| |
| |
| |
IV
Facundo vermoord!
Zodra het te overzien is, kan men in het meest wisselvallige leven een grote wetmatigheid ontdekken, een structuur waarin bepaalde onderdelen met treffende orde en regelmaat herhaald worden. Alsof voor ieder de levenselementen of de gebeurlijkheden ten zeerste beperkt zijn, en zij in de begrensde sferische ruimte van ons leven telkens en telkens gedwongen worden zich te herhalen. Zegt niet Kierkegaard dat alle Zijn herhaling is...
Deze repetitie-dwang is het opvallendste verschijnsel in het avontuurlijke leven van Rosas. Hij wordt van koeien naar soldaten, van soldaten naar indianen gedreven, en deze degraderen de staatsman steeds weer tot gaucho. Hij wordt dictator na kolonist geweest te zijn, en weer kolonist en weer dictator. Hij komt aan de macht door de moord op Dorrego, en hij voelt, - onbewust misschien, maar met het zekerste instinct dat een mens bezit, - dat het alweer een moord zal zijn die hem de dictatuur teruggeeft.
Er is nòg iets. Elke man ervaart op het hoogtepunt van zijn leven, in de volle kracht van zijn actie, dat zijn vrije keus, zijn wil, de gebeurtenissen voor een deel beïnvloedt. Maar slechts voor een deel. Ze geschieden tegelijkertijd ook volgens een ander, geheimzinniger
| |
| |
plan, welks wetten wij niet kunnen kennen, en waaraan wij, - wijd-beschouwd, - machteloos zijn overgeleverd. Op de een of andere onnaspeurbare wijze is onze vrije wil ingeschakeld in de grote fataliteit. En wij menen, gemakshalve, dat wij geleid worden door onze daimoon of onze ster. De namen komen er niet op aan; Rosas noemt zìjn ster ‘Federatie’.
In naam van deze heilige Federatie bespreekt hij met zijn vriend, het gaucho-opperhoofd generaal Facundo Quiroga, de wenselijkheid om in deze troebele toestand alle geschil met de overige provincies te voorkomen, en zich nauwer aaneen te sluiten teneinde het federale princiep beter door te voeren. Hij gaat niet zelf om besprekingen te voeren met zijn oude bondgenoot López van Santa Fé en met de gebroeders Reinafé die Córdoba terroriseren. Hij laat Quiroga gaan, omdat het heet dat deze in het Noorden meer populariteit geniet. En wellicht ook, omdat hij weet dat zowel López als de Reinafé's de doodsvijanden zijn van de naïeve, chevalereske Facundo.
Natuurlijk vallen zulke persoonlijke veten buiten iedere republikeinse staatsraison. Maar ze kunnen niet beletten dat er voorgevoelens rijzen, en Rosas is nog altijd teveel gaucho om niet vooral de sombere voorgevoelens heel sterk te ondergaan. Sterk en zwijgend.
De morgen dat Facundo hem na een lange bespreking in zijn buitenhuis verlaat om naar het Noorden te reizen, toont Rosas de afgezant nog eenmaal zijn gruwzame vriendschap. Ofschoon ze reeds in de nacht tevoren afscheid van elkander genomen hebben, is Juan Manuel gaan rusten zonder zich uit te kleden,
| |
| |
en staat hij bij het eerste gerucht van Facundo's vertrek haastig op en rijdt hem ijlings achterna. Als de vriend ingehaald is, begeleidt Rosas hem nog een heel eind weegs, ze voeren nog verdere besprekingen, overnachten weer samen, Rosas dicteert nog een brief die Quiroga als een kostbaar document bij zich steekt, omdat dit het grote bewijs is van hun eensgezindheid en een synthese van de vereniging die ze voorstaan. Nog zegt hij tegen Quiroga: ‘Neem een escorte mee; het kan best zijn dat uw vijanden u een slechte doorreis bereiden.’
Heel even kijkt Facundo hem aan, in het snelle moment van luciditeit waarin de mensen die je ziet hun gestalte verliezen en je ze enkel ondergaat als de onpersoonlijke voltrekkers van geheimzinnig-gedecreteerde daden. Dan haalt hij de schouders op en bedankt hoffelijk voor zoveel overdreven zorg. Hij kent zijn vijanden, hij kent zijn vrienden. Nogmaals drukt hij de ander de hand. Daarna gaat Rosas in sombere, onrustige stemming terug.
Ook Facundo heeft het hoogtepunt van zijn leven erkend. Hij weet dat de sterkste wil toch niet volkomen opgewassen is tegen het blinde woeden der gebeurtenissen. Hij is niet moe, hij heeft nog idealen, maar hij vindt het de moeite niet meer waard ongerust te zijn. De pampa is wijd, zeer wijd; en de ondernemende mensen die er geboren worden, zijn ondernemende fatalisten. Dat is hun bizondere tweespalt.
Onderweg haalt hij telkens de brief van Rosas tevoorschijn, leest en herleest hem. Hij wil eraan geloven, hij wil dat Juan Manuel gelijk heeft, dat er nu vrede komt
| |
| |
en een hechte, eerlijke staat. Hij reist zo snel hij kan, zijn geest dwingt nog het sterke, gevoelige lichaam dat óók zijn voorgevoelens heeft, niet verder wil, dreigt met vermoeienis, ziekte, onlust. De ‘Tijger der vlakte’ ruikt de verre dood; al het dierlijke in hem weert zich en weigert de verblinde geest te volgen.
In Santiago del Estero vindt hij al verschillende vertegenwoordigers van andere provincies, die hij misschien kan winnen voor de grote zaak. Ze moeten een plechtig verbond sluiten om alle interprovinciale geschillen zonder wapengeweld op te lossen. Dat wordt de eerste stap voor een Federatie, voor een hechtaaneengesloten Argentinië.
Wat een onzin, die vermoeidheid en die voorgevoelens! Hij heeft succes, zijn woorden hebben nog de oude overtuigingskracht, hij is nog altijd de geliefkoosde caudillo. De diepe zucht die hem ontsnapt, is ongemotiveerd. En nu wil hij snel verder, naar het hol zelf van de leeuw, naar Córdoba. De anderen zijn ingelicht, een politiek geheim is het geheim van velen; zij waarschuwen Facundo, dat hij niet naar Córdoba moet gaan, de Reinafé's hebben een aanslag op zijn leven voorbereid. Geen weet iets positiefs maar ieder heeft genoeg vermoedens om ze te durven uitspreken.
Facundo glimlacht uit de hoogte en hij maakt een vluchtig handgebaar; alsof hij schimmen wegjaagt. Een tijger stoort zich niet aan hinderlagen, niet aan strikken. Hij gaat eenzelvig, grimmig zijn weg, met sterren vóór zich, sterren in zijn ogen. En zonderling, een luwe lethargie komt over Quiroga, alle dingen
| |
| |
drijven op grotere afstand van hem af; hij is alleen, tussen nevelen.
Zo host zijn reiswagen voort over de slechte, rulle weg naar Córdoba. Het is een hete middag waarin vliegen zoemen en het stof in lange pluizen dwarrelt om de wagen, om de beide ruiters die vooropgaan, om de postiljon, de neger en het knaapje op de bok. Allen doezelen en Facundo droomt met korte vlagen van een rode vlek in stoffigheid. De geluiden zijn heel ver; waar is hij?
Dan opeens het galopperen van een troepje ruiterij rondom de koets. In één seconde renden ze tevoorschijn uit het bergland, een tiental cavalleristen.
Nu is Quiroga wakker, en gebogen uit het raampje roept hij: ‘Wat betekent dat? Waar is de aanvoerder?’
Een lichtflits antwoordt, en een kogel treft zijn rechteroog, woelt zich in witte hersens vast. Een nobel, dapper leven is moedwillig beëindigd, met even weinig zin en met niet meer gerucht als ergens in de bergen een stuk steen wordt losgeslagen door een achteloze wandelaar.
Daarna hebben de aanvallers gemakkelijk spel. Ze beginnen te slachten wie ze vangen kunnen, want overal is de pampa-lucht en overal heerst de pampazede. Al Facundo's lieden worden onthalsd, alleen de beide koeriers op hun paarden weten te ontkomen. Een van de ruiters houdt het druipende hoofd van de caudillo naast dat van het kind, en grijnst. In de zak van Quiroga is Rosas' brief onleesbaar geworden door al het bloed. Onleesbaar voor allen die nog niet weten dat vriendschap met politiek nooit samengaat; de
| |
| |
eerste spelregel is immers volstrekte vereenzaming...
Hals over kop stormen de koeriers Buenos Aires binnen. Facundo is vermoord! De afgezant der Federatie is vermoord! Iedereen weet meteen dat de Unitariërs de moordenaars zijn. Het tumult neemt toe. Facundo is de Federatie, Facundo is het volk, Facundo is de gaucho! De Unitariërs zullen iedereen vermoorden die niet met ze heult. Gisteren Dorrego, vandaag Quiroga, morgen misschien Rosas. Onze Rosas, de Rosas van de massa! Hij die deze chaos voorspeld heeft, die wel wist dat alleen zijn onbeperkte macht de benden kon beteugelen. Waar is hij? Waar is Rosas? Rosas! Viva Rosas, viva señor don Juan Manuel, de Hersteller van de Wet!
Verraderlijke honden, zwakzinnige grijsaards zitten aan de regering. Weg, weg met die lieden! Het volk wil zijn held, het volk wil, eindelijk wil het. En de oude Maza die als voorzitter van de Volksvertegenwoordiging zolang het bewind voert, bedankt ijlings, het Parlement vergadert in alle haast en neemt het grote besluit dat opeens onvermijdelijk geworden is. Rosas wordt voor de tijd van vijf jaren tot goeverneur benoemd met onbeperkte volmacht gedurende de tijd die hij nodig oordeelt, en zonder ander beding dan dat hij de Rooms-Katholieke godsdienst en de nationale zaak der Federatie zal verdedigen.
En Juan Manuel? Heeft hij niet een kleine duizeling gevoeld tijdens de flits waarin de kogel door Facundo's schedel drong? Heeft hij soms niet met kalm gekruiste armen en onafgewende ogen het bericht van de koeriers aangehoord?
| |
| |
Hij heeft een harde redenering bij zichzelf gevoerd. Hij is niet verantwoordelijk voor zijn voorgevoelens, zomin als voor de prikkeling van een storm die komen gaat. Is het zijn schuld dat hij zo feilloos te berekenen weet?
Ook nu kan hij nauwkeurig zeggen wat gaat komen. Het zal verschrikkelijk zijn. En daarom juist zal hij ze laten voelen, dat het niet zìjn wil is, maar de hunne. Dat zijn grootheid juist in dit vermogen ligt: zijn eigen wil te maken tot de hunne. Geen beest in de pampa zoekt zichzelf een breidel, onderwerpt zich aan een ander zonder dwang. Maar de mensen... Bah! Zijn verachting die tot nu toe was vermengd met wrok en afgunst en onzekerheid, is thans gestremd. Die droesem zal hij voortaan altijd proeven, zal voorgoed twee harde, wrange trekken aan zijn mondhoek groeven. Mensen zijn verachtelijk. En hijzelf, om zich te vrijwaren voor zelfverachting, is gedwongen zich te ontmensen. Zo willen allen het; hij zal het ze duidelijk doen gevoelen.
Ditmaal is zijn antwoord aan de Volksvertegenwoordiging geen weigering, maar ook geen toezegging. Hij vraagt tijd om na te denken en eist het plebisciet dat zijn benoeming moet bekrachtigen. De massa juicht. Van niemand anders neemt haar held de macht aan, dan rechtstreeks uit haar eigen handen.
De stemming wordt gehouden, en zoals elk plebisciet eindigt ook dit met een wonder. Ruim negenduizend kiezers, alle op acht na, hechten hun goedkeuring aan Rosas' dictatuur, en niet één ingezetene die niet aan de stemming deelneemt. Wanneer Rosas' populariteit
| |
| |
in de stad al zo groot is, wordt het bijna gevaarlijk het plebisciet ook tot het platteland uit te breiden, waar men hem sinds jaren door dik en dun volgt. En Juan Manuel geeft zich gewonnen. Eindelijk laat hij zich verbidden; nu weten ze het, nu weten ze het dat ze het zelf gewild hebben, en alle uiteindelijke verantwoording op hun eigen hoofden terugvalt.
In April 1835 aanvaardt hij het bewind. En alles gaat weer juist zoals in de dagen na Dorrego's moord, maar nòg grotesker en heviger. De geestdrift waarmee Rosas wordt ingehaald, kent geen grenzen meer. Het lijkt een soort vergoddelijking. Met spaanse uitbundigheid worden de huizen waar hij langs komt gepavoiseerd. Over de balcons hangen tapijten en roodzijden doeken, wapperen de veelkleurig-geborduurde mantones der vrouwen, domineert het rood, de lijfkleur van de nieuwe dictator, de kleur van het argentijnse bloed. Van venster tot venster slingeren guirlandes, wuiven linten; op de hoeken heeft men triomfpoorten opgericht. De onrust in de stad is plotseling in feestelijkheid verkeerd, en de menigte die de straten vult, draagt duizenden kokardes rond, van het zuiverste federalen-rood.
Voor het Parlementsgebouw houdt de koets van Rosas stil. De zwaarlijvige leider van de Sociedad Popular Restauradora en een twintigtal uniform geklede leden versperren de doortocht. Rosas richt zich niet-eens op, slechts een ondeelbaar ogenblik fronst hij de wenkbrauwen. Het is niet Facundo die hem de weg verspert. Men spant de paarden uit, en met rode koorden trekken de mannen van het Volksgenootschap de koets van hun leider voort. Oorverdovend klinkt het
| |
| |
telkens herhaalde ‘Leve Rosas! Leve de Hersteller!’ Rythmisch en schel dreunt de marsmuziek van een paar regimenten er doorheen. En de koets komt slechts langzaam vooruit, vermorzelt de talloze bloemen die van de vensters en balcons omlaag gegooid worden. Slechts één witte anjer blijft een paar minuten hangen op de brede rode schouderband van Juan Manuel, iets even blanks en geheimzinnigs als het onbewogen gezicht waarmee hij over de mensenmenigte heenstaart.
En daarna komt weer de gebruikelijke toespraak, maar streng en autoritair ditmaal.
- ‘Dodelijke vervolging aan de goddeloze, de heiligschenner, de rover, de moordenaar, en vooral de trouweloze en verrader die het wagen zal te spotten met ons goed vertrouwen. Moge van dit ras van monsters geen enkele onder ons overblijven; zij zullen zo hardnekkig en heftig vervolgd worden, dat ontzetting en schrik hun deel zij.’
Met deze sombere hoogdravendheid stelt hij zijn eerste proclamatie, en hij beroept zich op de geheimzinnige God van alle tyrannen: ‘Moge de Almachtige onze schreden leiden.’
Stellig voelt hij zich met de Almacht verbonden. Het gezag is hem door God gegeven, hij heeft het niet gewild, geen geweld gebruikt, niet geüsurpeerd. Verweg en teruggetrokken heeft hij afgewacht. Wie durft het te ontkennen? En zo groot is het waas van goddelijkheid waarmee hij zijn gezag omgeeft, dat het ongehoorde gebeurt in deze mannen-maatschappij: de vrouw mengt zich in het tumult, ze begint zich te spiegelen aan het voorbeeld van Encarnación en gaat
| |
| |
meedoen aan de politiek der dictatuur. Encarnación zelf vertoont zich niet; zij treedt weer op de achtergrond, al het bereikbare is bereikt, zij kan zich weer vergenoegen met toe te zien wat Juan Manuel van dit alles maakt.
Nog dagen lang gaan de feesten door, ook zonder Rosas. Men heeft zijn portret boven op een zegekar geplaatst en om beurten wordt deze voortgetrokken door de bekendste burgers met vrouwen en kinderen. De Kerk beseft dat haar uur geslagen is om partij te kiezen en profijt te trekken van de nieuwe toestand. De bisschop en alle kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders celebreren dankdiensten, waarbij het portret van Rosas in de kerken opgehangen wordt, omgeven door bloemen als was hij een heilige. Elke predicatie loopt uit op een panegyriek van Juan Manuel en een aansporing van de roomse kudde tot gehoorzaamheid en trouw aan de nieuwe goeverneur.
Het voorbeeld van de Kerk werkt snel. Ook de burgerij begint de gevels van zijn woningen met portretten van Rosas te sieren, en om dat weer te overtroeven worden standbeelden en erezuilen voor Juan Manuel opgericht. Een daarvan draagt een zonderling embleem: een maiskolf, in dit land ‘mazorca’ geheten. Spoedig zal dit het symbool van Rosas' roekeloze medestanders worden, want ‘mazorca’ is gelijkluidend met ‘mas horca’ en dat heeft een overduidelijke betekenis.
‘Meer galgen’ wil dat zeggen.
|
|