratie’ met afwisselende tempi. Tussen de redevoeringen kan er een telkens wat langere pauze vallen. De ‘koffie-pauze’ volgt dan na de vierde redevoering.
4. Voor de beroeps- of amateur-voordrager kan het tot het scheppen van een visuele sfeer bijdragen, wanneer hij bij ‘De aankomst’ optreedt in licht reiskostuum: schillerhemd, zomerpantalon, lichte schoenen; naast zich een middelgroot valies, met opgevouwen regenjas er op.
Bij de drie volgende redevoeringen heeft hij telkens wat meer kleren afgelegd; bijvoorbeeld 2 brengt hij in T-shirt, shorts en gymnastiekschoenen, 3 met ontbloot bovenlijf, zwembroek, een verenkransje op het hoofd, maar nog op slippers, en 4 alleen met een smalle lendendoek om en op blote voeten, maar met om zijn schouders heen de regenjas, die er later van afglijdt en verder blijft liggen. De korte pauzen tussen deze vier delen geven hem ampele gelegenheid om zich telkens van het overtollige te ontdoen. In de koffie-pauze heeft de voordrager volop tijd om zich voor 5 in rok (white tie) te steken en zich ‘veel ouder’ te schminken. Hij mag er dan best ‘moe’ uitzien, - wat hij trouwens in werkelijkheid ook wel zal zijn.
Ik wens hem ‘mazzel en brooches’ toe, met drie spuwtjes naar zijn schouder.
A.H.