Kroniek van Eldorado. Deel 1. Folteraars over en weer
(1995)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Deel een
| |
[pagina 17]
| |
Hoofdstuk I
| |
[pagina 18]
| |
nu, terwijl Noord-Amerika en Groenland al begonnen waren uiteen te drijven. De Zuid-Atlantische Oceaan begon zich toen pas te vormen en bereikte 36 miljoen jaar geleden zijn maximale diepte. Door gebrek aan voldoende doorstroming in deze periode, gepaard gaande met veel warmte, vormden zich belangrijke zoutafzettingen langs de beide begrenzende continenten, Zuid-Amerika en Afrika. De Noord-Atlantische Oceaan bleef breder en dieper dan de Zuid-Atlantische, en dit is ook nu nog het geval. De Caribische Zee had zich van een binnenzee - zoals vandaag de Middellandse Zee, alleen misschien veel groter - ook ontwikkeld en in deze tijd al bijna zijn huidige vorm bereikt. Het is een machtig gebeuren geweest, dat zich eindeloos langzaam, ofschoon soms ook schoksgewijze, voltrokken heeft en dat nog altijd voortgaat. Pas in de laatste dertig jaar heeft de wetenschap deze geschiedenis kunnen reconstrueren en weten wij dat door het midden van de Atlantische Oceaan nog altijd een hoge plooi loopt, bijna van pool tot pool, op sommige plaatsen hoger dan de Himalaya plus de Alpen, terwijl aan weerszijden van deze enorme onderzeese bergketen de dalen weer geleidelijk oplopen naar de continenten aan de oost- en westkust van de Oceaan, waarvan de bodem ook weer enkele dwarsbreuken vertoont. Dat de zeebodem drempelsgewijze oploopt naar het vasteland, vindt zijn oorzaak in het feit dat de aardkorst is opgebouwd uit dikke, bovenop elkaar liggende korsten, - de lithosfeer, meestal een paar honderd kilometer dik, die weer drijft op een beweeglijke laag, de asthenosfeer, eveneens van een paar honderd kilometer dikte. De reusachtige bovenste korstplaten bewegen zich ten opzichte van elkaar: van elkaar af, naar elkaar toe zodat ze botsen of langs en | |
[pagina 19]
| |
over elkaar schuiven. Soms worden de korsten ook geabsorbeerd in de aardemantel, waar uit de ruimte tussen uiteendrijvende korstplaten nog altijd magma omhoog komt, stolt, zinkt, en zo nieuwe lithosfeer vormt, die zich aan de oude toevoegt. Dit proces veroorzaakt ook hier de meeste aardbevingen. Men zou dus kunnen zeggen dat de bodem van de Atlantische Oceaan werkt als een enorme transportband, waarmee lithosfeer wordt vervoerd met de snelheid van een paar centimeter per jaar, terwijl de onderste helft van de transportband diep in het binnenste van de aarde verborgen blijft. Het is goed dit in het oog te houden, want het zal van belang blijken voor het verder verloop der gebeurtenissen, tot zelfs in de historische tijd. Nog is niet alles opgehelderd omtrent deze even ontzagwekkende als langdurige ontwikkeling. De warmteverspreiding in de Oceaan heeft er grotendeels mee te maken en is een functie van de ouderdom van de zeebodem. Zo loopt de 3000 m dieptelijn over een korst die ‘maar’ 2 miljoen jaren oud is, de 4000 m lijn (isobath) echter over een korst van al 20 miljoen jaren ouderdom en de 5000 meter lijn over 50 miljoen jaren oude bodem. Naarmate men dieper komt, blijkt de verhitting steeds sterker. De bodem die meer dan 60 miljoen jaar oud is, blijkt daar ook minder vlak en meer geaccidenteerd. Door magnetische waarnemingen kan men voorts nagaan, hoe de korstplaten zich ten opzichte van elkaar bewegen, en men heeft zo de ouderdom van de meeste plooien en naden op de oceaanbodem kunnen vaststellen, althans tot een maximum van 200 miljoen jaren. Hetzelfde geldt ook voor het vasteland. Ongeveer 125 miljoen jaar geleden begon Zuid-Ameri- | |
[pagina 20]
| |
ka zich totaal af te scheuren van Afrika en Noord-Amerika verder weg te schuiven van Noordwest-Afrika, van Iberië en wat tegenwoordig Frankrijk heet. En nu is het merkwaardig, hoezeer deze continenten, al zijn ze nog zo ver uiteengedreven, hun oorspronkelijke vorm bij de afscheuring tot vandaag behouden hebben. Want op de wereldkaart valt nog te zien hoe goed ze in elkaar passen, als afgesleten stukjes van een legkaart. Zo past Zuid-Amerika (inclusief het plateau van de Malvina's of Falkland eilanden) precies tegen Afrika aan. De bult van Noordoost-Brazilië en de Wilde Kust der vijf Guyana's precies tegen de Golf van Guinea aan te duwen, vereist slechts een beweging van tien breedtegraden zuidwaarts en een vijfenveertigtal lengtegraden oostwaarts. Het is ook anderszins nog steeds duidelijk dat de beide werelddelen eens, in het verre proto-historische verleden, verenigd waren. Ze hebben tot vandaag nog allerlei klimatologische kenmerken met elkaar gemeen, evenals allerlei planten en dieren. Er heeft zelfs, zoals wij later zullen zien, in historische tijd een soort van hereniging plaatsgevonden tussen West-Afrika en de Amerika's; niet door titanische natuurkrachten, maar geforceerd, door menselijke boosaardigheid. Dit alles komt nog uitvoerig ter sprake, want het heeft een grote rol gespeeld bij de avonturen aan de Wilde Kust en de foltering van de Gouden Man. Laat ons echter eerst eens kijken naar de grond van het nieuwe werelddeel, dat alleen zo genoemd is omdat men aan de oostzijde van de Atlantische Oceaan lang gedacht heeft, dat die grote zee nergens toe leidde, totdat de afgescheiden helft van het oercontinent plotseling ontdekt werd en er opeens gesproken werd van de Nieuwe Wereld. Intussen is die nieuwe wereld minstens even oud als de | |
[pagina 21]
| |
oude, en het is nu wel duidelijk dat de beide continenten aan weerszijden van de Oceaan ouder zijn dan die Oceaan zelf, althans wat hun fundament, de zogenaamde basement betreft. Dit bestaat in het noordoostelijke gedeelte van Zuid-Amerika hoofdzakelijk uit precambrische gesteenten van zo'n 3000 tot 2000 miljoen jaren ouderdom, granietachtige en vulkanische stollingsgesteenten, die op enkele uitgestrekte plaatsen nog aan het daglicht blootliggen. Dit Guyanese schild, tussen de midden- en de benedenloop van respectievelijk de Amazone en de Orinoco, is stellig het oudste stuk van Zuid-Amerika, waarmee overigens in de loop der tijden in geologisch opzicht heel wat gebeurd is. Al sinds vele miljoenen jaren liep door geheel het westen van het continent van noord tot zuid een diepe breuk, en omdat door allerlei oorzaken de landmassa vooral vanuit het oosten werd opgestuwd, ontstond daar een gebergte, de Andes. Deze bergketen, beginnend bij Vuurland op ongeveer 55o z.b. loopt praktisch onafgebroken door tot de landengte van Panama, om zich in feite weer via de ‘inzinking’ van Midden-Amerika verder uit te strekken (onder andere benamingen) tot Alaska toe. Het is in werkelijkheid de ruggegraat (en een vrij beweeglijke) van het geheel van de drie Amerika's. Deze Andes-keten, die door de druk vanuit het oosten naar de Pacific-zijde steiler, naar de Atlantische zijde veel geleidelijker verloopt en nog altijd veel seismische en vulkanische werking vertoont, moeten wij bij alle afstand toch in het oog blijven houden omdat hij van veel invloed is geweest op de latere migraties van alle levende wezens, ook de mensen, die de Guyana's het eerst kwamen bevolken. De Andes hebben een bijna onoverkomelijke barrière naar het westen gevormd en de richting van al deze migraties mee helpen bepalen. | |
[pagina 22]
| |
Om op het oude Guyanese schild terug te komen: omstreeks 1900 miljoen jaar geleden had het ‘basement’ zich goed en wel gevormd en was de afzetting en metamorfose van allerlei jongere gesteenten al op gang gekomen. Specifiek was hierbij de Roraima-formatie in het midden van de Guyana's, terwijl bij het ontstaan van de Oceaan in het kustgebied een sedimentatie plaatsvond, die - zoals het veel latere ‘zich zetten’ van de Andes - tot op heden nog voortgaat. Allerlei opschuivingen, verplaatsingen, opheffingen en verzinkingen, breuken en ontwikkeling van de dolerietgangen kenmerken de bodem. De dikte van de sedimentatie neemt van het zuidwesten naar het noordoosten geleidelijk toe en blijkt op sommige plaatsen meer dan 5000 m te bedragen aan de uiterste rand van het Guyanese schild. Het ondiepe zeegedeelte van dit plat loopt uit tot gemiddeld 150 km buiten de huidige kustlijn, met een waterdiepte van minder dan 200 m, om vervolgens af te glooien naar de echte oceaanbodem van enige duizenden meters beneden de zeespiegel. Geheel de kustvlakte is, evenals de bovenlaag van het onderzeese plat, een echt sedimenten-gebied dat bij nader onderzoek nog vele verrassingen kan opleveren. De details hiervan zijn voor ons echter minder interessant dan enkele grove feitelijkheden, die het land zijn algemeen aanzien verschaffen. Om te beginnen strekt oostelijk van de rivier de Orinoco het enorme hoogland met tal van gebergten en bergjes (sierra's) zich uit, tot voorbij Ciudad Bolívar, waar zich de Rio Caroní met de Orinoco verenigt. Het hoogland versmalt zich dan naar het zuiden van voormalig Brits-Guyana toe, waar de Pacaraima Mountains (met inbegrip van de hoogste top, de Roraima, die zich tot ruim 2800 m verheft) een onderdeel vormen van de gelijknamige Sierra met, ten | |
[pagina 23]
| |
westen daarvan, de Venezolaanse Gran Sabana, en de witte zandvlakten van het Rupununi-gebied. Vervolgens zuidoostwaarts de Sierra Acarí (of Acarai) en de Sierra Tumucumac, die zich uitstrekken aan de zuidgrens van Suriname en Frans-Guyana. Het hoogland beslaat voorts de gehele bovenloop der linker zijrivieren van de Amazone, tussen de Rio Negro en de Jari. Daar sluit dan de uitgestrekte kustvlakte van de deelstaat Amapà aan bij de kustvlakten van de overige Guyana's, - laagland dat bijna de helft van hun territoir uitmaakt. Naar de zeezijde toe, van het Braziliaanse stadje Macapà tot aan het archeologisch interessante Venezolaanse plaatsje Barrancas, is de noordrand van heel dit gebied uitermate laag, drassig en modderachtig; in eerste instantie dus ontoegankelijk van de Oceaan uit, uit hoofde waarvan het terecht met de naam de Wilde Kust van Zuid-Amerika door de oudste Europese verkenners werd aangeduid. Tussen dit alluviale kustgebied en het hoogland liggen uitgestrekte savannes, niet aaneengesloten maar verspreid, als een gordel van grote enclaves, bestaande uit meestal grove zanden, kaolinitische en andere keien, en puindelta's, waarschijnlijk afgezet door verwilderde rivieren. Deze lagere stroken zijn lang zo oud niet als het ‘basement’ en de gesteenten van het hoogland. De ouderdom neemt uiteraard af, hoe dichter wij bij de oceaankust komen. De oude kustvlakte benoorden de savannegordel wordt gevolgd door een voormalig wadden- of lagunen-gebied, waarin strandwallen of ritsen - uiteindelijk duidelijk herkenbare schelpritsen - en afgezette kleien ontstonden in een vrij recente periode, die van ongeveer pas 5500 v. Chr. tot nog geen 100 jaar v. Chr. loopt. We hebben hier dan ook te maken met een uitermate beweeglijke kust, mede onder | |
[pagina 24]
| |
invloed van afzettingen van een aantal grote rivieren, die in latere tijd feitelijk de enige toegangswegen vanuit het binnenland naar de zeekust en omgekeerd vormden. Nu wij het hebben over een gebied dat ligt tussen 8o30' n.b. en de Evenaar, ligt het voor de hand dat het klimaat van de kustvlakte echt tropisch is; in ieder geval reeds vele duizenden jaren. Het heeft bovendien een regenval die met ongeveer 200 cm per jaar tot de hoogste op aarde behoort en zowat tweemaal zo groot is als de regenval ten noorden of ten zuiden van deze strook. De verdamping is hier dan ook bijna even intens als boven het zeeoppervlak, en de temperatuur kent door het jaar heen weinig variatie. De heersende, meestal vochtverplaatsende wind - van nature weliswaar droog - is afwisselend de Noordoost- en de Zuidoost-passaat, die hier slechts zelden tot stormkracht of cyclonen aangroeit. De hitte is in het kustgebied meestentijds veeleer drukkend dan bijzonder hoog. Iets beter is het met de temperatuur van het hoogland gesteld. Na de hitte overdag koelen de avonden snel enkele graden af; de ochtenden zijn er vaak fris en blijven dit tot een goed uur na zonsopgang. Er kan dan na middernacht en vóór het ochtendgloren zelfs sprake zijn van relatieve kou, vooral in het heuvelland, bij hoogten van meer dan een 300 m boven de zeespiegel. Hier komt ook meer onweer voor dan in het kustgebied. De verdamping boven de vele rivieren en wouden bouwt gemakkelijk zulke grote vochtigheidsreserves op, dat deze zich tenslotte in de namiddag of tijdens de eerste nachtelijke uren vaak in zware buien ontlasten. Voor het overige liggen alle vijf de Guyana's buiten de zone der tropische cyclonen, want tussen 10o n.b. en de Evenaar. Toch is het de luchtverplaatsing die hier een zweem van | |
[pagina 25]
| |
seizoenen markeert. Op zichzelf is de Passaatwind een droge wind en de droge (de droogste) tijd is juist die van de meeste wind. Waar er twee droge seizoenen zijn, corresponderen deze met respectievelijk de Noordoost- en de Zuidoost-passaat, met daar dan beurtelings tussenin twee seizoenen van betrekkelijke atmosferische kalmte en veel, soms hevige neerslag. Er is toch wel enige verscheidenheid in het algemene klimaat van de vijf Guyana's. Het meest westelijke land kent vooral echte zomerregens, dat wil zeggen tijdens de Europese zomermaanden. De drie centrale Guyana's hebben daarentegen twee echte regenseizoenen en daartussen twee droge, waarvan de duur nogal variabel is, althans in onze tijd, terwijl in Braziliaans-Guyana (evenals in de zuidelijke helft van Suriname en Frans-Guyana) de regens vooral in de herfst vallen. Dit alles heeft begrijpelijkerwijze zijn invloed gehad - en heeft die nog - op de plantenwereld, op het daarvan afhankelijke dierenrijk en laatstelijk ook op de landbouw die de mens aldaar is gaan uitoefenen. Maar we spreken nog altijd over de grijze voortijd, toen zich nog geen sterveling achter of aan de Wilde Kust vertoond had en Groot-Guyana nog ‘leeg’ was. |
|