De glorende dag(1923)–Albert Helman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Een narrenlied 'k Heb vaak om U geweend in droefheids hoogste nood zooals een dwaas klein kind om sterren doet... En zijn wij niet zoo eenzaam, sterren-eenzaam hier, nu gij ver-weg zijt, ver verdoold, waarheen... Dat is uw ziel, want wèl zijt gij bij ons, maar ach, ziel-loos en wereld-vreemd en liefde-schuw.. En droom-verdwaasd zoo gaan we als arme schimmen rond.. ik ben hun nar... slechts nar en dwaas vermaak.. En ach, ze weten niet hoe onder narren-kap twee oogen branden, fel en heet-omrand.. [pagina 48] [p. 48] En weten niet der bellen klank mijn laatste stervens-lied, zooals de blare' in herfst dwaas goud-rood zijn. En weten niet wat goden-lach eens om U heeft gestraald door uwer oogen schijn en liefde-glans.. Want veel wordt nu geweend in droefheids hoogste nood om uw verloren zijn bij dit dwaas spel... Vorige Volgende