| |
| |
| |
XII
Liefde en politiek
Toen Juan Manuel in 1835 tot goeverneur gekozen werd, kreeg hij zijn benoeming en de buitengewone volmacht slechts voor vijf jaar. Twee dagen voor het beëindigen van deze periode werd hij door de Volksvertegenwoordiging herkozen. Rosas weigerde echter en vroeg zijn demissie, op grond van de rust die hij behoefde na al de droevige sterfgevallen in zijn familie.
Hij kreeg tot antwoord, dat niemand de ontzaglijke verantwoordelijkheid op zich durfde nemen om hem te laten gaan; nederig verzocht men hem te willen blijven, tot het zo groots begonnen werk geheel zou zijn voltooid.
Juan Manuel weigert nogmaals, maar zegt toe nog een half jaar aan het bewind te zullen blijven, tot men alles naar genoegen heeft kunnen regelen. Hij wil geen usurpator schijnen, hij laat duidelijk voelen dat men een groot offer van hem vergt, hetwelk hij alleen uit overmaat van vaderlandsliefde bereid is te brengen, terwijl hij toch niets liever zou willen dan de rustige genoegens van de huiselijke haard en de vreedzaamheid van het buitenleven genieten, nu hij al hard naar de vijftig toe gaat.
Maar hij blijft, hij laat zich telkens weer verbidden,
| |
| |
hij buigt zich voor de soevereine wil van het volk, al is hijzelf degene die het volk deze soevereine wil suggereert. Weer vijf jaar later, in 1845, is hij nog steeds aan het bewind, en het ziet er niet naar uit of er zo licht een andere goeverneur zal komen. Zijn macht en zijn prestige zijn van jaar tot jaar uitgebreid, en ook de Buitengewone Volmacht die hem zijn dictatoriale bevoegdheden geeft, blijft gehandhaafd. De menigte is getemd en gewend aan de dictatuur.
Ook de andere federale goeverneurs zijn hem slaafs onderworpen. Ze imiteren hem en weten hun lot aan het zijne gebonden. Ze putten zich uit in nederige vriendelijkheid en vleierij. Fray Aldao, de oorlogszuchtige monnik die heer en meester van drie provincies is, wordt in Buenos Aires dermate geïmponeerd door het regeringssysteem van Rosas, dat hij naar Mendoza terugkeert en een decreet uitvaardigt, waarbij tij alle Unitariërs voor gevaarlijk gek verklaart, ze onder curatele stelt en beveelt dat ze in het hospitaal moeten opgenomen worden. Zijn testament benoemt Rosas tot executeur, net als dat van generaal Ibarra, die over een andere provincie regeert en bij legatie zijn bewind aan Juan Manuel overdoet, zoals vorsten onder elkaar dat weleer plachten.
De broer van López, die door Rosas' toedoen het goeverneurschap over Santa Fé gekregen heeft, verft uit dankbaarheid zijn particuliere woning van stoep tot dak vuurrood, en meent daarmee een erg streepje voor te hebben bij de roemrijke Hersteller der Wetten. Ook hij pleegt jaarlijks af te danken om zich daarna rustig te laten herbenoemen.
| |
| |
Maar de gans in het Noorden en in het Oosten van de Rio de la Plata gelegen provincies zijn geheel door de Unitariërs geïnfecteerd. Het is daar dat nog steeds een verwoede strijd geleverd wordt tussen de welgeoefende en streng-gedisciplineerde troepen van Rosas, en de heterogene, vaak weifelmoedige, vaak ook zeer dappere benden der Unitariërs.
Het enthousiaste deel van deze laatsten bestaat vooral uit bannelingen: degenen die nog bijtijds het hazenpad kozen of gedwongen werden de provincie Buenos Aires te verlaten. Naar alle zijden werden zij verspreid: sommigen moesten naar Chili de wijk nemen, - een vlucht op leven en dood, vaak te voet door de Andes, over de hoge besneeuwde passen waar de condor zijn nest heeft, - anderen naar Bolivia, in het hoogland waar de vreemdeling sterft aan ademnood; de meesten echter over het brede, stormachtige water naar Montevideo, een stad in veel gelijk aan Buenos Aires en dicht genoeg in de buurt om als voorpost bij uitstek voor de oppositie te kunnen dienen.
Voor Rosas is Montevideo het broeinest van zijn vijanden, de stad der duisternis vanwaar veldtochten tegen hem georganiseerd worden, die hij weliswaar meestal met succes beantwoordt, maar die hem toch afleiden van betere dingen en hem heel zijn regering door ernstig bezighouden. Montevideo is ook het centrum van de laster- en ophitsingscampagne die tegen hem gevoerd wordt in talloze dagbladen en boeken, welke al te dikwijls toch nog hun weg naar de federale provincies vinden, en wat erger is: ook in Europa stemming tegen hem maken. Die geschriften zijn
| |
| |
vooralsnog het gevaarlijkste wapen dat de Unitariërs tegen hem voeren, want deze vijanden vormen juist de intelligentia van het volk, en er is niets aan te doen dat al zulke intellectuelen beter met de pen om kunnen gaan en een gemenere hetze kunnen voeren op papier dan Rosas en de zijnen, die het niet verder brengen dan op gaucho-manier te schelden en spotnamen te bedenken.
Het ergste vindt hij, dat de Unitariërs de treurige moed hebben, vreemde mogendheden in het geding te betrekken. Ze hitsen het keizerrijk Brazilië tegen hem op en schamen zich niet bij Frankrijk en Engeland, die beiden reeds lang even begerig zijn naar de grote havenrijkdommen van de Rio de la Plata, aan te kloppen om interventie. Door deze onpatriottische daad verspelen ze het laatste restje medelijden dat de Federalen nog met hen zouden kunnen voelen, en verklaren ze zich vogelvrije landverraders.
Om dit nest der ongerechtigheid te zuiveren, laat Rosas nadat Lavalle verslagen en gedood is, een geweldig offensief op Montevideo openen. Het leger van generaal Oribe, die onder zijn sanctie alvast benoemd is tot goeverneur van die stad, rukt op om haar te belegeren. Van zeezijde wordt deze onderneming krachtig ondersteund door een argentijns eskader, dat de rede van Montevideo en heel de oostkust van de Rio de la Plata blokkeert.
Hierdoor wordt alle handel volkomen lam gelegd, en nu Frankrijk en Engeland tengevolge hiervan inderdaad geschaad worden in hun geldelijke belangen, besluiten beide mogendheden aan het lange aandringen
| |
| |
van de Unitariërs gevolg te geven, en Rosas te intimideren.
De ‘Argentijnse Commissie’ van bannelingen zowel als de regering van Montevideo vinden een europese interventie het aangewezen middel om aan deze zuiver amerikaanse kwestie een eind te maken. Juan Manuel echter, die meer dan Monroe en diens Verenigde Staten in het Zuiden gedaan heeft om de leer van ‘Amerika voor de Amerikanen’ in toepassing te brengen, laat zich zelfs door het dreigen van de twee grootmachten niet klein krijgen. Hij besluit desnoods geheel Europa het hoofd te bieden, en beveelt zijn admiraal de blokkade te handhaven.
In Montevideo wordt de stad verdedigd door een leger dat in alle rangen een cosmopolitisch karakter draagt. Er zijn mannen uit de oostelijke provincies, verbannen argentijnen en tal van franse, spaanse en italiaanse emigranten, die zich geestdriftig hebben aaneengesloten om de moordzieke tyran van het Westen te bestrijden.
De italianen vooral zijn wild van strijdlust en vijandschap, want aan hun hoofd staat een achtendertigjarige, blonde, ietwat athletische man, die ondanks het duidelijke aanzien dat hij geniet, door de anderen simpelweg ‘Peppino’ genoemd wordt, en deze weet hen met luttele woorden aan te vuren tot een geestdrift welke menigmaal haast demonisch schijnt.
Op dat ogenblik is Giuseppe Garibaldi een der aanvoerders tegen Rosas, die weliswaar zijn droom om naar Italië terug te keren en daar te strijden voor de vrijheid van zijn geboorteland, reeds dichter en dichter
| |
| |
tot haar verwezenlijking ziet naderen, maar die alsnog zijn lot gekoppeld heeft aan dat van de braziliaanse en uruguayse republiekjes welke bezig zijn zich te vormen. Reeds tien jaar heeft ook hij, nu eens op zee als kaper-kapitein, dan weer te land op eindeloze marsen door de llanos, of tijdens gevaarlijke dwaaltochten door de dichte wouden van het rivierengebied, in menige guerrilla gestreden tegen de legale troepen van Brazilië en Argentinië. Hij is, - vreemd genoeg voor een zeeman, - in die tussentijd een halve gaucho geworden, die met bolas, lans en lasso vecht voor een vrijheid welke voor zijn begrip vast verbonden blijft met onafzienbare vlakten, wilde runderen en een hard, gevaarlijk leven.
Rosas bestrijdt hij, omdat deze de gaucho-vrijheid heeft aangetast. Hij gebruikt hem om zich te oefenen voor een veel dierbaarder strijd, aan gene zijde van de Oceaan. Eenmaal was hij krijgsgevangene geweest van federale benden; en was hij niet zo snel ontvlucht, het jachtmes van een ‘Rode’ had stellig de geschiedenis van Italië een lelijk merkteken toegebracht. Zelfs op latere leeftijd wijst Garibaldi met een zekere fierheid aan zijn vrienden de sporen van mishandeling aan zijn polsen, en vertelt hij van wrede Federalen en van dolle ritten door de pampa, waaraan hij soms met vermoeide nostalgie terug kan denken.
Hij heeft reeds naam als caudillo gemaakt, wanneer hij naar Montevideo komt, en zich daar vestigt tussen de ballingen en kolonisten die zijn landgenoten zijn. Spoedig ontvangt hij van de regering een aanbod om het bevel van een paar oorlogsboten op zich te nemen.
| |
| |
Ook te water legt hij het echter af tegen het federale eskader; hij is gedwongen zijn schepen in de lucht te blazen en ontkomt met zijn bemanning slechts na moeizame pogingen. Met een lange omweg moet hij naar Montevideo terugkeren, krijgt er nu het bevel over de italiaanse kolonisten, welke hij africht met de nevenbedoeling een vrijkorps te hebben dat door zijn moed en wapenfeiten reclame maakt voor de italiaanse zaak. Daarvoor geeft hij hen ook tot vaandel: de rokende Vesuvius op een zwarte achtergrond.
Garibaldi kan zich evenals de andere aanvoerders van Montevideo geheel op de landoorlog concentreren, want Engeland en Frankrijk zetten hun interventie door, verklaren de Rio de la Plata internationaal, en dus de blokkade van de Federalen onwettig. Zijn gaan niet langer op de onderhandelingen in, waarmee Rosas tracht hen bezig te houden, maar vallen met hun gecombineerd eskader de schepen van Buenos Aires aan, die zich weldra moeten overgeven.
Nu wordt van Juan Manuel geëist dat zijn troepen het gebied van Uruguay zullen verlaten. Maar terwijl de dictator met recht de houding aanneemt van verdediger der republikeinse onafhankelijkheids-idee tegenover het europese imperialisme, blijft hij koppig en geeft geen kamp. Verschillende zeeslagen die hij voert tegen de fransen en engelsen bewijzen dezen duidelijk dat ze met een geduchte vijand te doen hebben, en ontnemen hun iedere lust om zich ook met landingstroepen in de strijd te mengen.
Wat de zeeofficiers en de generaals van Rosas niet weten te bereiken, dat speelt hij zelf klaar in zijn
| |
| |
residentie te Buenos Aires. Met diplomatie. Hij onderhandelt en dingt af als een volleerd koopman, hij mat de franse en engelse gezanten af, de ene volgt de ander op, en hij slaagt er ook in, lichte tweedracht tussen de geallieerden te zaaien, door juist de nadruk te leggen op die dingen waarin hun belangen uiteenlopen. En de engelsen, die al meer dan genoeg hebben van al het geharrewar en liever hun handel een weinig zien bloeien, tonen zich niet ongenegen tot een schikking. Maar de franse gezant, graaf Walewski voelt er niets voor. Hij wil ofwel een volledige diplomatieke overwinning, ofwel een krachtig militair ingrijpen dat Rosas geheel en al verpletteren zal.
Walewski ergert zich. Hij is tezamen met de engelse gezant Lord Howden naar Buenos Aires gekomen, en ze hebben onderweg goed afgesproken, volgens hun mandaat samen te handelen en één lijn te trekken. De fransman die een hele hofhouding bij zich heeft, en zich als onechtelijke zoon van Napoleon Bonaparte geweldig voelt, neemt zodra hij in de stad is, een hautaine en uittartende houding aan. Hij moet niets hebben van die halfgecultiveerde gaucho-afstammelingen die hier de lakens uitdelen, niets van dit land zonder aristocratie, zelfs niets van de salon van Manuelita, die toch waarlijk wel met genoeg charme het corps diplomatique bij zich ontvangt. Hij ergert zich over Howden, dat deze zich wèl laat inpalmen, zich hier op zijn gemak voelt en een beminnelijkheid aan de dag legt, die men allerminst van een engelsman zou verwachten.
John Caradoc Lord Howden is bij zijn aankomst in
| |
| |
Argentinië de achtenveertig reeds gepasseerd. Hij heeft een romanesk en avontuurlijk leven achter de rug, was adjudant van Wellington, en wat méér zegt: hij was een dergenen die Byron op zijn tocht door Griekenland vergezelden. De hartstochtelijkheid, het licht-ontvlambare, heel dat romantische temperament dat op niets méér gericht is dan op liefdes-heroïek, had hij gemeen met Byron. Thans is hij hier in dit vreemde, wellustige land en beleeft zijn tweede jeugd.
In de salon van Manuelita leert hij een dertigjarige vrouw kennen met de gestalte van een twintigjarige. Zij beantwoordt aan alles wat zijn fantasie kan prikkelen. Haar ongerepte rijpheid is een zeer bizondere charme, want zijn kennersoog ziet aanstonds hoeveel hartstocht schuilt in haar beminnelijke beheerstheid. Is ze niet de dochter van een dolle, oppermachtige dictator? Maar juist dit contrast: de schittering van haar ogen, de blos onder het zachte bruin van haar creoolse huid, de lome gratie van haar mooie ledematen en de wetenschap dat ze voor niemand anders leeft dan voor die grimmig-harde man die haar jaloers voor zìch houdt, dit alles prikkelt Howden nog veel meer. Hij heeft tal van vrouwen liefgehad, maar geen leek hem zo wonderbaar als Manuelita.
Daarom laat hij zich gaarne noden in het huis van Rosas. Juan Manuel merkt wel met welke ogen de engelsman naar zijn dochter kijkt. Beiden zijn zij oudere mannen; er zijn dingen die de een direct aan de ander bloot geeft. Maar hij zegt geen woord ervan, hij klemt de lippen op elkaar en berekent of ook hieruit voor de politieke zaak geen voordeel valt te halen. Laat ze maar begaan.
| |
| |
Op een keer, in een gesprek met Manuelita, hoort hij Howden zeggen, dat hij gaarne een tocht zou willen maken naar het kampement van Santos Lugares. ‘Goed,’ zegt Rosas. ‘Waarom niet. Als jij een plan maakt, dochter...’
Nu haar vader het zelf ondersteunt, is Manuelita reeds gewonnen. Een grote cavalcade wordt georganiseerd, maar zonder officieel gedoe. Slechts vrienden en vriendinnen die ook in Palermo komen, rijden mee. Een kleurige stoet van snelle dravers aan wier spits Manuelita en Lord Howden gaan. Deze voelt zich zozeer thuis in Argentinië, dat hij reeds een poncho draagt en een smalle gaucho-hoed. Hij zit op een van Rosas' eigen paarden, vuurt het aan met grote gaucho-sporen en probeert de bullepees net zo te laten knallen als de zonen van het land.
Allen hebben schik om deze snelle metamorfose, en Manuelita lacht hem stralend toe. Het hindert haar niet dat Walewski, de verwaande fransoos, geen deel wilde nemen aan de uitstap. Hier is een andere vertegenwoordiger van de bloem van Europa, en die waardeert haar land.
Tegen de middag komen ze aan in Santos Lugares, dat met zijn landelijke huisjes en bloeiende tuinen een model-dorp geworden is. In het kampement houden de soldaten een korte parade voor de bezoekers, echte gauchos geven een demonstratie hoe wilde paarden getemd worden, en een troep pampa-indianen vertoont met zijn lange lansen, zijn bolas en lassos een spiegelgevecht, dat alle toeschouwers verrukt.
Howden is opgetogen en vrolijk; hij schudt handen
| |
| |
met de opperhoofden, vraagt allerlei inlichtingen, ziet Manuelita daarbij telkens lachend aan. Beiden hebben zij oprecht plezier.
Tegen de avond zal een banket worden aangericht, en zal er een dansfeest zijn. Maar Manuelita en Howden hebben samen afgesproken niet te blijven; zij moeten beiden in de stad terug zijn. De terugtocht bij zonsondergang voert ze door de groene velden waaruit de eerste nevels stijgen. Aan de hemel zijn nog vegen hel karmijn. Een koe loeit in de verte, stemmen praten dieper en verlaten. Onvermoeid weerklinkt het fluiten van de vogels.
Stil en verlokkend ligt de nieuwe wereld, waarin Howden stapvoets gaat, met naast zich al de weelde, al de warme vrouwelijkheid die hij zich droomt voor grijze dagen die gaan komen. Grijze dagen... maar zijn hart is nog zo jong. Hij wil nog leven, hij is nog verliefd, zo hevig als hij nooit tevoren was.
Hij laat zijn paard dicht tegen dat van Manuelita lopen, en begint te spreken over zijn verlangen, eerst voorzichtig, slechts met vage toespelingen. Hij ziet het vochtig schitteren van haar ogen en haar lieve glimlach; hij wordt duidelijker, en verklaart haar dat één vrouw in Argentinië zijn hart behoort, dat hij maar één wens heeft: zijn naam aan haar te geven.
Manuelita begrijpt wel, met dat zuivere instinct van vrouwen, wie hij meent. Ze zwijgt. Doch als ze zo een wijle zwijgend naast elkander rijden, treffen zij elkanders blik, en in een opwelling van overmoed en hoop en hartstocht houdt Howden zijn paard stil en het hare, en een weinig naar haar toe gebogen zegt hij:
| |
| |
‘Doña Manuelita... in uw handen ligt mijn lot.’
De jonge vrouw ziet al de overgave en passie van dit half nog beheerst gebaar; ze ziet zijn tederheid, het vaderlijk-zachte in zijn wezen. Dikwijls heeft ze aan tederheid gedacht, een enkele maal ook heimelijk een traantje weggeveegd om lieve kleine kinderen die ze zag. Ze is reeds dertig... Maar Tatita dan, haar vader... Howden is een vreemdeling, ondanks zijn poncho. Hier zal hij geen wortel kunnen schieten. Straks gaat hij terug, en zou ze een sombere, veelgehate man hier eenzaam moeten achterlaten?
Tegen de avondhemel, zilverblauw met de eerste sterren en het fijne gouden sikkeltje der maan, ziet zij opeens heel groot en zwaar: haar vader! Het strenge, onverbiddelijke gezicht, zijn dunne stijfgesloten lippen en zijn harde blauwe blik. Zijn arm die langzaam opgeheven wordt, zich om haar heen slaat, en haar zacht maar stijf geprest houdt tegen het krakende borduursel van de generaalsjas. Met een diepe zucht rukt ze zich los van dit visioen. Hoe kan ze ooit...
Ze kijkt Howden niet meer in de ogen, staart slechts voor zich uit, glimlacht weemoedig, wat onzeker... antwoordt niet, maar rijdt weer zwijgzaam naast hem voort, haar blik steeds strak gevestigd op de horizon, waar gele lichten van de voorstad reeds te zien zijn. En de ander zwijgt thans ook, verademend nu de teerling is geworpen, en ook droef-verbaasd om zoveel ingetogenheid bij Manuelita. Misschien is de zede van het land aldus...
Hij is vol hoop als de jonge vrouw bij het afscheid
| |
| |
hem heel hartelijk de hand drukt, en hem zegt: ‘Ik zal u schrijven...’
Trager nog dan anders gaat ze binnen in de kamers waar ze zoveel jaren kwam en ging, en nooit aan iemand anders dacht dan aan haar vader. Overal tussen de wanden hier is iets van hem, de alomtegenwoordige. Het hele land vervult hij; ook het leven van zijn dochter. Over allen heeft hij macht; ook over Manuelita's hart. Hoe kan ze ooit...
De strijd is binnen enkele dagen uitgestreden. Zij hoefde maar weer bij hem te komen in zijn werkkamer, waar hij haar schijnbaar-argeloos, als altijd stukken ter bewaring geeft, concepten voorlegt, een paar brieven opdraagt. Neen, haar leven kan geen ander toebehoren, zeker niet een engelsman die haast haar vader zijn kon. Even huivert ze bij die gedachte. Hoeveel groter, sterker, God-gelijker is haar werkelijke vader. Neen, zìj zal hem niet verraden, want het zou verraad zijn als ze hem verliet. Geen ander, nimmer, nimmer.
Nog een dag, en zij heeft ook haar rust herwonnen. Juan Manuel bemerkt het aan haar binnenkomen. In de diepste diepte van zijn binnenste herademt hij. Ofschoon hij weet dat hij toch nooit zou hebben toegestemd. Maar zo is 't makkelijker, en misschien...
Manuelita vertelt hem met zeer weinig woorden van het aanzoek. Hij vertrekt geen spier, vraagt enkel: ‘En?’
- ‘Zoëven heb ik hem geantwoord en geschreven dat ik hem voortaan als mijn eigen broeder zou beschouwen.’
| |
| |
- ‘Goed,’ zegt Rosas. ‘Goed, mijn kind.’
Dat is alles tussen hen.
Maar Howden die vol onrust en onzekerheid gewacht heeft, voelt bij de brief van Manuelita de pijn van zijn vergeefse liefde en zijn desillusie bitter met gekwetste ijdelheid vermengd. Een zoon van oude ierse adel en een Peer van Engeland wordt geweigerd door een zuid-amerikaanse... Veel te snel heeft hij zich bloot gegeven. Misschien heeft hij zich belachelijk gemaakt...
Hij schrijft haar, steeds beminlijk, maar met lichte ironie terug, dat hij als enig kind het zeer op prijs stelt thans een zuster te bezitten. Met vreugde en trots zal hij haar brief vóór de portretten van zijn voorouders hangen, die uit hun bestofte lijsten naar voren zullen treden om zulk een roemvolle kleindochter te ontvangen!
Hij tekent de brief met zijn familienaam: Caradoc.
Dan geeft hij bevel dat men zijn koffers pakt, begeeft zich aan boord van het britse fregat dat in de haven ligt, en verlaat Buenos Aires voorgoed. Op het ogenblik van vertrek stuurt hij Manuelita nog een tweede brief, een paar hartelijke afscheidswoorden waaruit alle ironie verdwenen is, en die getuigen van zijn loutere, oprechte liefde.
En vóór hij de Rio de la Plata uitgevaren is om zich naar Rio de Janeiro te begeven, levert hij Manuelita het daadwerkelijk bewijs van zijn grote genegenheid, door, zoals hij haar in de afscheidsbrief reeds aankondigde, de engelse blokkade te laten opheffen.
Walewski is in hoge mate gebelgd over deze plotse- | |
| |
linge afwijking van de gezamenlijk bepaalde gedragslijn. Hij kan zich deze handelwijze slechts verklaren door een plotseling opgekomen waanzin bij Howden of door geheime instructies die deze mogelijkerwijze ontving. Wat het ook zijn mag, hij breekt met Howden en verbreekt ook de overeenkomst met Engeland. De fransen handhaven de blokkade terwijl de britse oorlogsschepen zich verwijderen.
Juan Manuel heeft het pleit al half gewonnen. Liefde heeft als zo vaak de politiek beïnvloed; tot zijn voordeel. En zonder het te weten heeft Manuelita haar rol gespeeld in de internationale staatkunde.
Dan, als de blokkade drie jaar geduurd heeft, zonder dat Rosas, dank zij zijn voorzorgen op het gebied van de landbouw, behoeft te capituleren (in de Volksvertegenwoordiging werd gezegd: ‘Als er geen stoelen meer uit Europa komen, zullen we op ossekoppen gaan zitten!’) breekt het jaar '48 aan, met al zijn omwentelingen en calamiteiten voor de Oude Wereld.
Reeds tevoren waren berichten van de gisting die daar gaande was, naar Zuid-Amerika doorgedrongen. Ze maken dat aan de unitarische kant Garibaldi de schermutselingen in de steek laat, en zich met zijn makkers op een kleine zeiler inscheept naar Genua, om vandaaruit zijn grote strijd om Rome, Sicilië en Napels te beginnen.
De Februari-revolutie, waarbij Louis Philippe de troon verliest en Frankrijk weer een republiek wordt, wijzigt ook de franse tactiek ten opzichte van Argentinië volkomen. Een jaar na de vrede met Engeland sluit Rosas ook met Frankrijk een tractaat van vrede
| |
| |
en vriendschap, waarbij zijn rechten ten volle geeerbiedigd worden.
Eens te meer wordt Juan Manuel gevierd als held der zuid-amerikaanse onafhankelijkheid. Eens te meer is de oppositie van de Unitariërs voor een tijdlang verlamd, en kan de dictator de volle zwaarte van zijn macht aan allen doen gevoelen.
Heeft hij dat nog nodig nu hij vijftien jaar aan het bewind is, en alleenheerser kon zijn?
Aan het eind van zijn derde lustrum, in 1850, dankt hij weer af, en dringt hij erop aan dat men aan zijn wens gevolg zal geven. Maar Buenos Aires kan niet meer leven zonder dictatuur, Argentinië weet niet meer te bestaan zonder Rosas.
De Volksvertegenwoordiging smeekt hem opnieuw te blijven, en Rosas laat zich voor de zoveelste maal verbidden. Ook hij kan niet meer leven zonder heersen; ook hij kan niet meer bestaan zonder de slaafse onderworpenheid van zijn vaderland.
|
|