| |
| |
| |
VIII
Het fort in de wildernis
Argentinië is, op het tijdstip dat Rosas naar ‘Los Cerrillos’, zijn nieuwe estancia trekt, in 1817, nog in staat van wording. Een zeer verwikkelde strijd van elkaar vijandige krachten wordt geleverd, waarvan het éénhoofdig Directorium dat het uitvoerend bewind in handen heeft èn de duidelijkste personificatie, èn tegelijk de voornaamste dupe is. Er is een grote partij van ontevredenen, met al de gebruikelijke schakeringen: van lieden die met een demokratisch parlementarisme tevreden zouden zijn, tot anderen die slechts in de volslagen wetteloosheid der provinciale caudillos nog enig heil zien. Er is ook een partij van het strenge gezag en het behoud, eveneens met alle denkbare nuances, echter steeds min of meer monarchistisch georiënteerd. Velen koesteren het ideaal een europees vorst de soevereiniteit aan te bieden; enkelen jagen de beminnelijke utopie na, een inca-afstammeling aan het hoofd te zien van een verenigd rijk aan beide zijden van de Andes; en weer anderen willen ook hierin bemiddelen: als die inca-nazaat eens met een europese prinses zou willen trouwen... Want ook Europa beleeft weer een hausse in haar koningsschappen.
Al zulke lieden, die op congressen en vergaderingen delibereren over de nieuwe staatsvorm, zijn een soort
| |
| |
van onreële idealisten in de ogen van hen, die hetzij met de wapens in de hand, hetzij met het beheer van grote geldmiddelen, slechts op het directe nut van de politiek bedacht zijn, en als haar enige doel de oude paradoxale eis erkennen: een zo groot mogelijke welvaart voor een zo groot mogelijk aantal mensen.
Zulke grond-verscheiden strevingen en geaardheden staan evenwel nooit scherp-gescheiden tegenover elkaar in het dagelijks leven. Zij zijn verwikkeld, kronkelen dooreen, systeemloos en zich uitend naar gelang de impuls van het ogenblik. Eerst wanneer persoonlijke belangen geraakt worden, spitsen de vage gevoelens zich toe tot felle, hartstochtelijk-verdedigde overtuigingen. Dan wordt een enkel losweg-gesproken woord plotseling tot parool, theoretische meningsverschillen ontaarden tot dodelijke vijandschap, en een volk ziet zich in woedende burgeroorlog gewikkeld, voordat het nog goed beseft waarom.
Rosas heeft niets uit te staan met de politiserende illusionisten in de stad. Hij is handelsman en groot-grondbezitter, hij is de patroon bij uitstek, die nooit kan inzien dat de staat bloeit, wanneer zijn onderneming niet floreert. Geen van beide kan ooit het geval zijn in een toestand van anarchie, zo redeneert hij. Daarom kiest hij partij voor datgene wat men met een lelijk eufemisme ‘de orde’ noemt. In eerlijke taal moet het heten, dat hij een conservatief-materialist is. Hij weet het, en hij voelt er ook niet voor, daar doekjes omheen te winden. Wanneer hij over zijn terreinen draaft, of het paard stapvoets langs de corrales laat gaan, is het besef steeds levendig in hem, dat alle gedoe
| |
| |
in de wereld tenslotte toch om het bezit draait. Het bezit van goederen of van eigen dadenkracht. De ondergeschikten werken voor het eerste, hij betaalt hen voor het laatste, en daar hij de slimste is, wint hij tenslotte beide; dat is het grote verschil.
- ‘Tijd en rust-in-de-verhoudingen zijn nodig om op Los Cerrillos wat te bereiken. Derhalve is het noodzakelijk dat er orde en rust in het land heerst. Te beginnen met het middelpunt van het land, dat voor mij Los Cerrillos heet.’
Het zijn geen nieuwe inzichten; en ook op ander gebied blijft Rosas zijn vroegere opvattingen trouw. Hij pakt zelf mee aan, is ook hier nog steeds de handigste onder alle gauchos, en laat geen gelegenheid voorbijgaan, van deze superioriteit blijk te geven.
Daarbij huldigt hij een nòg strengere opvatting van tucht. Hoe ver de nieuwe nederzetting ook in de rimboe verloren ligt, de arbeid is er gereglementeerd als in een fabriek. Tijdens de werkuren mag niet gerookt worden. Hij doet het zelf ook niet. Met ijzeren wil weet hij dit door te zetten. Hij kent zijn lieden, hij beseft ook reeds de mate van gezag die hij geniet, en weet hoever hij gaan kan.
Juist daarom gelooft hij een algemeen drankverbod niet zomaar te kunnen doorvoeren. Hij is wel geen godsdienst-psycholoog, maar weet toch instinctmatig hoeveel waarde de ceremonie heeft voor het doorvoeren van taboe's. Hij weet ook raad met zijn drankverbod.
Vroeger, bij het ondernemen van zware werkzaamheden, was het gewoonte dat aan de arbeiders drank verkocht werd. Reeds had Rosas deze verkoop beperkt
| |
| |
tot die per fles en slechts op feestdagen. Maar nadat ook toen een keer bij afwezigheid van de administrateur een grote ruzie ontstaan was, greep de patroon krachtig in en verbood hij categorisch de verkoop van sterke drank.
Tot verbazing van een ieder laat hij echter de eerstvolgende Zondag, als heel het personeel op de wei verzameld is, alle vaten en fusten en mandflessen met drank aanrukken, welke maar ergens op de estancia aanwezig zijn. Iedere arbeider mag aantreden, krijgt gratis een behoorlijk rantsoen, waarna Rosas de volgende toast uitbrengt:
- ‘Drinkt er maar goed van, want dit is de laatste alcohol die wie-dan-ook hier op de onderneming krijgt.’
Terstond geeft hij bevel alle vaten stuk te hakken en alle flessen in gruizelementen te slaan. De grond is doorweekt van drank.
Door dergelijke harde discipline slaagt hij erin een ontzaglijk kwantum werk te doen verzetten. Zienderogen breidt Los Cerrillos zich uit, en maand na maand wordt een nieuw stuk van de Pampa geannexeerd, zowel aan de noord- als aan de zuid-zijde van de Salado die tot nog toe het onbestreden gebied van de indios was. Maar Rosas huldigt het oude kolonistenprincipe: de grond is van degene die er de meeste munt uit weet te slaan. Van theoretische overwegingen heeft hij niet de minste last; ‘utiliteit’ is zijn wachtwoord.
En het is dìt wachtwoord dat hij ook naar de indianenkampen uitzendt. Zij die hem niet hinderen en in vrede met hem willen leven, hebben een machtig bondgenoot en een oprecht vriend aan hem. De anderen,
| |
| |
ze zullen de gevolgen van hun overmoed niet ontlopen... De indios die willen, neemt hij gaarne in zijn dienst; bijwijlen zijn het er meer dan dertig. Hij is nu zó ver gevorderd in hun taal, dat hij zelfs een kleine grammatica en een woordenlijst daarvan samenstelt in zijn weinige vrije uren. Zonder enige geleerdheid natuurlijk, voor zuiver practische doeleinden.
De caciques der nabijwonende stammen weten van hun kant ook precies wat hij waard is. Ze weten dat hij boven alles vrede en rust wil in de pampa... tenminste indien men hem rustig daarin verder laat dringen. De nabij-wonenden worden als ze geen strijd leveren, van lieverlede om-wonenden, gelijk vroeger de vrije boeren tot horigen rondom de burcht, - een klein wit fort dat de linie der opdringende kolonisten beschermen moet tegen de onwillige verjaagden, zo ze ooit vermetel genoeg zouden zijn terug te komen. Binnen deze grenslijn is Rosas de onbeperkte heerser en de door allen erkende beschermheer.
Daarbuiten, in de gelige, ongemeten pampa...
Daar is het terrein van de ‘gaucho malo’, de struikrover en veedief die in de wildernis zwerft om met lasso of bola een paar beesten te bemachtigen, en wiens mes nooit afkerig is van steken. Op geen estancia vinden zij genade, en het is op hen dat Rosas het 't meest gemunt heeft. Vertegenwoordigen ze niet de anarchie? Ook de indios vertrouwt hij niet dan zolang hij ze zien kan. De zuidwestelijke grens van zijn estancias versterkt hij zorgvuldig met wachtposten en blokhuizen. Iedereen die het weten moet krijgt van hem de mededeling te horen, dat het veel belangrijker is er een goed beschutte
| |
| |
grens op na te houden, dan roekeloos verder te dringen in de wildernis.
Deze overtuiging spreekt hij ook uit bij zijn eerste contact met de nieuwe regering. In Buenos Aires vreest men namelijk de inval van een groot gecombineerd spaans-portugees leger, en het staatshoofd Pueyrredon overweegt een plan welks absurditeit het beste bewijs is van de radeloosheid waarin men in de stad verkeert. Want het plan wordt geopperd, dat in geval van nood de hele bevolking de stad zal verlaten en naar het achterland zal emigreren. Om de mogelijkheden en moeilijkheden hiervan te bestuderen, wordt een commissie benoemd, in acht onderafdelingen verdeeld. Een daarvan is de sub-commissie der Veebezitters, die uit slechts twee leden bestaat: een missionaris-estanciero en... Juan Manuel de Rosas.
Misschien is deze eer hem gegund om enigermate het onrecht te compenseren dat men hem heeft aangedaan door het sluiten van zijn zouterij? Of geniet hij op zijn vierentwintigste jaar als hacendado reeds zóveel prestige, dat men alle anderen voor hem voorbij gaat? Iedereen weet dat zijn zaken ongemeen bloeien, dat Los Cerrillos een uitgebreidheid heeft van meer dan honderd kilometer, dat zijn verdedigingssysteem van de grens niets te wensen overlaat, en zijn prestige onder de indianen evenmin, al mogen de oude caciques hem ook trots bij de voornaam noemen.
De Commissie is wijs genoeg mee te delen dat het plan onuitvoerbaar is. En daarmee verliest ze haar reden van bestaan. Maar Rosas heeft nu één keer zijn stem bij het landsbestuur laten horen, men heeft naar
| |
| |
hem geluisterd want men had de gauchos nodig. Welnu, hij is niet van plan meer veel te zwijgen.
Wanneer de inval van de spanjaarden slechts een nachtmerrie blijkt, die geen werkelijkheid wordt, en de revolutionairen overwinning na overwinning boeken, vindt Rosas dat het tijd wordt ook krachtige voorstellen te doen inzake de vestiging van de orde, - Juan Manuel's zeer bizondere vorm van ‘orde’ in de pampa.
Daarbij ziet hij heel goed in, dat in de omgang met de grote heren gaucho-sluwheid alleen niet baat. Eerst door grondige, goed-gerangschikte kennis van zaken ontwapent men ze. Goed, waarvoor heeft hij anders de lange avonden op Los Cerrillos? Hij leert van de pampa en haar politieke toestand ook theoretisch wat ervan te leren valt; het gaat hem makkelijk af, daar niemand beter dan hij de practische kant ervan kent.
Dan spreekt hij, en ook de grote heren voelen thans duidelijk zijn gezag. Daar hij de dingen bovendien toch blijft zeggen op gaucho-wijze, welsprekend maar gekruid met de eigen beeldspraak en de krasse terminologie van de pampa, verstaat ook iedere volksman en elke provinciaal hem maar al te duidelijk. Hij ontpopt zich als caudillo, de volksleider en volksheld die uit het donker van het achterland plotseling op de voorgrond treedt met een onvervreemdbare aanhang van dappere mannen, en die, - zolang hij niet door zijn tegenstanders verpletterd wordt, - élan genoeg behoudt om een heel werelddeel te veroveren. Hij gevoelt zijn geheime verwantschap met de andere caudillos in de noordelijke provincies, al ziet hij het nog niet bewust in.
Om zijn strenge mond komt een glimlach als hij hoort
| |
| |
van Artigas, die aan de andere oever van de Rio de la Plata zijn haat lucht tegen Buenos Aires en openlijk in verweer is gegaan tegen het Directorium, omdat hij niets wil hebben van die Unitariërs met hun adoratie voor blauw-wit. Artigas noemt de zijnen ‘Federalen’. Het is maar een naam, en wat de federatie zou moeten zijn, is niemand erg duidelijk. Maar de Unitariërs hebben nu hun tegenvoeters gekregen, en dat is genoeg.
Federalen, dat zijn anti-unitariërs. Juan Manuel koestert grote sympathie voor die naam, en denkt aan een federatie van autonome provincies: van het Noorden tot het Zuiden, van Chili tot de Atlantische Oceaan. In het hart daarvan ligt de pampa!
|
|