Het eind van de kaart
(1980)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermdJournaal van een kleine ontdekkingstocht in twee binnenlanden anno 1955
Donderdag- Waarom heb ik dit dikke cahier eigenlijk meegenomen? Terwijl ik op het voorbalkon van het logeerhuis dit alles zit op te schrijven - de zon is al bezig strijklicht te werpen op de verlaten bagno's van St. Laurent du Maroni aan de overkant van de rivier - bekruipt me de twijfel of het wel enige zin heeft om met deze aantekeningen voort te gaan. En zo já, wat moet ik opschrijven en hoe moet ik mijn ervaringen verwoorden? Welke zijn het waard om in formele zinsneden vast te leggen, en waartoe eigenlijk? In dit land dat mij op zoveel manieren in beslag neemt, is het niet beter te vergeten datik van huis uit een pennelikker ben? Thuisgekomen zal ik best zonder de hulp van een reisjournaal alles kunnen vertellen wat de moeite waard is. En voor mij zelfter herinnering later? Het is een gekke gewoonte van sommige mensen om er dagboeken op na te houden, die ze naderhand toch nooit meer herlezen. Ik ben er zelf al menigmaal een begonnen, maar heb het nooit lang doorgezet; de stroom der gebeurtenissen ging te snel, om telkens bij het zojuist voorbije te blijven stilstaan. Het is waar dat ik al aardig vergeetachtig begin te worden. Maar ons geheugen werkt toch als een verstandige zeef: wat waard is om te onthouden blijft je vanzelf wel bij, en al het andere, wat heb je eraan? Het is een nodeloze belasting van je bewustzijn en vermoedelijk een hindernis om fris en onbe- | |
[pagina 24]
| |
vangen te staan tegenover nieuwe indrukken. Bovendien heeft iedere gebeurtenis zijn eigen levendigheid die je nauwelijks onder woorden kunt brengen, - je vervalt onwillekeurig in gemeenplaatsen. En wat betreft je innerlijke gewaarwordingen-de gedachten en gevoelens die je bij je waarnemingen krijgt-het zou alleen zin hebben ze voor Lili op te schrijven, omdat ik weet dat ze die graag leest, goed-geformuleerd of niet. Rest een min of meer lyrische beschrijving van dit prachtige binnenland, zoals ik het al van vroeger ken. De beschrijving dáárvan heb ik echter al een kwart eeuw geleden-en hoe kinderlijk nostalgisch! - gegeven in mijn eerste boeken. Ouwemannenonzin om mezelf nog eens te herhalen. Ik heb alle reden om vandaag te twijfelen aan mijn schrijverschap, - dat ligt achter mij, zoals Paramaribo met heel haar gedoe nu achter mij ligt. Vrij ben ik voor een week of wat, vrij als een wilde, als een bosdoksGa naar voetnoot*, en ik moet niet toegeven aan mijn hebbelijkheid om alles wat ik in het verleden verkeerd of ontoereikend gedaan heb, later nog eens dunnetjes over te willen doen, zoals in ‘De laaiende stilte’. Maar goed, ik ben nu eenmaal onwillekeurig, een beetje té gedachteloos, met deze aantekeningen begonnen. We zullen zien of ik het - net als deze reis - doorzet, en wat ervan terechtkomt. Publiceren zal ik dit reisverslag in geen geval; zorgeloos kan ik noteren wat mij invalt en alles laten in zijn oorspronkelijke staat, goed genoeg voor ‘huiselijk’ gebruik. Dus geen nood, - schrijven in de halve wildernis, zoals hier, hééft zijn bekoring-die van iets prils en onbevangens-en schrijven in de grote wildernis, straks, dat moet ik nog afwachten. Ik heb het nooit tevoren gedaan, en dit is misschien de kleine uitdaging die mij aanlokt. |
|