Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Hoofdstuk V
| |
[pagina 292]
| |
Het christendom - een verdeelde eenheid. Evenals in veel andere landen is het christendom in Suriname een verdeelde eenheid geworden. De bron van de meeste splitsingen ligt niet in het land zelf, en de verscheurdheid van de kerk is in geen geval het gevolg van autochtone confessionele of dogmatische verschillen. De verdeeldheid van het christendom is een importartikel van Europese oorsprong. ‘Gewone’ christenen, gevolgd door zendelingen en missionarissen, hebben zich geroepen of gedrongen gevoeld tot de transplantatie van hun kerkmodel naar Suriname. Sommige gemeenten werden speciaal uit missionaire overwegingen gesticht ten behoeve van de Surinaamse bevolking, andere werden zonder enig zendingsbesef gevestigd voor de uit het buitenland komende kolonisten. In de laatstgenoemde gemeenten werden al spoedig ook Surinamers opgenomen, zowel door de doop van kinderen uit onwettige verbintenissen van de christelijke suikerheren met hun slavinnen, als door de toetreding van vrije mensen die zich op grond van hun maatschappelijke positie in de hogere kringen begonnen thuis te voelen. Aan het nakroost van deze Surinamers heeft het uitgestorven geslacht van de plantokraten zijn kerken als erfenis nagelaten. De import van kerkgenootschappen uit Europa en Amerika is voortgezet tot in de laatste decennia. Het totaal aantal christelijke kerken is daardoor -afgezien van enkele splintergroeperingen-uitgegroeid totnegentien. Helaas is het niet mogelijk een exact beeld te geven van de omvang van de verschillende gemeenten. Door de massale emigratie van Surinamers naar Nederland is elk statistisch gegeven achterhaald. Het resultaat van de volkstelling van 1964 en het voorlopig resultaat van de volkstelling van 1971 zijn daarom niet meer dan een aanwijzing voor de huidige stand van zaken.Ga naar voetnoot*) Het negentiental kerkgenootschappen kan men indelen in vijf hoofdgroepen: 1. de Rooms-Katholieke Kerk, 2. de oudere reformatorische kerken, 3. de methodistische gemeenten, 4. de Pinksterbeweging, en 5. nog enige andere onderling niet bijzonder verwante of contact onderhoudende groepen. Bij de volkstelling van 1964 bleek, dat de Rooms-Katholieke Kerk de grootste christelijke gemeente van Suriname was geworden met ruim 71.000 leden en ongeveer 50 priesters. Onder het bewind van de West-Indische Compagnie werd het Rooms-Katholicisme met straffe hand uit de kolonie geweerd. Daarna mocht er een Rooms-Katholieke Gemeente gesticht worden, mits zij zich hield aan bepaalde voorwaarden en geen missionaire activiteit ontplooide. In de 19de eeuw kreeg zij als een van de ‘bestaande | |
[pagina 293]
| |
kerkgenootschappen’ volledige vrijheid van godsdienst. Het gevolg was, dat Suriname werd opgenomen in de Rooms-Katholieke zendingsstrategie, waarbij de uitvoering van de missionaire opdracht werd toevertrouwd aan de Congregatie van de Redemptoristen (1866). Sindsdien hebben veel Surinamers die tot een met-christelijke religie behoorden of lid waren van een andere kerk, zich bij de R.K. gemeente aansloten, zodat zij na ruim honderd jaar missiewerk de grootste christelijke groepering is geworden. Van leidinggevende R.K. zijde wordt het kerkelijk meeleven en met name het kerkbezoek onvoldoende geacht. De oorzaak daarvan wordt door J. Vernooij gezocht in het ontbreken van de aansluiting tussen het karakter van de zondagse kerkdienst en de levenssituatie van de gelovigen, die nog met allerlei draden aan een met-christelijke cultuur zijn gebonden, waardoor een radicale breuk een onmogelijke eis genoemd moet worden.Ga naar voetnoot*) Hoe dit ook mag zijn, de R.K. missie heeft inderdaad in Suriname een kerk gesticht, die in haar organisatie, in de wijze waarop de kerkdiensten worden gehouden, in haar prediking en zielszorg een sterk Europees stempel heeft gekregen. Het beleid van het Bisdom is thans gericht op de activering van de gemeente, met de Surinaamse contekst als uitgangspunt.Ga naar voetnoot**) Hoezeer dit beleid vanuit Rome wordt gesteund, blijkt wel uit de benoeming van een van de weinige Surinaamse priesters tot bisschop in 1969.
De oudere reformatorische kerken omvatten samen eveneens ruim 71.000 leden. De meesten van hen behoren tot de Evangelische Broedergemeente in Suriname. In 1964 gaven bijna 55.000 mensen op, dat zij tot deze gemeente gerekend wensten te worden. Dit kerkgenootschap heeft thans bijna 50 medewerkers in dienst voor de gemeentebearbeiding en het zendingswerk. Ruim de helft van dit aantal is geordend predikant, de overigen zijn evangelist of hulp evangelist. Historisch gezien is de Broedergemeente niet afkomstig uit de met het optreden van Luther begonnen kerkheroorming, maar uit een vóór-reformatorische beweging in het midden van de 15de eeuw. Zij heeft echter al spoedig nauwe relaties aangeknoopt met de Lutherse en gereformeerde kerken. Deze verbinding is nog versterkt, toen een groep vluchtende Moravische broeders haar toevlucht zocht en vond op het landgoed van de graaf Von Zinzendorf in Herrnhut (1722). De Evangelische Broedergemeente heeft echter nimmer gekozen voor een bepaalde confessionele richting in de reformatorische christenheid, maar heeft de geloofsgemeenschap willen bewaren met allen, die evenals zij hun | |
[pagina 294]
| |
hoop gevestigd hadden op Jezus Christus als Heiland van de wereld. Sindsdien wenst zij geen enkel proselitisme na te streven, maar een gemeente te zijn, die gekenmerkt wordt door een grote openheid, welke het mogelijk maakt dat gemeenteleden en predikanten uit andere kerken zonder reserve aanvaard kunnen worden en bij haar in dienst kunnen treden. Bij de Evangelische Broedergemeente in Suriname (E.B.G.S.) treft men dan ook predikanten en andere medewerkers van allerlei reformatorische signatuur. De E.B.G.S. heeft haar ontstaan te danken aan de enorme missionaire dynamiek van de vluchtelingengemeente in Herrnhut, die vanaf 1732 een nimmer stagnerende stroom van zendelingen heeft uitgezonden. Zij zijn in de loop van de geschiedenis door honderden anderen, grotendeels kleermakers, bakkers, timmerlieden en andere handarbeiders vergezeld. Uit hun werk is de huidige Broedergemeente in Suriname voortgekomen. De E.B.G.S. is stellig niet een gemeente geworden naar het ideaal dat de zendelingen daarvan hadden. Predikanten en evangelisten beklagen zich over het gebrek aan meeleven en aan bereidheid tot het dragen van verantwoordelijkheid. De kerkdiensten die gehouden worden bij bepaalde gelegenheden, zoals de viering van het avondmaal, de herdenking van het sterven van Christus op Goede Vrijdag, de viering van het Paasfeest en van het Kerstfeest, genieten echter een grote belangstelling. Bovendien zijn samenkomsten in huiselijke kring, de zogenaamde morgenzegens die bij allerlei gelegenheden in de persoonlijke sfeer, met name bij speciale verjaardagen, jubilea e.d. gehouden worden, zeer in trek. Dit geldt niet meer alleen van de E.B.G.S., maar ook van de andere christelijke gemeenten. Op de Broedergemeente volgt in grootte de Hervormde Gemeente met ongeveer 12.000 leden en drie predikanten. Voor de gereformeerde kolonisten en de ambtenaren van de handelskolonie is het nimmer een vraag geweest, of de hun bekende kerkelijke patronen en leerstellingen ook naar Suriname overgebracht moesten worden. Voor hen was het vanzelfsprekend dat de gereformeerde traditie naar het land van vestiging werd meegenomen. De Hervormde Gemeente, vroeger bekend als (Nederduits) Gereformeerde Gemeente, was dan ook oorspronkelijk een blanke, Europese kerk, die in de loop van de geschiedenis een vrijwel geheel Surinaams ledenbestand heeft gekregen. Haar predikanten worden tot nu toe echter nog altijd uit het buitenland, meestal uit Nederland, aangetrokken. De organisatie van de gemeente, de wijze waarop de kerkdiensten gehouden worden, de kerkzang en de inrichting van de kerkgebouwen zijn vrijwel volledig uit Nederland overgebracht naar Suriname.Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 295]
| |
Zelfs de in het kerkelijk patroon aangebrachte veranderingen zijn veelal te herleiden tot de invloed van theologische stromingen in Europa. Het lijkt er bovendien op, dat deze veranderingen meer een gevolg geweest zijn van de komst van bepaalde voorgangers, dan van een bewuste koerswijziging van de kerkeraad of van de gemeente. Evenals de Hervormde Kerk is de Evangelisch-Lutherse Gemeente een zelfstandig kerkgenootschap en geen onderdeel van een buitenlandse kerk. Zij omvat ongeveer 5.000 leden en heeft twee predikanten, waaronder één Surinamer. Tussen de Lutherse en de Hervormde Gemeente zijn maar weinig verschillen. Buiten Paramaribo zijn de hervormden en de luthersen dan ook ook verenigd in één gemeente, terwijl er in en om de stad in pastoraat en eredienst tussen de voorgangers van de beide kerken een nauwe samenwerking bestaat. Hoewel het afzonderlijk bestaan van de Hervormde en de Evangelisch-Lutherse Gemeente slechts historisch verklaarbaar is en geen enkele actuele betekenis meer heeft, zijn alle sinds 1820 ondernomen pogingen om de beide groepen tot één gemeente samen te smelten, altijd weer op een mislukking uitgelopen. Tot deze groep reformatorische kerken kan ook de Gereformeerde Kerk gerekend worden. Zij is geen Surinaamse gemeente, maar maakt deel uit der Gereformeerde Kerken in Nederland. Zij telt nog geen 200 leden, die verzorgd worden door een Nederlandse predikant van de E.B.G.S. De gemeente functioneert als een soort motel-kerk voor Nederlanders die afkomstig zijn uit allerlei reformatorische kerken, en die het besef hebben dat zij in een vreemde omgeving in sterke mate op elkaar zijn aangewezen. Pogingen om de gemeenteleden op te nemen in een Surinaame kerk zijn dan ook mislukt. Er zijn echter wel nauwe relaties met andere christenkerken in het land, wat onder meer blijkt uit het feit, dat deze gemeente is vertegenwoordigd in het ‘Comité Christelijke Kerken van Suriname’. Bovendien is een aantal leden van deze kerk ook lid van de Broedergemeente.
Het Methodisme heeft zijn intrede in Suriname gedaan in het begin van de 20ste eeuw. Thans kan een viertal kerkgenootschappen tot deze stroming gerekend worden. Het grootst is de Evangelische Methodistengemeente (E.M.G.), die uitgegroeid is volgens eigen opgave tot ongeveer 800 leden boven de vijftienjarige leeftijd. Zij is een afsplitsing van de African Methodist Episcopal Church (A.M.E.C.), die gesticht werd in 1912. Sinds de uittocht van de E.M.G. in 1949 omvat de A.M.E.C. nog slechts een gering aantal voornamelijk Engels sprekende leden. Behalve deze beide groeperingen is ook het Leger des Heils in Suriname | |
[pagina 296]
| |
werkzaam sinds 1924. Thans heeft het een zeventigtal Heilsoldaten. Bovendien werd in 1945 de Pilgrim Holiness Church gesticht, die sinds enkele jaren bekend staat als de Wesleyaanse Gemeente en die een aanhang gekregen heeft van ongeveer 250 leden. De Methodistische groepen hebben geen groot ledental. Zij zijn echter zeer actief met zendingsprediking, onderwijs (vooral de E.M.G.) en sociaal werk (vooral het Leger des Heils). Zij maken alle deel uit vàn, of onderhouden nauwe relaties mèt buitenlandse kerkelijke groeperingen.
De Pinksterbeweging is de jongste variëteit in het Surinaamse christendom. Bij haar komst in het land in 1961 trok zij grote belangstelling. In vijf jaar tijd viel deze stroming uiteen in zes afzonderlijke groeperingen: de Gemeente Stromen van Kracht, een gemeente van de First Assemblies of God (afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika), de Gemeente Gods Bazuin, de Stichting Pinksterzending Suriname, de Gemeente van Jezus Christus en het Evangelisch Centrum. Na verloop van enkele jaren is er weer contact tussen deze groeperingen gekomen, maar dat heeft niet geleid tot een volledig herstel van de christelijke gemeenschap. Over de omvang van de diverse Pinkstergemeenten zijn moeilijk betrouwbare gegevens te krijgen. Zelf houden zij in de regel geen ledenadministratie bij, op grond van de overweging dat men niet tot een bepaalde groep behoort, maar tot het levende lichaam van Christus. Volgens schattingen uit eigen kring omvatten zij samen misschien ongeveer 1.500 personen, die tot een van deze gemeenten zijn toegetreden. Velen van hen waren reeds lid van een andere christelijke kerk en zijn dat ook gebleven. In de Pinkstergemeenten wordt alleen aan volwassenen de doop bediend. Er wordt een belangrijk accent gelegd op genezing door gebed. In de samenkomsten krijgen de aanwezigen de mogelijkheid om spontaan te reageren en hun gevoelens tot uitdrukking te brengen in uitroepen (‘Halleluja’, ‘Prijs de Heer’), in gebeden, gebaren (de handen omhoog heffen) en beweging (door de kerkruimte heen lopen op een manier die aan dansen doet denken, en medekerkgangers de hand geven). De leiding van de gemeenten is in het algemeen in handen van daartoe aangewezen leden, waaronder enkele vrouwen, die op grond van hun bekwaamheid en niet op grond van een speciale scholing zijn gekozen. Een uitzondering vormt de gemeente van de First Assemblies of God, die een voorganger heeft, afkomstig uit de U.S.A. Behalve de tot nu toe genoemde groeperingen zijn er nog enkele kerkgenootschappen, die moeilijk onder de reeds genoemde hoofdgroepen zijn onder te brengen: de baptistische Gemeente van Gedoopte Christenen, die bekend staan onder de naam Vrije Evangelisatie; het kerkgenootschap van | |
[pagina 297]
| |
de Zevende-Dagsadventisten; de Surinam Interior Fellowship (die alleen voorkomt onder de in het zuiden van het land wonende Indianenstammen en gesticht is door een Amerikaans zendingsgenootschap) en een Anglicaanse gemeente. De gemeente van de Zevende-Dagsadventisten en de Surinam Interior Fellowship tellen elk ca. 900 leden, de beide andere samen ca. 200. Strikt genomen behoren de Jehovagetuigen niet in deze reeks van christelijke kerken thuis. Wij noemen ze hierbij, omdat ook zij zich op de Bijbel wensen te oriënteren. Hun activiteit in het land is begonnen in 1954 en heeft de laatste jaren een toenemende weerklank gevonden. Het totaal aantal actieve aanhangers kan geschat worden op ongeveer 900. Van de hiervoor genoemde christelijke kerken hebben de Rooms-Katholieke, de Hervormde, de Evangelisch-Lutherse en de Evangelische Broedergemeente zich in 1942 verenigd in het Comité Christelijke Kerken, waartoe ook de Gereformeerde Kerk en het Leger des Heils in 1973 als geassocieerde leden zijn toegetreden. Bij zijn oprichting werd dit samenwerkingsorgaan van kerken gepresenteerd als een middel om de ‘christelijke cultuur en de christelijke beginselen ook in de naaste toekomst de grondslag te doen zijn voor de wederopbouw van het maatschappelijk en economisch leven’. Hoewel de oorspronkelijke opzet voor een deel achterhaald is, heeft het C.C.K.Ga naar voetnoot*) zijn betekenis stellig niet verloren. Het functioneert als een praktisch contactorgaan tussen de deelnemende kerken, terwijl het met name in de laatste tijd in allerlei situaties getracht heeft de stem van de totale christelijke kerk te zijn, en een goede en zinvolle bijdrage te geven aan de toekomst van het land en de nationale samenleving.
Temidden van andere godsdiensten. Tussen de variëteiten van het christendom mogen zich nu en dan wat schermutselingen voordoen, veel spannender is de verhouding tussen de christelijke groeperingen en de andere in Suriname voorkomende religies: het Hindoeïsme, de Islam, de stamgodsdiensten van de Indianen en van de Bosnegers, de onder de oppervlakte van de Creoolse bevolkingsgroep nog altijd machtige invloed van de Afri- | |
[pagina 298]
| |
kaanse religieuze tradities, de leer van Confucius en het jodendom. Al deze religies zijn een uitdaging ten opzichte van elkaar, die werkelijk spannend is, omdat daarbij uiteindelijk de waarheidsvraag in het geding is.Ga naar voetnoot*) De toestand is nog gecompliceerder, omdat alle religieuze groepen niet alleen elkaars aanwezigheid moeten verwerken, maar omdat elke godsdienst bovendien nog geconfronteerd wordt met een ‘westerse’ manier van denken en handelen, die uitsluitend rekening houdt met (natuur)-wetenschappelijke, politieke, sociale, economische en technische gegevens. Nadat men sinds mensenheugenis gewend was geweest alle verschijnselen en gebeurtenissen in de natuur en in het leven van de mens en de samenleving in een religieus kader te plaatsen en ze goddelijk, mythisch en magisch te interpreteren, bleek nu de enorme macht van een manier van denken en doen, die elk religieus aspect geheel negeerde of probeerde het psychologisch of sociologisch te verklaren. Alleen in de joodse synagoge en in de christelijke gemeente was de magie, de mythisering en de vergoddelijking van de wereld op verzet gestuit. Velen hebben dit verzet echter nauwelijks serieus genomen en hebben de oude religieuze gedachten en praktijken vastgehouden en in het verborgen voortgezet. Thans worden alle religies echter gedwongen om tot een vergelijk te komen met de macht van een denken en handelen, dat met religieuze factoren geen rekening houdt en waarbij men soms geneigd is elke vorm van godsdienst te beschouwen als een belemmering voor de ontplooiing van de mens en de samenleving. De meervoudigheid van de religieuze en andere verklaringen van de wereld en de veelheid van inspiraties tot handelen en gemeenschapsvorming zijn één voortdurende betwisting van de betrouwbaarheid en houdbaarheid van elke levensovertuiging, inclusief het christelijk geloof. Voor het besef van velen kan deze uitdaging al spoedig het karakter krijgen van een bedreiging van de kostbaarste en heiligste opvattingen en gewoontes. De reacties daarop lopen uiteen van een gevaarlijk fanatisme tot een even gevaarlijk relativisme, die beide elk gesprek zinloos en elke communicatie tot een schijnvertoning maken. Met de pluralisatie is er een fundamentele onzekerheid doorgedrongen tot in de basis van de Surinaamse samenleving. Wat van oudsher gegolden heeft als onaantastbare waarheid in een uniforme, gesloten samenleving, wordt nu ontkend of minstens betwijfeld door de meerderheid van het volk. | |
[pagina 299]
| |
Ook de christelijke gemeenten ondergaan het risico van deze ontmoeting, waarbij de vastheid van het geloof en de hechtheid van de gemeenschap op het spel staan. Van dit aspect van de pluraliteit is men zich nog hoegenaamd niet bewust. En zo lang men zich hiervan onvoldoende bewust is, zal het ook moeilijk blijven adequaat op dit verschijnsel te reageren. Het christendom speelt temidden van de religieuze pluraliteit van Suriname nog een bijzondere rol. Het is namelijk een missionaire godsdienst. Dat geldt in wezen ook van de Islam, maar daarvan is tot nu toe nog weinig gebleken. De christelijke kerken hebben hun plaats en functie in het land niet gekregen door de komst van evenzoveel christen-immigranten, maar door de activiteit van de R.K. missie en het zendingswerk van de Broedergemeente. Daardoor is vooral in de loop van de 19de eeuw vrijwel de gehele Creoolse (slaven)bevolking gekerstend, terwijl ook de meeste Indianen en Chinezen zich bij een christelijke gemeente hebben aangesloten. Na de komst van de Aziatische immigranten hebben de kerken hun zendingswerk ook uitgebreid tot de Hindostanen en Javanen, en onder deze beide bevolkingsgroepen een missionair bruggehoofd gevormd, dat weliswaar klein gebleven is, maar dat zijn aanwezigheid duidelijk laat voelen. Voor het christelijk geloof is het behoren tot een bepaalde godsdienst, inclusief het christendom zelf, geen vanzelfsprekende zaak, maar het gevolg van een weloverwogen, fundamentele beslissing. De vanzelfsprekende eenheid van religie en cultuur zijn èn door de pluraliteit van de Surinaamse maatschappij èn door het missionair karakter van het christendom in de wortel aangetast. De kaarten die eeuwenlang geraadpleegd waren om de weg te vinden in de wereld, de geschiedenis en de samenleving, blijken niet meer met de werkelijkheid te kloppen. Er zijn ingrijpende veranderingen tot stand gekomen en anderen blijken met andere kaarten te werken en zich te oriënteren op andere gegevens. Bovendien zijn er mensen bezig een gehele nieuwe schets van de werkelijkheid te tekenen. Verwarring en onzekerheid moeten daarvan wel het gevolg zijn voor alle groeperingen. Dit geldt ook voor het christendom, dat voor het aanbrengen van veranderingen zelf voor een groot gedeelte aansprakelijk geacht kan worden. De pluralisatie is niet alleen een Surinaams verschijnsel. Alle volken van de wereld hebben door de enorm toegenomen communicatie met elkaar te maken gekregen. In Suriname voltrekt dit mondiaal gebeuren zich echter op klein bestek in geconcentreerde en geïntensiveerde vorm op zo'n wijze, dat niemand zich aan de gevolgen ervan onttrekken kan. Elke overtuiging en elk levenspatroon staan er voortdurend onder de druk van een kruisverhoor van vragen, die niemand op den duur ongestraft ter zijde kan leg- | |
[pagina 300]
| |
gen. Het is een proces, waarin allen tegelijkertijd als beklaagde èn als openbaar aanklager optreden. Het is niet mogelijk zich aan deze ontmoeting te ontrekken en samen uit te wijken naar de wetenschap, de techniek, de politiek en de sociaal-economische problematiek, want daar komen alle vragen opnieuw aan de orde zodra het gaat over de zin, het uitzicht, het gezag en de normen van dit denken en handelen. De vragen die hiermee samenhangen kunnen ook op het genoemde niveau niet besproken worden zonder dat iemands diepste overtuiging en gevoelen daarin betrokken worden. De wetenschap, de techniek, de politiek en de maatschappij zijn geen windstille zones in het stormgebied van de pluralisatie. De spanning van een ontmoeting en een werkelijke dialoog kan men niet wegnemen, noch ze ontlopen. Alle groeperingen zullen er doorheen moeten, wil men voorkomen dat wantrouwen en angst kenmerkend zullen zijn voor de toekomst van het land.
Het christendom als cultuurfactor. De betekenis van het christelijk geloof gaat niet op in het deelnemen aan de in de regel wekelijks gehouden kerkdiensten. Het aantal gemeenteleden is veel groter dan het aantal zondagse kerkgangers, en de invloed van de bijbelse boodschap is niet beperkt tot hen die haar regelmatig horen, en zelfs niet tot de kring van gedoopte christenen. De kerk oefent haar invloed immers niet alleen uit door middel van de prediking en de catechese. Sinds jaren is er een groot aantal christelijke scholen, die gesticht zijn door de E.B.G.S. en R.K.K. Grote aantallen jonge mensen worden opgevangen en opgevoed in internaten, die uitgaan van een christelijke kerk. De medische zorg is voor een aanzienlijk deel in handen van de R.K. en de Protestantse kerken, die o.m. elk een goed functionerend ziekenhuis gesticht hebben in Paramaribo. Bovendien is het christelijk geloof altijd meer dan de toevoeging van een speciaal religieus element aan het leven. Het is als zout, dat alles doortrekt, ook als het niet opzettelijk gebeurt. Geen enkele samenleving kan de kerk en het getuigenis van Christus in haar midden toelaten, zonder de invloed daarvan te ondergaan. Missie en zending hebben de bijbelse boodschap overgedragen, en aan het christelijk geloof en de gemeente gestalte gegeven in de aan de brengers daarvan bekende culturele vormen. Vooral het zendingsonderwijs, dat al heel spoedig verder reikte dan de overdracht van de inhoud van de bijbel, en uitgroeide tot een volledig lager- en voortgezet onderwijs, heeft de ‘westerse’ cultuur en haar natuurwetenschappelijke en technische benadering | |
[pagina 301]
| |
van de werkelijkheid tot eigendom gemaakt van het hele volk. De ‘westerse’ technocratie is door de sluizen van de zending tot diep in het gehele land doorgedrongen. Daar komt nog bij, dat men in het zendingswerk geen onderscheid heeft gemaakt tussen de godsdienst en de cultuur van de Creolen en de Indianen. Godsdienst en cultuur waren bij deze mensen in feite ook één geheel geworden en mèt de religie heeft men ook de cultuur van deze volken verworpen. Een breuk met de Indiaanse en de Afrikaanse religie betekende voor het besef van die tijd eveneens een breuk met de traditionele cultuur. Alleen de in Suriname ontstane taal van de Creolen (Sranan) heeft men volledig aanvaard, totdat op aandringen van de overheid en tengevolge van de weerstand tegen deze taal in de gemeente, het Surinaams grotendeels is verdrongen door het Nederlands. Ook in het werk van de kerk onder de immigranten hebben het Hindi, het Urdu, het Javaans en het Chinees een legitieme plaats gekregen, hoewel ook deze talen hun monopoliepositie hebben verloren en hun rechten nu moeten delen met het Nederlands en de Surinaamse Creolentaal. Het is naar onze mening duidelijk, dat de christelijke kerk in Suriname een beslissende culturele rol heeft gespeeld. Zij heeft de schutsluizen geopend voor de ‘westerse’ cultuur en de gehele Surinaamse bevolking van de later gekomen immigranten daarmee in aanraking gebracht. Het feit, dat men aanstuurde op een volledige breuk met oude culturele en religieuze patronen, heeft niet betekend dat de mensen, eenmaal christen geworden, het verleden ook geheel achter zich hebben gelaten. Integendeel, - allerlei overgeleverde religieuze gebruiken en ideeën spelen nog altijd bij velen een grote rol. Men spreekt zelfs wel van een herleving van de zogenaamde ‘winti’-religie onder de vlag van ‘eigen cultuur’. Desondanks is de Europese cultuur met haar stormachtige veranderingen en haar vooruitgang een magnetisch centrum geworden, waarop de Surinaamse bevolking zich oriënteert en waaraan zij deel wenst te krijgen met alle daarmee verbonden welvaart en mogelijkheden voor de toekomst. De macht van de oude religie en cultuur is nog niet gebroken, de macht van de ‘westerse’ technocratische cultuur laat zich gelden, en het christendom, dat ongewild als handwijzer tussen die twee heeft gefunctioneerd, heeft het in deze spanning zwaar te verduren. Hierbij moet niet vergeten worden, dat intussen het tijdperk van de eenheid van godsdienst en cultuur voorbij is. Het christelijk geloof is voor het eerst in de geschiedenis als een zaad uitgestrooid in alle delen van de wereld en overal heeft het wortel geschoten. Dat geldt ook van alle ethnische groeperingen in Suriname. | |
[pagina 302]
| |
Het christendom is niet meer een zuiver Europese of Creoolse aangelegenheid. Daarom heeft het juist nu de kans om te tonen dat het niet aan een bepaald cultuurpatroon is gebonden, maar dat het op diverse manieren gestalte kan krijgen, zonder dat de geloofsgemeenschap daardoor geschonden behoeft te worden èn zonder dat de nationale eenheid daaraan moet worden opgeofferd. Culturele variëeit en culturele communicatie sluiten elkaar niet uit. Zij kunnen elkaar niet missen. De christelijke gemeente is de aangewezen plaats om dit metterdaad te tonen.
Christendom en culturele identiteit. Het zou een gebrek zijn om in dit hoofdstuk het thema van de ‘onafhankelijkheid’ dat is in de eerste plaats: het streven naar een eigen culturele identiteit in de ruimste zin, te mijden. De christelijke kerken hebben nu eenmaal in het proces van de politieke ontvoogding een belangrijke rol gespeeld. Evenmin als elders in de wereld hebben zij zich ooit tegen het kolonialisme verzet, toen dit nog algemeen gangbaar was. Veeleer is van kerkelijke zijde het koloniaal gezag uitdrukkelijk gesteund, terwijl de overheid van haar kant ook steun heeft verleend aan het werk van missie en zending, en de heidense ‘afgoderij’ onwettig heeft verklaard en daadwerkelijk bestreden. Niettemin hebben de kerken ondanks zichzelf een belangrijke bijdrage geleverd aan het proces van de ontvoogding. Zij hebben namelijk door prediking en onderwijs het bewustzijn van het volk gewekt en gestimuleerd. Lang voordat er sprake was van enige reële vorm van democratie, werden de mensen in de gemeente opgevoed tòt, en getraind ìn het dragen van de verantwoordelijkheid, en beschouwd als mondige leden van de kerk. Bovendien heeft in het bijzonder de Evangelische Boedergemeente sinds 1900 een beleid gevoerd, dat gericht was op een steeds verdere overdracht van de verantwoordelijkheid aan in Suriname gevestigde organen, die doelbewust steeds meer met Surinaamse gemeenteleden en voorgangers werden bemand. Vele jaren voordat er gedacht werd áán, en gestreefd náár een politieke dekolonisatie en de invoering van een parlementaire democratie, werd er in de kerk reeds doelbewust gewerkt aan de overdracht van de leiding van de gemeente aan haar eigen Surinaamse organen en aan de inspraak van gemeenteleden en kerkeraden, ook al is de realisering daarvan niet zonder verzet en niet zonder horten en stoten tot stand gekomen. Een gemeentelid van de E.B.G.S. heeft er reeds in 1884 blijk van gegeven, hoezeer het hem duidelijk was, wat de gevolgen van dit kerkelijk beleid zouden zijn, toen hij tegen een zendeling zei: ‘Eerst moet ons volk in de kerk tot zijn recht komen, dan zal het ook in de staat invloed krijgen.’ Het moet ons dan ook niet verbazen, dat de kerken in het bijzonder via | |
[pagina 303]
| |
het Comité Christelijke Kerken er blijk van geven, dat zij zich van hun culturele, sociale, en cultuur-politieke verantwoordelijkheid bewust zijn, en op hun manier willen bijdragen aan de totstandkoming van rechtvaardige en vreedzame nationale en internationale verhoudingen. Onafhankelijkheid en mondigheid, de vrijheid en de noodzaak om over alle dingen zelf te beslissen, zijn woorden die voor de Surinaame kerken niet meer alleen de klank hebben van toekomstmuziek. Zij hebben daar reeds kortere of langere tijd ervaring mee opgedaan, en zij zijn bereid om de Surinaamse samenleving daarmee te dienen. J.v.R. |
|