dalen weer geleidelijk oplopen naar de continenten aan de oost- en westkust van de Oceaan, waarvan de bodem ook weer enkele dwarsbreuken vertoont.
Dat de zeebodem drempelsgewijze oploopt naar het vasteland, vindt zijn oorzaak in het feit dat de aardkorst is opgebouwd uit dikke, bovenop elkaar liggende korsten, - de lithosfeer, meestal een paar honderd kilometer dik, die weer drijft op een beweeglijke laag, de asthenosfeer, eveneens van een paar honderd kilometer dikte. De reusachtige bovenste korstplaten bewegen zich ten opzichte van elkaar: van elkaar af, naar elkaar toe zodat ze botsen of langs en over elkaar schuiven. Soms worden de korsten ook geabsorbeerd in de aardemantel, waar uit de ruimte tussen uiteendrijvende korstplaten nog altijd magma omhoog komt, stolt, zinkt, en zo nieuwe lithosfeer vormt, die zich aan de oude toevoegt. Dit proces veroorzaakt de meeste aardbevingen.
Men zou dus kunnen zeggen dat de bodem van de Atlantische Oceaan werkt als een enorme transportband, waarmee lithosfeer wordt vervoerd met de snelheid van een paar centimeter per jaar, terwijl de onderste helft van de transportband diep in het binnenste van de aarde verborgen blijft. Het is goed dit in het oog te houden, want het zal van belang blijken voor het verder verloop der gebeurtenissen, tot zelfs in de historische tijd.
Nog is niet alles opgehelderd omtrent deze even ontzagwekkende als langdurige ontwikkeling. De warmteverspreiding in de Oceaan heeft er grotendeels mee te maken en is een functie van de ouderdom van de zeebodem. Zo loopt de 3000 m dieptelijn over een korst die ‘maar’ 2 miljoen jaren oud is, de 4000 m lijn (isobath) echter over een korst van al 20 miljoen jaren ouderdom en de 5000 meter lijn over 50 miljoen jaren oude bodem. Naarmate men dieper komt, blijkt de verhitting steeds sterker.
De bodem die meer dan 60 miljoen jaar oud is, blijkt daar ook minder vlak en meer geaccidenteerd. Door magnetische waarnemingen kan men voorts nagaan, hoe de korstplaten zich ten opzichte van elkaar bewegen, en men heeft zo de ouderdom van de meeste plooien en naden op de oceaanbodem kunnen vaststellen, althans tot een maximum van 200 miljoen jaren. Hetzelfde geldt ook voor het vasteland.
Ongeveer 125 miljoen jaar geleden begon Zuid-Amerika zich totaal af te scheuren van Afrika en Noord-Amerika verder weg te schuiven van Noordwest-Afrika, van Iberië en wat tegenwoordig Frankrijk heet. En nu is het merkwaardig, hoezeer deze continenten, al zijn ze nog zo ver uiteengedreven, hun oorspronkelijke vorm bij de afscheuring tot vandaag behouden hebben. Want op de wereldkaart valt nog te zien hoe goed ze in elkaar passen, als afgesleten stukjes van een legkaart. Zo past Zuid-Amerika (inclusief het plateau van de Malvina's of Falkland eilanden) precies tegen Afrika aan. De bult van Noordoost-Brazilië en de Wilde Kust der vijf Guyana's precies tegen de Golf van Guinea aan te duwen, vereist slechts een beweging van tien breedtegraden zuidwaarts en een vijfenveertigtal lengtegraden oostwaarts.
Het is ook anderszins nog steeds duidelijk dat de beide werelddelen eens, in het verre proto-historische verleden, verenigd waren. Ze hebben tot vandaag nog allerlei klimatologische kenmerken met elkaar gemeen, evenals allerlei planten en dieren. Er heeft zelfs, zoals wij later zullen zien, in historische tijd een soort van