middellijk neemt hij zijn ontslag als kolonel. Hij is zo toornig, de blauw-gezwollen ader die schuin over zijn voorhoofd loopt, geeft zulk een dreiging aan zijn gezicht, dat men het hem niet durft weigeren.
Hij heeft nog meer reden om tegen de stedelingen verbitterd te zijn. Door hun machinaties wordt zijn vennoot Luis Dorrego, evenals diens broer, de ex-goeverneur, uit het land verbannen. De firma Rosas, Terrero & Cie heeft in de laatste tijd ontzaglijke verliezen geleden. Dit èn zijn ballingschap laat Dorrego het besluit nemen zich uit de vennootschap terug te trekken. Voortaan heet de oude onderneming ‘Rosas y Terrero’.
In deze situatie heeft de zaak niets aan een kolonel. Maar ze heeft de pionier van vroeger harder nodig dan ooit tevoren. Voor Rosas is iedere samenwerking met de goeverneur toch onmogelijk geworden; deze mag het voortaan weer met zijn Unitariërs zien te redden. Juan Manuel heeft genoeg van de stad, genoeg van alle intriges en gekuip, meer dan zijn bekomst van alle partijschap. Pathetisch roept hij uit: ‘O, heerlijk landleven, ver van alle beslommeringen...’ Als hij geen gaucho geweest was, hij had Vergilius geciteerd. Beatus ille qui procul negociis...
Nu citeert hij niet, maar vertrekt met een bittere smaak in zijn mond naar Los Cerrillos. Een ontzaglijke hoop werk wacht hem daar; alles moet hij weer herbouwen. Maar dit is tenminste werk dat zijn hart heeft, dat niet teleurstelt. Runderen zijn geen Unitariërs, hoogstens federaal. Gauchos zijn geen politici. Maar ze zijn onder een krachtige leiding te maken tot