Kroniek van Eldorado. Deel 1. Folteraars over en weer
(1995)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||
La méthode, c'est le chemin parcouru. | |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
Woord voorafWeinigen weten dat aan de noordoostzijde van Zuid-Amerika, van oudsher de Wilde Kust genoemd, de Atlantische Oceaan de gemeenschappelijke zeegrens vormt van niet drie of zelfs meer Guyana's, maar van één groot gewest dat sinds de ontdekking van het werelddeel Guyana genoemd is. Het strekt zich uit van de Orinoco en de Rio Negro die daarmee in verbinding staat, tot aan de Amazone waarin de Rio Negro zich uitstort. De van noord naar zuid stromende Rio Branco, voornaamste zijtak van de Rio Negro, kan beschouwd worden als de centrale rivier van dit uitgestrekte Zuidamerikaanse Mesopotamië. Het waren de slechts op goud en weelde beluste Europese mogendheden die dit Groot-Guyana in willekeurige stukken - eerst zeven, daarna vijf - opdeelden. Van west naar oost gerekend zijn deze stukken:
| |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
Het gehele, over bijna tien breedte- en meer dan vijftien lengte-graden uitgestrekte Guyana is dus thans over vijf republieken verdeeld. Maar op grond van hun geografische en ecologische karaktertrekken behoren al deze enkel om politieke en historische redenen van elkaar te onderscheiden landen te worden samengevat onder de éne naam van Groot-Guyana. En het is over zowel hun oorspronkelijke (en wellicht toekomstige) eenheid, als over het bijna vijfhonderdjarige drama van hun verdeling en daaropvolgende verdeeldheid, dat dit boek handelt. Het werd geschreven vanuit het gezichtspunt van de inboorling, het landskind dat de auteur niet alleen in elk opzicht en van ouder-op-ouder is, maar waarvan hij zich ook steeds bewuster werd, naarmate hij zich meer en meer tot wereldburger en aardbewoner ontwikkelde. Dit is dus allerminst een koloniale geschiedenis, maar veeleer een ecologische, waarin de ‘mensen in een landschap’ en ‘het landschap rondom de mensen’ beide centraal staan. Onvermijdelijk wijkt dit geschiedverhaal dan ook in talrijke opzichten en op vele punten af van de gangbare, met hun soms stille, soms luide ondertoon van ‘daar werd iets groots verricht’. Zulke, volgens hun Europese oriëntatie altijd eenzijdig gedocumenteerde koloniale geschiedenissen zijn, vanuit het inheemse standpunt beschouwd, in hoge mate misleidend | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
en niet minder pijnlijk. Een ontnuchterend tegenwicht hebben ze broodnodig, en de schrijver van een boek dat dit beoogt te zijn, dient er dan ook ten volle van doordrongen te wezen dat hij hiermee heel wat controversen zal oproepen. Hopelijk zet hij echter ook menigeen aan het denken of aan het opnieuw denken. De titel van dit boek verdient enige verklaring. Hij is met opzet dubbelzinnig. Want wie foltert er nu? Werd de Gouden Man, de personificatie van Groot-Guyana, door ‘anderen’ gefolterd en werd hij een slachtoffer van de avonturiers uit Europa en al degenen die zij uit nog twee andere werelddelen naar de landstreek tussen de Orinoco en de Amazone meesleepten? Of werden juist al deze lieden langzaam, op de oude Indianenmanier, bijna ten dode gefolterd door de geheimzinnige, nog altijd onoverwonnen Gouden Man? Of gebeurde soms én het een, én het ander? De lezer moge dit voor zichzelf uitmaken; vandaar het dubbelzinnige van de titel. Het zij tenslotte de auteur, die naar beste vermogen gepoogd heeft zoveel mogelijk namen van personen te vermijden en daarvoor ‘functies’ in de plaats te stellen, en die ook zijn eigen klein aandeel bij latere gebeurtenissen zoveel mogelijk getracht heeft te objectiveren, niettemin vergund, althans deze voorrede met een persoonlijke noot te besluiten, die tevens de raison d'être van zijn geschrift aangeeft. Hem heeft het een heel mensenleven van studie, nadenken en meemaken gekost, voordat de meeste schellen hem van de ogen vielen - misschien nog lang niet alle - en hij de Europese bril waardoor hij geleerd had te kijken, kon afzetten om de historie van zijn geboortestreek en van zijn voorouders duidelijk genoeg, ontdaan van alle traditionele franjes en frases, te doorzien, zodat hij er ook iets zinnigs over zou durven zeggen. | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
Dit tracht hij bij deze te doen, omdat niemand anders het doet, op dit moment niemand anders ertoe bereid of misschien in staat is - nog niet - en omdat het toch, naar zijn heilige overtuiging, behoort te gebeuren. Thans meer dan ooit om voor de hand liggende redenen. Dus is het hem een gewetenszaak geworden dit boek - ondanks zijn talrijke diskwalificaties en het nu en dan ontbreken van voldoende gegevens - toch te publiceren. Misschien bij wijze van testament. Medio 1982
Sinds de eerste uitgave van dit boek - al geruime tijd niet meer verkrijgbaar - zijn ruim twaalf jaren verstreken, en er blijkbaar nog altijd zoveel vraag naar bestaat, werd een tweede druk nodig geacht. Ditmaal een toegankelijker uitgave in twee delen, waarvan het tweede de periode van 1900 tot op heden behandelt. Reden waarom het geheel de nieuwe titel van ‘Kroniek’ kreeg. Twaalf jaren zijn echter een lange tijd waarin, vooral dank zij de commoties rondom ‘Columbusherdenkingen’ in 1992 veel nieuw en gelukkig niet alle meer eurocentrisch georiënteerde studies op Amerikanistisch gebied verschenen, gaven deze inmiddels hier en daar aanleiding tot herziening of aanvulling, zelden tot wijziging van de bestaande tekst. Dezelfde twaalf jaren deden intussen hun onontkoombare aanslag op de energie van de auteur, ook al heeft hij (gezien het doel van dit boek dat slechts een weergave van de Indiaanse visie op reeds door anderen vastgelegde feiten, gebeurtenissen en opvattingen beoogt) nooit tijd aan zelfstandige ‘research’ willen besteden. Vandaar dat hij - met name voor het up-to-date brengen van dit werk tot en met | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
1994 - aangewezen was op de kracht en kunde van een veel jongere medewerker. Hij vond deze gelukkig bij dr. H. Ramsoedh die reeds de nodige sporen op het onderhavige gebied achter zich heeft, maar blijft toch alleen verantwoordelijk voor de totale inhoud van dit boek. Bij wijze van maxima culpa. Maart 1995Ga naar voetnoot* | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
|