| |
| |
| |
Deel III
Het licht der vijanden
| |
| |
I
Waarachtigheid in leugens
Elke persoonlijkheid die boven de middelmaat uitblinkt, wordt in de loop der jaren omsponnen met een legende. Er wordt een muur rondom hem opgetrokken, welke hem voorgoed scheidt van de gewone stervelingen. De legende is de rechtvaardiging van het herinneren; de superlatief die wij nodig hebben om te kunnen geloven dat er ondanks alles mensen zijn die uitsteken boven ons gemiddelde. De legende is óók: het vonnis der uiteindelijke gerechtigheid, de executie van het buiten-gewone. En alle historie is legende...
Daarom heeft ze ook niets met werkelijkheid te maken, is zij veelmeer verzinsel-achteraf. De held, - hij zij heldhaftig in datgene wat zijn omgeving ‘goed’ noemt of in wat zij als ‘slecht’ brandmerkt, - de held leeft altijd dubbel: op het plan der alledaagse werkelijkheid, waar hij met ons eet en slaapt en kleine ongemakken lijdt; en op een nieuw, historisch plan, waar hij uitsluitend de grote, alle-maten-overschrijdende heldhaftige, de demiourgos is. Wie de mens wil kennen die de naam draagt van een held en in de kern van diens binnenste steekt, moet trachten deze held van alle legende te ontdoen. Wat niet gemakkelijk is. De naakte sterveling die dan overblijft is stellig een interessant fenomeen, is wellicht ook een brok werke- | |
| |
lijkheid, wellicht een begrijpelijk wezen, maar het is tevens een caricatuur van de held, een vreemdeling die niets meer te maken heeft met de beroemde of beruchte gestalte der historie.
Dit is bij Juan Manuel de Rosas in sterke mate het geval. Hetgeen totnutoe werd verteld, is strikte werkelijkheid, gestaafd door documenten, en een poging om de mens Rosas te portretteren. Maar het is niet Rosas zoals de geschiedenis hem kent; het is niet Juan Manuel die nog steeds de schrik der kinderen in Buenos Aires is, en wiens naam geen zuidamerikaan kan horen zonder even het voorhoofd te fronsen. Er zijn tientallen boeken over Juan Manuel geschreven, pro, contra, bemiddelend; met de grootste felheid, met de grootste welwillendheid, met bewuste gemeenheid, met dom wanbegrip. Niemand heeft daarbij gepoogd de mens nader te komen, hem in zijn totaliteit, in zijn wording en z'n Zijn te zien. Maar deze mens, nu hij hier dan ten voeten uit vóór ons staat, is tòch niet de hele Rosas, want Juan Manuel is een historische figuur, hij is ‘Rosas’ met en door zijn legende. Laat ons ermee afrekenen, maar laat ons haar vooral niet vergeten, want zonder legende kan Juan Manuel niet meer voortbestaan, zomin als welke herinnering ook, die reeds vervallend is en tot historie verworden.
De legende om Rosas is ontstaan als bewuste en onbewuste leugen. Zo gaat het altijd. De man die bewonderd wordt, krijgt een surplus aan bewonderenswaardigheid mee, hetwelk ervoor zorgen moet dat zijn roem ook bij latere geslachten gelijk blijft; al wat deze roem verkleinen kan, wordt uit zijn geschiedenis weg- | |
| |
gewist, al wat twijfel aan zijn grootheid wekken kan, wordt met een wonderbaar gemak vergeten. Eveneens de man die wordt gehaat. Ook hij krijgt zijn surplus aan afschrikwekkendheid, opdat de haat en de verachting door de eeuwen heen niet minderen zal; het goede in hem wordt verloochend, niets mag doen twijfelen aan zijn verfoeilijkheid.
Liefde zoekt bestendiging, zoekt eeuwen te trotseren. Maar haat die haar negatie is, tracht evenzeer zich voort te zetten van geslacht op geslacht. De haat die Rosas onderging was rijk en vruchtbaar; veel levenskrachtiger dan het beetje liefde dat maar enkelen hem toedroegen. Die liefde heeft hij overleefd, - dit werd zijn tragische ondergang. De haat... leeft nòg, leeft voort in de legenden die de Unitariërs rondom hem sponnen, die zich verspreidden van Montevideo tot Chili, van Spanje tot de Verenigde Staten, van Frankrijk tot Brazilië. Een reusachtig vangnet om de leeuw te binden, een reusachtig vangnet dat hijzelf, als mens, ontsprong, maar waarin wèl zijn historische schim gevangen werd, en doodgeknuppeld en afzichtelijk verminkt.
De afschrikwekkende schim van deze man, de getourmenteerde en verguisde, is een intrinsiek deel der waarheid omtrent Rosas. Ze is zijn geweldige slagschaduw tegen de lichtwand der toekomst. Zij is de uitgewerkte potentiaal van zijn levenskracht, zijn misdadigheid, zijn vermogen haat te wekken bij zijn vijanden. En bijna iedereen werd op den duur zijn vijand.
Wat thans volgt is een samenvatting van zijn legende,
| |
| |
de integraal van reeksen leugens, onontwarbaar met factoren werkelijkheid vermengd. Ze zijn niet te verwerpen, want ze zijn de virtuele waarheid omtrent een figuur die groot was, daar hij voor zijn ideaal de moed had grote haat te wekken en de bloedschuld te trotseren, welke geen sterveling zonder verbetenheid en groot geloof in zijn gezonden-zijn op zich durft laden.
Het vertrouwvolle, gelovige volk dat niet zonder helden leven kan, was steeds op de hand van Rosas. Zijn vijanden, de vluchtelingen die nu samenscholen in Chili en Montevideo, behoren alle tot de ‘beschaafde’ groep argentijnen, die de nieuwe europese idealen van liberalisme en verlichting huldigen. Juan Manuel had een der hunnen kunnen zijn, maar de gaucho in hem overwon de stedeling. Zonder religieus te zijn, koos hij partij voor het starre, dogmatische Katholicisme dat overgebleven was uit de spaanse tijd, omdat hij wist dat hij hiermee het volk in bedwang kon houden; omdat godsdienst voor een gaucho geen probleem is. Zijn eerbied gaat niet hoger dan de vormen reiken, en zijn geloof niet verder dan de dingen die hij aan den lijve ondervindt.
Rosas kon schelden en bijnamen geven als alle provincialen, maar het schrijven tegen zijn vijanden moest hij aan huurlingen overlaten. De Unitariërs daarentegen, hanteerden de pen beter dan lasso en mes. En het wapen van hun laster is het doeltreffendst gebleken. Geen gauchos, geen indianen rijden meer door de pampa; zij wordt thans doorsneden door eindeloze rails en strakke auto-banen. Geen mes wordt meer geheven tegen de Unitariërs; Argentinië is vandaag
| |
| |
een der meest-geordende staten van Amerika. Maar altijd nog woekert de laster door, en doet de ronde wat de ‘Blauwen’ schreven in hun boeken, kranten, verzen en pamfletten.
Niet voor niets haat Juan Manuel de boekenwurmen, de intelligentia, het klerkendom. Zij strijden met een middel dat zijn tegenweer ontsnapt. Tegen het papier helpen geen messen en fusillades; tegen de drukinkt staat de Mazorca machteloos. Over de bergen en rivieren die het federale land begrenzen, worden de schendblaadjes met hun caricaturen en ophitserijen binnengesmokkeld. Zij gaan van hand tot hand, zij zijn talrijker dan de dienaren der Federatie, en ze speculeren op de onuitroeibaarste hartstochten van de mens: op zijn nieuwsgierigheid en zijn agressiviteit. Ze liegen er niet om, ze spreken klare taal, tot in hun titels. Een der tijdschriften heet ‘Dood aan Rosas’, een der pamfletten, die men om hun hartstochtelijkheid vandaag durft rekenen tot de ‘klassieke’ literatuur van Argentinië, heet: ‘'t Is een heilige daad, Rosas te vermoorden’. En moordend is inderdaad hun inhoud voor een man die niet, net als Juan Manuel, de macht nog steeds in handen heeft en geen duimbreed terugwijkt.
De tekenaars van caricaturen hebben er niets mee te maken dat hij nooit zelf een executie heeft bijgewoond, nimmer met eigen hand een vijand heeft onthalsd. Wat hindert dat? Iedere Federaal is Rosas, iedere Mazorquero is Rosas, iedere misdadiger heet Juan Manuel. Hij is dictator, hij is dus de verpersoonlijking der horde, de enige verantwoordelijke.
| |
| |
Derhalve wordt hij afgebeeld terwijl hij weerloze mensen afslacht, weduwen en wezen de straat op smijt, steelt, drinkt, ophitst, verraad pleegt, een heksensabbath presideert, bloed uit volle glazen slurpt en troont op een berg doodskoppen.
Dit is de voorstelling die de Unitariërs in hun machteloze woede van hem maken. Wìllen maken. En op deze verbeeldingen borduren ze voort. De visioenen worden gebeurtenissen, en deze weer historische feiten. Ze gaan van mond tot mond, de ene schrijver herhaalt ze op gezag van de ander, - op gezag van hun gemeenschappelijke haat, - en ieder voegt er het zijne aan toe. Het is de angst die hun fantasie doet werken, en het vermogen deze angst te wekken behoort tot de heroïek van Rosas. Daarom vertegenwoordigen ook de talloze ‘duivelsstreken’, die over hem de ronde doen, zijn waarheid, en completeren zij bij al hun onwerkelijkheid zijn historische persoon.
Op het buitenland, op Europa vooral, hebben sommige van deze geschriften een enorme invloed, vooral wanneer ze zakelijke methoden volgen en zich niet te veel in anecdoten verliezen. Zo schrijft in die dagen een frans diplomaat in de Revue des Deux Mondes een groot artikel dat de regering van Rosas in de felste bewoordingen aanvalt en bij het publiek in Frankrijk stemming tegen hem maakt, waarvan Thiers, die een persoonlijke haat tegen Rosas voedt, - een haat aan jaloezie verwant, - weer handig gebruik maakt bij de Volksvertegenwoordiging. Het liberale Frankrijk is op dat tijdstip de beste bondgenoot der Unitariërs.
Grote indruk maken ook de ‘Tablas de sangre’,
| |
| |
de ‘Bloedlijsten’ van Rivera Indarte, - een man die vroeger lofzangen op Rosas dichtte en die later naar Montevideo uitgeweken, het pamflet schrijft dat een moord op Rosas tot een heilige daad proclameert. Met een schijn van nuchtere zakelijkheid geeft hij een lexicon uit, dat in alfabethische volgorde de namen bevat van allen, die tot op dat tijdstip onder Rosas' bewind het leven gelaten hebben. Aan het slot maakt hij de rekening op van nog geen vijftien jaar dictatuur, en constateert: Vergiftigd 4, onthalsd 3765, gefusilleerd 1393, vermoord 722, in de slag omgekomen 14920. Dan zegt hij, dat naar lage schatting wegens desertie 1600 man gestraft zijn. Wat een totaal geeft van meer dan 22.000 doden.
Voor al dit vergoten bloed wordt Juan Manuel aansprakelijk gesteld. Hijzelf slaapt er geen nacht minder rustig om, maar zijn vijanden doen het voorkomen alsof hij persoonlijk ieder van deze duizenden het leven genomen heeft. Hij wordt een monster van bloeddorst, dat moordt om de wellust van het moorden, zich verrijkt uit hartstocht naar goud, heiligschenner is uit haat tegen het gewijde; die onderdrukt uit lust tot kwellen, usurpeert uit grenzenloze domheid. Tot op heden zijn er slechts weinigen die zich rekenschap geven van de paradox in deze beschuldigingen: dat een domme usurpator slechts door de volkswil of door het volslagen gebrek aan volkswil, meer dan twintig jaar dictator blijven kan.
Het is dus het volk dat door de Unitariërs moorddadig, dom, incestueus genoemd wordt, wanneer zij deze beschuldigingen tegen Rosas richten. Het is dit- | |
| |
zelfde volk dat mèt Rosas de autonomie van Zuid-Amerika verdedigd heeft tegen alle imperialistische aanvallen, met een dapperheid en een doorzetting als sinds de dagen van Bolìvar niet meer gevonden werd.
Of behoort ook dat tot de legende?
Het is niet de taak van de romanschrijver ‘historie’ te geven, en het is nog veel minder zijn taak een gegeven historie te schiften in werkelijkheid en leugen. Beiden vertegenwoordigen voor hem de waarachtigheid van zijn onderwerp, de waarachtigheid van een veelvormige menselijke samenleving die hem haar eisen stelt en die wellicht teert op het brood der ‘echtheid’ maar dit niet verorberen kan zonder dat het besmeerd (neen, niet ‘besmeurd’) is met de gele boter der fantasie. Het komt er maar op aan zùlk een fantasie te kiezen, welke zich organisch en noodwendig ontwikkeld heeft uit de echtheid der omstandigheden.
Daarom is het ware zicht op de heroïsche figuur van Rosas ondenkbaar, zonder het licht dat de laster van zijn vijanden op hem laat schijnen.
|
|