| |
| |
| |
XVI
Eva en haar dochteren
Rapport Sp.Br. 6307-18 is gesplitst in twee afdelingen: A en B. Afdeling A betreft Liesje Steelink, de zestienjarige dochter van de makelaar in assurantiën meergenoemd. Over haar staat onder andere het volgende vermeld:
Daags na de in S.B. 6306-14 gerapporteerde soiree, bevond zich mevrouw Steelink, des makelaars echtgenote, op weg om inkopen te doen, of zoals zij het tegen een vriendin te kennen gaf: ‘Om koopjes te zoeken.’ Zij kocht een grote hoeveelheid volslagen nutteloze en waardeloze zaken, en klaarblijkelijk ontstond bij haar het bekende misnoegen van hen, die uitgekocht zijn en daarbij weten dat zij te veel geld verspild hebben, zodat zij vreesde voor een woordentwist met haar man. Om zijn toorn te bezweren, besloot zij nog meer te kopen, en wel een klein geschenk voor hem. Zij wist echter niets goeds te bedenken, tot het haar, juist terwijl zij een boekwinkel voorbijging, te binnen schoot dat hij 's avonds graag in zijn bed allerlei vreemdsoortige romannetjes las; en ofschoon ze zich nooit bemoeid had met wat eigenlijk in die boekjes stond, besloot zij een nieuwe roman voor hem te kopen. Zoethouden maar.
De winkelier had juist daags tevoren een paar dozijn van Het
| |
| |
deemoedig dulden binnengekregen, en prees het boek aan met de woorden: ‘Dit wordt tegenwoordig het meest gevraagd, mevrouw’ - een welbekende muziek in de oren van Anneke Steelink. Daar ze zich toen ook herinnerde dat dit het boek was waar men zo druk over gesproken had bij haar vriendin mevrouw Milstein, kocht zij het werk en vroeg het, tegelijk met de andere pakjes die zij bij de boekhandelaar achterliet, aanstonds bij haar aan huis te bezorgen.
Zonder veel dankbaarheid nam de makelaar het geschenk in ontvangst, en zette het boek in zijn kast, op een opvallende plaats, hetgeen hij een betere attentie tegenover zijn vrouw vond dan het werkelijk te lezen. Want de gesprekken erover hadden het hem volkomen tegen gemaakt, en hij hield van een pikanter soort lectuur.
Hij bezat vrij veel lectuur van zijn smaak: goedkope en dure boekwerkjes die hij omwille van zijn huisgenoten in een gesloten kast bewaarde, waarop hij toch gemakshalve de sleutel liet steken, onwetend van het feit dat menigmaal zijn dochter Liesje een van die boekjes kaapte, het stiekem meenam naar haar kamer, daar tussen de kleren verstopte, en het 's nachts in bed, of wanneer haar ouders uit waren, met gloeiend gezicht en stijf samengeperste dijen las, en in een onbewaakt ogenblik op zijn plaats teruglegde.
Behalve dat het meisje in voortdurende angst leeft hiermee een grote misdaad te begaan, verkeert ze door het gejaagde en schrikachtige lezen in een staat van onafgebroken nervositeit. Bij haar vrees om betrapt te worden, is duidelijk ook haar wil om betrapt te worden de oorzaak van haar opvallend slecht uiterlijk. Een enkele maal maakt de moeder zich wat ongerust over haar, de vader evenwel merkt niet veel. Integendeel, de blos die zij heeft wanneer haar ouders haar 's avonds voor zij naar bed gaan goedenacht komen zoenen, legt hij uit als een teken van gezond- | |
| |
heid. Zij heeft dan haar gestolen boekje meestal ook pas een paar seconden voor hun binnentreden onder de dekens weggestopt.
Eergisteren nu herhaalde zich bij de korte afwezigheid van haar huisgenoten het oude spelletje. Liesje Steelink luisterde aan het portaal of haar moeder goed en wel weg was, en sloop toen voorzichtig naar het werkkamertje van haar vader, dat in de familiekring ‘het kleine kantoortje’ genoemd wordt. Haar oog viel meteen op de nieuwe aanwinst in de boekenkast die zij al zo dikwijls doorzocht had, en een brandende begeerte om het boek te lezen maakte zich van haar meester. Zij meende dat een nieuw deel stellig alle overige - waaronder zoveel oude, stukgelezene - zou overtreffen in pikanterie. En reeds had zij het boek ter hand genomen, toen zij met schrik bedacht dat het gloednieuwe bandje er zó opvallend stond, dat haar vader het aanstonds zou missen wanneer zij het meenam. Hij las het wel niet, want het boek waarmee hij bezig was, lag nog altijd in de lade van zijn nachtkastje, maar hij zou misschien merken dat het weggenomen was en navragen wie het had.
Dat mocht niet gebeuren. De aarde zou ineenstorten wanneer hij ooit er achter kwam dat zij in zijn kast snuffelde en andere dingen las dan de meisjesboeken die zij van haar vriendinnen leende, in ruil voor wat zij aan dezen vertelde uit de boekjes van haar vader.
Daarop schoot haar een list te binnen, die zij aanstonds ten uitvoer bracht. Het boek was gebonden op de ondeugdelijke manier die tegenwoordig in zwang is, en het zat al bijna los in de omslag, zodat het haar geen moeite kostte deze eraf te lichten, een paar oude school- en kinderboekjes die ze nog had, in de omslag te stoppen, totdat deze weer een behoorlijke dikte had, en het nieuwe compilatiewerk zijn plaats terug te geven.
Met de werkelijke inhoud verdween zij snel naar haar kamer, blij dat zij eindelijk eens rustiger, zonder zoveel kans op ontdek- | |
| |
king als anders, zou kunnen lezen. Zij hijgde ervan, en was, alleen al bij de gedachte aan haar toekomstige verpozing, bleek en opgewonden. Bovendien zouden haar ouders uitgaan; zij zou dus een hele avond vóór zich hebben.
De paar uur die haar nog scheidden van de avond, gingen niet snel genoeg voorbij. Liesje wendde lichte hoofdpijn voor en beloofde vroeg naar bed te zullen gaan, toen haar ouders haar hartelijk ‘tot morgenochtend’ zoenden. Zodra de deur achter hen dichtgeslagen was, ging zij inderdaad naar haar kamer, nam het boek even in de hand, glimlachte, ontkleedde zich snel en kroop in bed. Het duurde enkele minuten voordat zij ‘haar lig’ gevonden had, en deze voorbereidingstijd gebruikte zij om hier en daar het boek in te kijken. Zij werd er niet veel wijzer door. De opvallende woorden en uitdrukkingen of de geheimzinnige onbegrijpelijkheden die anders haar fantasie zo opwonden, ook bij het vluchtigste doorbladeren van de overige boeken uit haar vaders kast, waren ditmaal zo gauw niet te vinden. Ze moeten zeker héél erg zijn, als een schrijver ze zo goed wegstopt, dacht het meisje; reden te meer dat ze me niet mogen ontgaan. Ik zal het boek systematisch lezen, dan vind ik zeker de dingen die ik zoek.
Terwijl ze daar half onder de dekens ineengeschurkt lag, met het naar achteren omgevouwen boek tussen knieën en borst, was haar verbeelding het deemoedig geduld van Norman Angus reeds voorbijgehold, en zag zij bereids de adembenemende Blauwbaard-scènes met hun rosse pijn-mysteries: een ridder die vrouwen verleidt - zijzelf, Liesje Steelink is het, die zich verweert, vleit, om genade smeekt en respijt. Maar niets helpt, de roofridder is onverbiddelijk. Hij wil haar laatste kleed, het dunne witte nachthemd dat ze draagt, van haar af rukken. Zij voelt zijn grote ruige vingers reeds op haar lichaam, huivert, en een kreet versmoort in haar keel. Rupsvormig glijden die grove mannenvingers langs haar af, zoeken zich nestelplaatsen, vanwaar uit ragdunne bevin- | |
| |
gen haar doortintelen. Dan wordt zij opeens door een van die ruwe handen achteruit geduwd, zodat zij met haar achterhoofd zwaar tegen een dikke beuk van het bos smakt. Zij wankelt weer terug, maar voor zij neergevallen is, daar trekt de dierbare snoodaard reeds zijn lang en blinkend zwaard, doorsteekt haar, zodat het bloed in een wijde stralenkrans over haar buik fonteint... Hoe heerlijk is het zó te sterven, flitst het door haar meisjeshoofd.
Middelerwijl waren haar armen afgedwaald van haar bovenlijf tot zij langs haar smalle heup elkaar tussenbeens terugvonden en ze door het eerst zachtjes, maar allengs sneller bewegen van de vingertoppen die elkaar ook zijdelings beroerden, kleine schokjes teweegbrachten. Eerst in haar buik, vanwaar zij zich al spoedig door haar hele lichaam voortplantten en zich tenslotte ontlaadden in één grote schok, gevolgd door een diepe zucht en het weer omhoogbrengen van beide armen tot nabij haar achterhoofd. Zo bleef zij een poos - nog gedachteloos - voor zich uit staren.
N.B. Liesje had weliswaar reeds tal van boeken over lustmoordenaars meegekaapt naar bed. Levensbeschrijvingen van zulke onverlaten, die werkelijk hadden bestaan en tenslotte gepakt waren. Nochtans had niets zich zo sterk in haar verbeelding vastgehecht als juist dit verhaal, dat begonnen was bij een doodgewoon kindersprookje, van haar moeder zelf gehoord.
Het is precies zoals de heer G.G. zelf eens zo welwillend aan rapporteur dezes uiteenzette: men moest voorzichtiger zijn met de sprookjes, aangezien deze meegroeien met de mens!
Vervolg van rapport Sp.Br. 6307-18a (inzake de voorstellingswereld van geobserveerde).
Door bovenvermelde fantasie was het meisje nu voldoende in nieuwe spanning geraakt om zich toch nog met volle lust aan de lezing van de roman te wijden. Zij nam het boek weer ter hand en haar gretige blikken vlógen door de eerste bladzijden. Want deze sloten zich merkwaardig goed aan bij hetgeen ze zich zojuist
| |
| |
voor ogen gesteld had. Ook hier werd een arme lieve vrouw - lief en jong bleef ze, ondanks alle misprijzende adjectieven van de auteur - door een grote, sensuele, maar toch niet onaantrekkelijke man geliefkoosd en mishandeld. Dat het een melkboer was, drong volstrekt niet tot de lezeres door. Haar aandacht sloeg eenvoudig het woord over, elke keer als zij het zou moeten tegenkomen. Zij had de stellige verwachting dat aan het eind van de mishandelingsscène het paar weer naar binnen zou gaan, en dat dan eindelijk de dingen beschreven zouden worden die ze niet mocht lezen.
Dit gebeurde echter niet. Er volgde nu een passage over twee vrienden, die de ruzie op straat hadden meegemaakt. Hoe kon dat nu? vroeg zij zich af. Had ze misschien te vlug gelezen en bij vergissing het bijzondere overgeslagen? Wat stom was dat, dacht ze. Het meisje bladerde terug, las hier en daar nog een zin over, die ze soms niet meer herkende, maar vond niet wat ze zocht.
Dan maar verder. Wat deden die twee vrienden samen? Zouden ze misschien... Een vriendin had haar fluisterend verteld dat dat bestond; ze had een neef, die was zo, en heel de familie vond het schandalig. En het was strafbaar ook; je kon ervoor in de gevangenis komen... Meisjes onder elkaar niet, goddank. Of wel? Verbeeld je dat zijzelf en Hetty en Alma en Silvia van Son en Coba (o, vooral Coba, die wilde gekke meid), dat ze met de hele klus de gevangenis in moesten... en alle andere meisjes van wie ze het bijna zeker wist. Neen, het was maar goed dat die wet alleen voor mannen bestond. Voor minderjarigen, en dat waren er nogal wat. Wegens niet te noemen handelingen, zo heette dat officieel in de krant. Ze hadden zo gelachen toen Els het verteld had, dat elke keer als dit er stond, of alleen maar ‘wegens zedendelict’ weer zo iemand gesnapt was. En Els wist het heel zeker, van een neef die voor advocaat studeerde en die het verteld had toen ze samen... Nou ja, dat wist ze niet zeker, maar je kon wel nagaan... Jammer,
| |
| |
dat zij geen neven had, alleen die stomme paar vriendinnen. Reden te meer om nu maar gauw door te lezen om te ontdekken wat er precies aan de hand was met die twee mannen.
O, ze waren allebei getrouwd. Bah, wat flauw. Getrouwde mannen waren een soort van vaders, huisvaders. Soms wel aardig. Maar een jonge, pittige, ongetrouwde vent, daar had je veel meer aan. Hoewel... de meesten die ze kende, vond ze nogal sufferig. De getrouwde mannen zijn de ergsten, had Coba eens gezegd. Die had een getrouwde oom van achtentwintig, en ze beweerde dat hij eens bij haar... Bah, een oom niet! Zij had zelf ook een oom, maar ze werd al misselijk als ze hem zag. Het kwam van de pijpen die hij rookte, zwart-aangeslagen waren zijn tanden. Ze zag het elke keer weer, als ze hem moest zoenen. Een volgende keer wou ze proberen het te vertikken.
Die twee vrienden waren dus beiden getrouwd. Nu, misschien ruilden ze af en toe hun vrouwen met elkaar. Er waren verschillende families in de stad van wie ze dat beweerden. Gek moest dat zijn. Zou zij later nooit willen als ze getrouwd was. Maar ze zou heel lang willen wachten voordat ze trouwde, en intussen kon van alles gebeuren. Hoe zei Alma dat toen ook weer zo komiek? - ‘Zodra ik studente ben, zullen we het beestje eens lekker laten uitrazen.’ - Grapjas, alsof ze niet nu al aardig op weg was. En gesteld dat ze voor het eindexamen volgend jaar slaagde, wat nog een hele vraag was... Jesses, ze wilde vooral niet meer denken aan die beroerde school. Dan liever aan de mensen die hun vrouwen verruilen, zoals in dit boek. Misschien gingen die vrouwen dan opeens iets heel geks doen bij hun nieuwe mannen.
Neen, akelig fatsoenlijke lui waren het. Verrekte meelbieten. Wat stak er dan in het boek dat ze hier bij zich had? Oorlog? Kon haar geen zier schelen. Hele gesprekken tussen de twee soldaten... Kon ze helemaal overslaan. In een gesprek gebeurde nooit wat; hoogstens leerde je er een paar onnette uitdrukkingen of seksuele
| |
| |
termen door. Maar die kende ze al genoeg. Een hele tijd door, al in de derde klas, hielden ze een wedstrijd met elkaar, wie een nieuw woord wist voor al de dingen waar de Nederlandse taal officieel geen woorden voor heeft. En het was ermee geëindigd, dat zij en Hetty zelf maar uitdrukkingen verzonnen hadden, de een nog viezer dan de ander, om de vriendinnen te overbluffen dat zij toch ook een hoop ervan afwisten.
Maar de soldaten uit deze roman vloekten niet eens. Het leken wel blikken dominees. Waarom had ze geen ander boek meegepakt? Het werd een verloren avond op deze manier. Zou ze nog naar beneden gaan en een ander halen? Neen, vooral niet meer het warme bed uit. Dan maar in godsnaam dit kleuterboekje uitlezen. Ze was toch al over de helft. En bovendien... Ze kon het allemaal beter laten. Als dat maar ging. Het is ongezond en je kunt aan de tering sterven. Centrale zenuwstelsel, ruggemerg, lymfevaten... Ze wist niet precies hoe het in elkaar zat, maar in de fysiologieles had ze genoeg opgestoken om te weten dat het misschien toch waar was wat de bangeren onder haar vriendinnen beweerden: dat je je beter met niets erotisch kunt bemoeien, je zelfs niet opwinden, want dat het heel ongezond moet zijn. En later dan, als je getrouwd was? Dat scheen dan toch wat anders te zijn. Ofschoon je ook dikwijls hoorde dat jonggetrouwde vrouwen stierven. Vliegende tering of miskraam noemden ze dat, maar je hoefde dat niet allemaal te vertrouwen. Meestal stak er toch wel wat achter. Stom was dat allemaal ingericht in de natuur. Dat juist de dingen waar je zin in had, je zo verpest moesten worden.
Of zou dat komen omdat het werkelijk zonde was, zin te hebben in zoiets? Het moest wel zo zijn dat God de mensen op een dergelijke manier straffen wou voor hun lust in seksuele zaken. Al had God ze dan zelf zo gemaakt. Ze was vroeger een paar keer naar de catechisatie geweest, en daarvan herinnerde zij
| |
| |
zich nog wel iets over zonde en zondeval. Wij hebben een zondige natuur, maar wij hebben onszelf niet gemaakt. Door de hulp van Christus kwam dat in orde, zeiden de dominee en de pastoors. Maar je bleef dezelfde die je was - en al de dingen waar in de rare boekjes over geschreven wordt, ze bleven, en je wás nieuwsgierig, en je wilde het allemaal beleven, en het sprong op, en wrong en drong in je lichaam, zonder dat je er wat aan kon doen. Dan was het eenvoudiger jezelf maar te laten gaan, en te zien wat er van kwam, en te nemen wat je krijgen kon. Te dromen... van licht... lichte handen... een goed gezicht... een lange, diepe kus... jezelf verliezen in een ander... licht worden... en warm-omwikkeld... donzig warm... ergens... ver... schokjes krijgen... en dan rust... wegdromen in elkaars armen... naakt tegen elkaar gedrukt... zo inslapen...
Toen de Steelinks tegen middernacht thuiskwamen, zagen zij door een kier van de gordijnen dat er nog licht brandde op de kamer van hun dochter.
‘God,’ zei mevrouw met verbazing, ‘misschien is ze niet goed geworden.’
‘Blijf kalm en wind je niet altijd zo direct op,’ vermaande de makelaar. ‘Wij zullen wel even gaan kijken.’
Ze gingen voorzichtig de slaapkamer binnen, op hun tenen, tot aan het bed, en zagen dat hun dochter was ingeslapen, en juist op dit ogenblik de ogen opende.
Het meisje was nog half verward in haar dromen, maar kwam tot zichzelf toen ze haar ouders herkende. Hoe waren die opeens hier? Wat had ze dan gedaan? Waarom had ze hen niet horen thuiskomen zoals anders? Ze was in slaap gevallen. Tjee, het boek! Waar was dat boek? Ze had het niet bij zich onder de dekens, ze had het niet weggestopt. Op het bed lag het niet. Ernaast gevallen? Ze durfde niet te kijken, want dan zag haar vader het misschien ook meteen.
| |
| |
‘Waarom heb je het licht niet uitgedaan?’ vroeg de moeder, boos nu ze niet meer ongerust behoefde te zijn.
‘Ik weet het niet... ik heb heel lang geslapen, geloof ik.’
‘Je mankeert toch niets?’ sprak mevrouw Steelink nog niet helemaal gerustgesteld.
Mijnheer Steelinks voet stiet tegen het open op de grond gevallen boek. Hij bukte zich om het op te rapen, terwijl hij zei: ‘Hier is je boek.’
Liesje bestierf het van schrik, en haar hand, die hem met geweld het boek zou hebben willen ontrukken, was te zeer verlamd om het rustig van hem aan te pakken. Door deze onmerkbare aarzeling kwam de makelaar ertoe, even in de roman te bladeren, zodat hij de titelpagina zag.
‘Hé,’ zei hij. ‘Kijk eens, vrouw. Ze leest hetzelfde boek als je voor mij gekocht hebt. Wat toevallig. Heb je dat van een vriendin geleend?’
Liesje knikte wanhopig van ja. Ze had geen stem meer om te spreken.
‘Lees jij dit exemplaar dan ook,’ raadde de makelaarsvrouw, ‘dan breng ik dat andere morgen terug en ruil het in voor iets beters misschien.’
‘Dat zal ik zelf wel doen, dat is een reuze-idee van je,’ antwoordde Steelink met grote tevredenheid. ‘Goed dat het boek, nog zo nieuw als het is, in de kast staat. Morgenvroeg zal ik het meteen meenemen.’
Zij zoenden nogmaals hun dochter goedenacht en verdwenen naar hun eigen slaapkamer.
Het meisje echter brak in snikken uit en kon de hele nacht niet slapen. Pas tegen de ochtend was haar dapperheid groot genoeg om haar wanhoop te overwinnen en sloop zij voorzichtig met het binnenste van de roman naar beneden, om het zo goed en zo kwaad het ging vast te plakken in de omslag die in haar vaders kast stond. Voor het te laat was.
| |
| |
Zij bevond zich met het boek in de hand voor de geopende kast, toen ze opeens op moest kijken, en haar vader in de deur stond. Hij had de trap horen kraken en meende dat er dieven in zijn kantoortje bezig waren.
‘Zo...’ zei hij. ‘Kom je hier weleens meer... zo?’
In zijn gestreepte pyjama stond hij daar lang en belachelijk, met gebalde vuisten. Liesje viel hem snikkend, luid-snikkend om de hals, en hij sloeg haar niet, schold niet, want onder het dunne nachthemdje voelde hij haar jonge trillende borsten. Zij deden hem begrijpen.
Maar toen na enkele minuten ook zijn vrouw naar beneden kwam, riep deze: ‘Jullie lijken wel gek geworden!’
Na lezing van dit rapport schreef de G.G. met een goedkeurend knikje eronder: ‘Eindelijk eens een verslag zoals het hoort, met peiling der gedachten, en niet enkel het relaas van stompzinnige zintuiglijke waarnemingen. Het gehele personeel (en hij trok een dikke streep onder het woord “gehele”) wordt verzocht dit voorbeeldige stuk te lezen en na te volgen. Wij zijn nu eenmaal geen ordinair opsporingsbureau. G.G.’
Daarop haalde hij een sigaar uit zijn borstzak, die hij zorgvuldig afknipte en opstak. Dromerig volgden zijn ogen de krinkelende rook die na elke van zijn korte puffen opsteeg naar het hoog en lilagrijs plafond.
Het duurde even voordat hij weer zijn paperassen oppakte om verder te lezen en hij in dit voornemen gestoord werd door de binnenkomst van zijn Eerste Ondersecretaris, een ietwat nerveus individu, Daniël genaamd.
|
|