maternale grootmoeder, - uiteraard een oudere vrouw, van wie eigenlijk teveel gevergd wordt. De ‘generation gap’ is dan dubbel zo groot als normaal.
Van huis uit is het Surinaamse stadskind vrolijk van aard, heeft veel zin voor humor, blijkt gevoelig voor een compliment en coöperatief als men het rustig, stabiel benadert. Vooral als het merkt dat er iets van de opvoedster uitgaat, in die zin dat deze konsekwent is en het goed bedoelt met het kind, vooral door voldoende aandacht te schenken aan zijn uitingen, zijn doen en laten, zijn relaas van belevenissen en fantasietje. ‘Je liegt!’ is een te vaak gehoorde dooddoener, wanneer er al eens een keer door de volwassenen geluisterd wordt. Zo wordt de leugen ‘gewoon’ gemaakt.
Ook bij de jongere tieners zet de vroegere defensieve, c.q. agressieve houding zich door, en manifesteert deze zich, als in een vicieuze cirkel, ook bij het onderwijspersoneel, - een klein aantal uitzonderingen niet te na gesproken. Defensieve en offensieve tactieken zijn bij teveel van deze opvoeders meer in gebruik dan opvang en openheid van begrip voor hetgeen omgaat in het jeugdige individu.
Het stadskind, klein en groot, wordt over het algemeen wel goed aangekleed naar school, feestjes, kerk en dergelijke toegestuurd. Alles hebben de verzorgers er voor over, dat ze er uiterlijk netjes uitzien. Vaak leggen zij hieraan veel te veel ten koste. Het oude gebruik, dat op de eerste schooldag ‘alles nieuw’ moet zijn, is er nog steeds niet uit. Maar in alle lagen van de bevolking zijn de gezinnen zeldzaam, waar geluisterd wordt naar de verhalen van het kind, waar het leert spelen en waar het getraind wordt in behoorlijke omgangsvormen en eetgewoonten.
Al heel vroeg worden de kleintjes erg ‘zelfstandig’, en worden de meisjes vooral als half-moedertjes aan het werk gezet wanneer ze thuis komen. De zorg voor jongere broertjes en zusjes drukt op menige Lagere-school-leerling al heel duidelijk. In hun huisje of kamertje gedragen ze zich zelfverzekerd genoeg, maar des te groter is dan hun onzekerheid en achterdocht daarbuiten. En ontmoeten zij eindelijk iemand die naar ze luistert, dan zijn en blijven zij maar al te vaak wantrouwig.
Bij de ouder-wordende meisjes komt de agressiviteit al gauw tot uiting in een brutaal uitdagende kleding, met opzettelijke, maar snel door henzelf belachelijk gemaakte erotische provocatie. Bij de opgroeiende jongens gaat het agressieve gedrag gemakkelijk over in jeugdcriminaliteit, - en de gestadige toename hiervan, ook elders aantoonbaar, is in Paramaribo al sinds een aantal jaren bepaald zorgwekkend.
Het Surinaamse kind hoort ook weinig over datgene wat zich buiten zijn milieu en zijn land afspeelt. Het is een uiterst smalle wereld waarin hij