Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
Hoofdstuk VI
| |
[pagina 350]
| |
De Caraïben van Galibi. De dorpen Christiaankondre en Langamankondre, tezamen veelal Galibi genoemd, liggen in de monding van de Marowijne. Ondanks het feit dat de bewoners van de dorpen reeds eeuwen contact hebben met culturen van Europese en Afrikaanse herkomst, hebben zij in hoge mate een eigen culturele identiteit weten te bewaren. De voornaamste conditie die dit heeft mogelijk gemaakt, is vermoedelijk de afwezigheid van plantages in dit deel van Suriname, gecombineerd met voldoende hulpbronnen om een behoorlijk materieel bestaansniveau te kunnen handhaven. In de loop van de eeuwen, sinds de eerste contacten in de 16de eeuw, zijn de Caraïbische cultuurelementen ongetwijfeld geëvolueerd. Maar de Caraïben hebben de gelegenheid gehad hun gedragingen naar eigen inzichten en oordelen te bepalen. Hoewel zij thans in vrij grote dorpen wonen (Galibi telde in 1968 ruim 500 inwoners) is er geen sprake van een geïntegreerde dorpsgemeenschap. Het dorp is ruimtelijk gezien een lange, smalle strook langs de oever van de rivier, waarin de huizen in groepen zijn gebouwd. De groepen zijn vaak gescheiden door secundair bos of landbouwgrondjes. Deze groepen zijn verwantschapsgroepen en bestaan meestal uit het huis van een wat ouder echtpaar en de huizen van getrouwde dochters en hun gezinnen. Bij een huwelijk trekt een man in bij de groep van zijn vrouw. Het merendeel van het leven speelt zich af in deze verwantschapsgroepen. Maar binnen die verwantschapsgroepen toont het gezin een grote mate van zelfstandigheid. De konsekwentie van dit alles is, dat de Caraïben over het algemeen weinig invloed op elkaar kunnen uitoefenen en althans in het dagelijks leven over weinig dwangmiddelen beschikken, die zij kunnen gebruiken om degenen die zich afwijkend gedragen tot de orde te roepen. Een tweede eigenaardigheid die genoemd moet worden is, dat hoewel een dorpshoofd (kapitein) officieel verantwoordelijk is voor onder andere orde en rust in zijn dorp, hij in feite niet over middelen beschikt om dorpelingen te kunnen dwingen. Wanneer hij, na ruzie bijvoorbeeld, de ruziemakers bijeenroept, en een van de partijen weigert te komen, kan hij de betrokkenen daartoe niet dwingen.
Tekst en kontekst. Wanneer er iemand gestorven is, wordt het lijk in een hangmat dwars in het sterfhuis gehangen. In de nacht volgend op het over- | |
[pagina 351]
| |
lijden is vrijwel de gehele bevolking in en om dat sterfhuis te vinden. Gedurende de hele nacht worden er liederen gezongen en wordt er rond het lijk gedanst. Een van de oudere vrouwen treedt op als voorzangster. Zij neemt een kalawasi en gaat staan bij het hoofdeind van de hangmat. Met een frekwentie van ongeveer elke seconde stampt zij de stok op de grond. Na enige tijd gaat zij met een hoge kopstem neuriën. Andere vrouwen komen naast haar staan en vormen met toetredende mannen een kring rond het lijk. De voorzangster gaat van neuriën over op zingen. Elke zin van haar lied wordt herhaald door de anderen in de kring. Op een goed moment gaan de deelnemers dansen: de dans begint met een haast onmerkbaar knikken van de knieën. Na enkele minuten gaat de kring lopen, met de voorzangster als leidster: zij blijft het ritme aangeven met de kalawasi, zij blijft voorzingen. Van lopen gaat de dans over in een hink-stapsprong. De richting wordt regelmatig omgekeerd. De dans wordt met name bij de mannen, die de rechterhand op de linkerschouder van hun voorganger leggen, steeds wilder, - en stopt dan plotseling, temidden van rumoer en gelach. De voorzangster herneemt haar plaats aan het hoofdeind en begint weer te stampen, te neuriën, te zingen. Aldus gaat de nacht voorbij. Bij zonsopkomst gaat bijna iedereen naar huis, en bij de eigenlijke begrafenis zijn vaak weinig mensen aanwezig. Dezelfde liederen en dezelfde dansen worden gezongen en gedanst in het kader van het eerste feest na de begrafenis (soms een week nadien, en dan wordt dit feest met een Creoolse term aiti dé genoemd; soms na enkele maanden, het feest heet dan in het Caraïbisch omangano). Op de plaats waar de hangmat met het lijk hing, wordt nu soms een plank met daarop enkele kaarsen gelegd. Ten derde male worden deze liederen gezongen tijdens de nacht van het epekodono, het definitieve rouwopheffingsfeest, ongeveer een jaar na de begrafenis. Direct na een begrafenis knippen enkele naaste verwanten zich het haar kort, en knippen het daarna pas weer tijdens dit feest, dat daarom heet ‘de gelegenheid waarop men zich het haar tot pony knipt’. Ook tijdens het epekodono wordt het kalawasi-lied gezongen en wordt in het rond gedanst. Maar tijdens deze nacht wordt tegelijkertijd gezongen onder begeleiding van de sambula, de trommel. Deze bestaat uit een stuk van een holle of uitgeholde boom, bespannen met herte- of varkenshuid. Aan een zijde is strak over het vel een draad gespannen, waarin een lange splinter van palmblad is gestoken. Deze ‘tong’ maakt ee snerpend geluid wanneer op de andere zijde met de hardhouten stok geslagen wordt. In tegenstelling tot de kalawasi-liederen, waarbij de voorzangers bijna | |
[pagina 352]
| |
altijd oudere vrouwen zijn, wordt het sambula-lied altijd gezongen door mannelijke sambula-spelers. Evenals bij de kalawasi-liederen is er echter steeds een voorzanger wiens gezongen versregels herhaald worden door een koor van zangers en dansers en soms andere trommelspelers naast hem. Ook sambula-liederen zijn dansliederen. Wanneer tijdens een feest een zanger zijn lied begint, komen na verloop van tijd de dansers (mannen en vrouwen) bij hem staan: in een rij voor hem, met hun gezicht naar hem toe. Zij gaan niet van hun plaats. De dans bestaat uit een knieknik-beweging van dansers die hand in hand staan en meezmgen. Is het lied uit, dan gaan de dansers weer zitten. De trommelspeler begint een nieuw lied, na verloop van tijd komen de dansers weer bij hem staan, en zo wordt een feest gevuld. Bij de meeste feesten zijn er maar één of twee trommels, maar bij de grote feesten, zoals de rouwopheffing, kan het aantal oplopen tot vijf of zes. De sambula-liederen worden niet bij een speciale gelegenheid gezongen zoals de kalawasi-hederen. Het zijn algemene feestliederen. Veel voorkomende feesten zijn de bijeenkomsten volgend op gemeenschappelijke arbeid. Daarnaast wordt de sambula bespeeld bij het feestelijke slot van verschillende rituelen, zowel de begrafenisrituelen als de sjamanistische. Het muziekinstrument van de sjamaan (piai in het Sranan, van het Caraïbisch pïyei) is de malaka. De malaka is eveneens een ratel. De pitjes en vooral de steentjes waarmede de malaka gevuld is, hebben echter een bijzondere betekenis: de steentjes zijn eigendom van met name te noemen geesten. Wanneer een sjamaan zijn malaka laat klinken, weten de betrokken geesten die veelal in bepaalde bomen verblijven, dat hun aanwezigheid gewenst is. Of, zoals een sjamaan het poëtisch uitdrukte: ‘Wanneer ik mijn malaka zwaai, en zing, dan komen de geesten dansend naar mij toe.’ Het lied dat met begeleiding van de malaka gezongen wordt, is de alemi. Dit zijn - met uitzondering van de begrafenis van een sjamaan, waarbij andere sjamanen zingen, en sommige rituelen waaraan meer dan één sjamaan deelneemt - steeds solo's. De sjamaan die in een séance de oorzaak van ziekte tracht te vinden, zingt in de beslotenheid van zijn kleine tentje, alleen. Hiermee zijn dan meteen gegeven de gelegenheden waarbij alemi's worden gezongen: de nachtelijke séance, enkele genezingsrituelen, alsook de rituelen in het kader van de begrafenis van een sjamaan. Caraïbische muziek bestaat uitsluitend uit liederen, begeleid door ritmeinstrumenten. In het verleden beschikten de Caraïben nog over fluiten, maar deze zijn in onbruik geraakt. Hun bestaan weleer wordt verraden door het Caraïbisch idioom: kwama etī sugusa, ‘ik ben het geluid van de fluit’, oftewel: ik kan zingen. Liederen hebben teksten en ten aanzien van de teksten zijn er enkele be- | |
[pagina t.o. 352]
| |
Boven: Creoolse wintidans. - Foto: Suralco Magazine.
Links onder: Hindostaans orkestje. - Foto: G.Pos.
Rechts onder: Trompettist uit Creools orkestje. - Foto: Chris Schriks.
| |
[pagina t.o. 353]
| |
Boven: Indiaans dansfeest.
Onder: Javaans gamelanorkest. - Foto's G.Pos.
| |
[pagina 353]
| |
langrijke verschillen tussen de drie soorten (naast enkele overeenkomsten). Het volgende is een voorbeeld van een kalawasi-lied:
oto ne go me'i, mowïsalï
Wat heb je gedaan, echtgenoot van mijn zuster,
otono me go su'wi minoya?
waarom heb je mijn jongere zuster verlaten?
otono ga we'i pombo?
wat scheelde je?
monï kalï awopïpombo
indertijd was je gekomen,
pïito me ne awopï pombo
als jonge man was je gekomen
tuna lo kotika wïino
van de rivier de Cottica (rivier in Suriname).
anotï malo awopï pombo
Met je grootmoeder was je gekomen
monï 'wa Amanagenï 'wa
naar ginds, naar Pointe d'Isère (in Frans Guyana).
pïito me ne amolo
Jij (was) een jonge man.
ilombo yalowa awopï pombo
Vervolgens was je hierheen gekomen
ero wala awaito'me lo
om aldus hier te zijn (en hier te sterven)
omagon dè la'a minoya, mowïsalï
maar je kinderen laat je weer achter, echtgenoot van mijn zuster.
tuna golo itïnïkako me
Je moet het water bedaren,
kotolupai me nkolo, mowïsalï
je moet geen slechte dingen vertellen, echtgenoot van mijn zuster.
kapu undï lo kinimolïwadan
Het oosten zal rommelen (van de dander),
ke koko mowiïsalï ko, li
ach, m'n beste echtgenoot van mijn zuster.
erome tè lomotage, mowiïsali
Nu zal ik sterven, echtgenoot van mijn zuster;
apitalï pïndo tè lomotage
omdat je mond er niet meer is, zal ik sterven.
ayomolï 'wa tè mïsa, mowiïsalï
Maar jij gaat naar je familie, echtgenoot van mijn zuster,
molobo tè ayomolï man
op die plaats is je familie.
tawapole ne asano kanaitan, mowiïsalï
Je moeder zal lachen (gelukkig zijn), echtgenoot van mijn zuster,
akaledalï kinitundatan kapu undï 'wa
je brief zal in het oosten aankomen,
| |
[pagina 354]
| |
nokï ban go mohko nasan?
wie is het die komt?
irupï me ne akuliyalï mowïsalï
je boot is erg mooi, echtgenoot van mijn zuster,
kanawa te'ere naitepïi, mowïsalï
je boot is klaar, echtgenoot van mijn zuster,
palana lo asekemalï alotan
de golven van de zee zullen je beroerd maken,
monï lo amanagenï ïnga po
ginds bij de mond van de Mana.
amïn watï tera'a ekaliko, mowïsalï
Vertel het nu aan een ander, echtgenoot van mijn zuster;
nopoko me tera'a, mowïsalï
ik ben al een oude vrouw, echtgenoot van mijn zuster;
pïime loten amïiyano man
er zijn echter veel jonge vrouwen,
irogero watandïmoya lapa
daarom ga ik weer zitten.
Afgezien van de eerste en de laatste regels, die een stereotiep karakter dragen en in veel kalawasi-liederen voorkomen, is het merendeel van dit lied op het moment zelf geïmproviseerd. In het lied worden mededelingen gedaan over de gestorvene, die als jonge man uit het gebied van de Cotticarivier is gekomen en naar Frans Guyana ging. Vanuit Frans Guyana heeft hij zich in Galibi gevestigd. De gestorvene was een goed sjamaan, vandaar dat de voorzangster zegt (r. 18): nu jij met je mond geen geestenpijlen meer uit je patiënten kan zuigen, zal ik sterven. En verder vertelt ze het een en ander over de reis van de ziel naar het oosten, waar de hemel is, en waar zijn familie al woont. Kenmerkend voor kalawasi-liederen is, dat zij over het algemeen geen vaste tekst hebben. Bij elke begrafenis worden liederen geïmproviseerd op basis van gegevens ontleend aan leven en sterven van de overledene. In de liederen wordt, meestal op indirecte wijze, mededeling gedaan van goede eigenschappen, - en op nog indirectere wijze van minder goede eigenschappen van de gestorvene. De mate van improvisatie is afhankelijk van de leeftijd van de betrokkene (van heel kleine kinderen valt weinig te vertellen; de kalawasi-liedeien dragen dan een sterk stereotiep karakter) en van de mate waarin men de overledene kent. Kalawasi-leideren dragen daarom vaak een zeer persoonlijk karakter: de voorzangster kan haar eigen gedachten over de overledene erin leggen. Dit sterk persoonlijke element is in de alemi volstrekt afwezig. Twee voorbeelden volgen:
yele gumïlïi go'u lo lan nolo lan
Mijn lever heeft honger (archaïsche uitdrukking)
| |
[pagina 355]
| |
itamïlï aitulu se su we'i lan
ik wilde tabakssap
kulalu aitulu se su we'i lan
ik wilde kulalu-tabakssap
makule aitulu se su we'i lan
ik wilde makule-tabakssap
ituwi aitulu se su we'i lan
ik wilde ituwi-tabakssap
oya gatu nïton na
Waarheen is hij gegaan?
yamolebane nïton molo la
(waarheen) is mijn leermeester gegaan?
kulano aiye nïton molo la
Hij is het goede gaan halen (medicijn wordt hier bedoeld)
tawono aiye nïton molo la
hij is steentjes voor de maraka gaan halen.
In het eerste lied wordt een opsomming gegeven van verschillende tabakssoorten. Tabak was en voor een deel is een belangrijke plant: er schuilt een machtige geest in. Tabakssap wordt in sommige geneeswijzen gebruikt. In het verleden zaaiden de sjamanen tabak in hun landbouwgrondjes en de soorten die zij onderscheidden worden in het lied opgesomd. In het tweede lied wordt de relatie tussen leerling sjamaan en leermeester bezongen. Een man die sjamaan wil worden, krijgt een korte opleiding waarin hij onder andere een groot aantal alemi's leert. Hij krijgt een mala-ka (met steentjes). Na de opleiding blijft een sterke binding russen leermeester en leerling bestaan, en die wordt in het lied bezongen. De alemi's worden doelbewust geleerd. Leerlingen worden gedurende ongeveer een week intensief geïnstrueerd door hun leermeester, en het gevolg is dat er veel minder variatie bestaat; leerlingen veranderen in geleerde liederen weinig (er treden in de loop van jaren overigens wel veranderingen op). In een andere zin is er veel variatie: het aantal verschillende alemi's moet in de honderden lopen. In de teksten ervan is een groot deel van de esoterische kennis opgeslagen en komen karakteristieke houdingen en opvattingen van sjamanen tot uitdrukking. De sambula-liederen combineren in zekere zin kenmerken van alemi en kalawasi-lied. Er zijn oude teksten bij die weinig veranderd worden. Daarnaast biedt het sambula-lied ruimte voor creativiteit en spontane improvisatie. Wederom twee voorbeelden:
kapu undï kalawasilï molï notai, la
In het oosten heeft men het geraas van de kalawasi gehoord,
monï bato parana lalï bato
ginds ergens, op het oppervlak van de volle zee.
| |
[pagina 356]
| |
ominono molo notai, la
Schreeuwen heeft men gehoord,
nokaban go nalï mohkalon nan, do?
wie zou dat kunnen zijn?
komolegon bainalï mohkaron na, do
Onze families zijn het misschien?
otono me go, lu'me man do, kapten pianki
Waarom ben je zwak, kapitein Pianki,
otono me go aulama man, se, kapten pianki
waarom spreek je niet, kapitein Pianki?
undï wa de'ele wïsa ailï elama se me nolo
Aanstonds ga ik naar het oosten om (niet) terug te komen,
undï wa wïsa ailï elamato'me la'a, se
aanstonds ga ik naar het oosten om (niet) terug te komen.
Het eerste lied, waarvan de zanger vertelde dat hij de tekst gedroomd had, bevat verwijzingen naar de reis van de ziel naar de hemel. Het tweede lied bevat vrijwel expliciete kritiek op een dorpshoofd dat niet wilde aftreden. Het is staande het feest ontstaan. De Caraïbische sambula-zangers zijn meesters in het stante pede improviseren van een lied, - op welk thema dan ook. Zij kunnen dat in hoge mate wanneer zij onder invloed van kasili, de alcoholische cassavedrank, zich wat gemakkelijker uitdrukken. Veel teksten verwijzen overigens naar drank en dronkenschap. Er is bijna geen feest of er wordt geïmproviseerd. Met name wanneer er tijdens een feest iets lachwekkends gebeurt, is de kans groot dat deze gebeurtenis getransformeerd wordt tot een lied dat er, vaak op zeer indirecte manier, naar verwijst. Menige vreemdeling, als gast tussen feestende Caraïben terecht gekomen, is zo - zonder het te beseffen - bezongen. Hoewel er populaire liederen zijn die regelmatig beluisterd kunnen worden, is het aantal sambula-liedeien onbeperkt groot. Tenslotte een enkel voorbeeld van de vierde soort, het kinderlied. De volgende tekst is een kinderliedje dat half zingend, half pratend voor een baby wordt gezongen:
wayam membo
Het kleine schildpadje
tïsano bona watï
verwacht zijn moeder niet
tulale loten watï
maar hij huilt er niet om.
De schildpad legt haar eieren en de kleine schildpadjes zien nooit hun moeder, maar ze leggen zich er zonder emotie bij neer. Zo moet een kind ook reageren als zijn moeder naar het landbouwgrondje gaat en haar kind achterlaat. | |
[pagina 357]
| |
Betekenis der liederen. Caraïbische liederen functioneren als communicatie-middel. Het gaat daarbij om twee inhouden en waarden in het bijzonder. In de eerste plaats dienen de liederen als middel om min of meer bedekt kritiek uit te oefenen, of althans mededeling te doen hoe er over personen gedacht wordt. In de tweede plaats dienen sommige liederen als middel om gewaardeerde kennis te onthouden en door te kunnen geven. Het eerste spreekt het meest bij de kalawasi-liederen (waarin verteld wordt over goede en slechte eigenschappen van gestorvenen) en sommige sambula-liederen (namelijk die welke spontaan tijdens feesten gecomponeerd worden en waarin commentaar wordt geleverd). Culturele waarden spreken echter ook in alemi's, bijvoorbeeld wanneer gesproken wordt over de leermeester die goede dingen doet voor zijn leerlingen, of familieleden van de leermeester die hen tijdens hun afzondering van voedsel voorzien. Liederen zijn een middel om waardering vorm te geven. Opslagplaats van kennis zijn vooral de alemi's, zoals de geciteerde tekst waarin een opsomming wordt gegeven van tabakssoorten. Vermoedelijk zou een complete collectie alemi's en een analyse van hun teksten een verrassende hoeveelheid inzicht in Caraïbisch sjamanisme opleveren.Ga naar voetnoot*) Accentueren van waarden en vastleggen van kennis - zo zou men een belangrijk aspect van de Caraïbische liederen bondig kunnen samenvatten. Waarom vinden deze dingen - die in elke samenleving van grote betekenis zijn - in de Caraïbische samenleving gestalte in liederen? Ten aanzien van het waarde-aspect moet gelet worden op de omstandigheid, dat de Caraibische samenleving weinig socio-structurele instrumenten kent om mensen die zich in de ogen van de meerderheid misdragen, te corrigeren. Een voorbeeld: een dorpshoofd (kapitein) die niet doet wat de dorpelingen willen, kan niet tot de orde geroepen worden. In het verleden was de reactie op leiderschap dat niet langer aanvaard werd: wegtrekken. Dit is een verschijnsel dat zich in tal van Indiaanse samenlevingen in dit deel van Zuid-Amerika voordoet. Ook voor openlijke afkeuring is er in de Caraïbische cultuur eigenlijk geen plaats. De Caraïben worden pas iets openhartiger wanneer hun alcoholische drank, kasili, tijdens een feest de tongen wat losser maakt. De gedachten komen dan vaak in de vorm van een lied de wereld in. Voor de Indianen zijn liederen een vehikel van hun denkbeelden over elkaar. Daarvan is het bovengeciteerde lied over Kapitein Pianki een voor- | |
[pagina 358]
| |
beeld: deze kapitein was namelijk wel afgetreden, maar deed volgens de inwoners van zijn dorp onvoldoende moeite om dat aftreden te effectueren en om een opvolger te (laten) kiezen. In bedoeld sambula-lied is sprake van kritiek; in veel kalawasi-liederen is eerder sprake van het benadrukken van positieve dingen, van gedragingen die navolgenswaardig zijn. Ook in kalawasi-liederen wordt publiekelijk duidelijk gemaakt wat gewenst en wat ongewenst gedrag is. Het geciteerde kinderliedje is eveneens een duidelijk voorbeeld van in liedvorm neergelegde waarden. Ten aanzien van het kennis-aspect moet gelet worden op het feit dat de Caraïbische samenleving weinig geformaliseerd is. De voornaamste specialisten - de sjamanen - hebben een sterk individualistisch specialisme. In het vlak van levensbeschouwing in het algemen is er geen sprake van codificering, - afgezien van de alemi (en in bepaalde opzichten ook de mythen). Verondersteld mag worden dat de Caraïbische cultuur - en met name de ideologische cultuur - aanmerkelijk heterogener zou zijn wanneer de alemi's er niet waren, en wanneer deze niet telkens weer door een nieuwe generatie leerlingen gedurende een periode van rituele afzondering uit het hoofd geleerd werden. De liedvorm hier is zeer functioneel: de versvorm is gemakkelijker te onthouden dan een vrije tekst, en zelfs gemakkelijker dan een rijtje woorden. Met het bovenstaande wil niet gezegd zijn, dat genoemde functies de enige functies van liederen zouden zijn. Evenmin zou ik willen beweren dat sociale en culturele beheersing in een Caraïbendorp een kwestie van wat liederen is! Ze zijn maar één van de middelen die de Caraïben gebruiken. Hoe efficiënt ze zijn om kennis te bewaren of om de medemens te corrigeren, is bijzonder moeilijk vast te stellen. Wat betreft het eerste ben ik geneigd te zeggen dat de efficiëntie niet onderschat moet worden. De Caraïben zijn in staat gebleken een grote mate van culturele identiteit te bewaren, en zijn, ondanks de invloed van de westerse medische wetenschap en van de Rooms-Katholieke Kerk, in staat geweest het traditionele sjamanisme levend te houden. In 1973 vond in Christiaankondre de opleiding van enkele sjamanen plaats, en dit zal zeker niet de laatste keer zijn. De alemi's hebben vermoedelijk een aanmerkelijk aandeel in het behoud van hun culturele eigenheid gehad, en het is niet verbazingwekkend dat jongere Indianen, zich van hun Indiaan-zijn bewust, naar het sjamanisme grijpen om daarin kracht te vinden zich als Indiaan staande te houden in het woelige Suriname van vandaag. Het is onder meer de alemi die oude kennis toegankelijk maakt. De kracht die in liederen schuilt om mensen te corrigeren, laat zich moeilijker beargumenteren. De Caraïben zijn wel degelijk gevoelig voor | |
[pagina 359]
| |
de denkbeelden die dorpsgenoten over ze hebben. Continuïteit in culturele zin hangt in de Caraïbische samenleving sterk af van de mate van internalisering van waarden. Er zijn verschillende verschijnselen die erop wijzen dat de Caraïben zeer gevoelig zijn voor afwijkingen daarvan. Met groot enthousiasme uitgezongen zijdelingse en zeer bedekte kritiek, die echter voor de insider zeer duidelijk is, heeft daarom vermoedelijk zowel preventief als repressief effect op de gedragingen van de Indianen. Niet vergeten moet worden dat de zangers over het algemeen zeer gewaardeerde mensen zijn; goed kunnen zingen en goed kunnen improviseren geeft aanzien. Dat geldt voor de sjamaan die met zijn kunst zieken geneest, voor de vrouw die uren achtereen begrafenisliederen zingt en improviseert, en voor de sambula-zanger. De kritiek c.q. de waardering voor ‘goed gedrag’, komt uitgerekend van de zijde van deze mensen. Op grond van deze overwegingen: het publieke karakter, de geëmotioneerde situatie, en de status van de voorzanger, geloof ik dat liederen een belangrijke bijdrage leveren tot stabiliteit in de Caraïbische samenleving. P.K. |
|