Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd5. CoöperatiesIn eerste instantie zijn de coöperaties natuurlijk voor de plattelandsbevolking (de ‘districtsbewoners’) bedoeld, en meer in het bijzonder voor de individueel vrij ‘hulpeloze’ landbouwers, - hulpeloos gezien hun produktieen afzet-methoden, die vaak nog zo uitermate primitief zijn. Er bestaan in Suriname dan ook vele tientallen functionerende en niet-functionerende coöperatieven, waaronder één federatie van ‘coöps’ en een vijftal ‘waterschappen’. Een aantal van al die organisaties zijn echter niet meer dan kleine belangengroepen, ook al worden ze in den lande met de veel te weidse naam van ‘coöperatieven’ aangeduid. Wegens talloze moeilijkheden en mislukkingen in het verleden, heeft het woord bovendien een slechte klank gekregen, terwijl de belangengroepen naar hun structuur en werkwijze in feite wel identiek zijn met cöops, waarvan de meeste evenwel geen rechtspersoonlijkheid hebben, en vaak ook geen statuten. Ze werden en worden dus nogal ‘losweg’ gevormd. Onder de functionerende organisaties zijn zowat de helft landbouw-coöps en de andere helft crediet-coöps in diensten en bedrijven. Enkele zijn meervoudige produktie-bevorderende, een groter aantal enkelvoudige produktie-stimulerende coöps, namelijk ten behoeve van aankoop en/of afzet, dienstverlening en credietverschaffing. Andere typen functioneren niet in Suriname. Tot al deze organisaties behoren niet meer dan zowat 3500 à 4000 personen, van wie ongeveer twee-derde bij de credietcoöps in diensten en bedrijven, en slechts één-derde bij de landbouwcoöps is aangesloten. Deze laatsten hebben helaas een slechts beperkte verbreiding. | |
[pagina 203]
| |
Zijn sommige coöps al betrekkelijk oud - ruim 30 jaar - de gemiddelde leeftijd van alle bedraagt echter minder dan tien jaar. Op enkele na, zijn de nog functionerende pas na 1960 opgericht. Ze bestrijken bepaalde plaatsen met hun omgeving, of bepaalde polders, en dienen daar voor gezamenlijke aankoop van landbouwbenodigdheden, verwerving in erfpacht van door leden bebouwde grond, afzet van groenten en van varkensvlees, en credietverlening, alsook bevordering van de spaarzin. Hun namen, zoals ‘Vooruit’, ‘Welvaart’, ‘Zelf Help’, ‘Kraktie’ (kracht), ‘Help elkaar’, spreken voor zich. Een gift van buitenaf heeft overkoepeling bewerkstelligd door de ‘Algemene Vereniging van Krediet-Coöperaties’ (A.V.K.C.), die zich bezighoudt met enige coördinatie, voorlichting en bevordering van het oprichten van nieuwe coöps. Verder verstrekt ze wat leningen. Terwijl sommige coöperatieven zuiver ‘onderonsjes’ zijn (met inderdaad het onderwicht van een ons), is de zogenaamde ‘Rijstunie’, dat is de vereniging van rijstexporteurs, veeleer een ‘marketing board’ opgericht door de Overheid om orde te scheppen bij de rijstexport. Het is echter een gesloten club, - nieuwe leden komen er niet bij, en per slot van rekening is deze ‘Rijstunie’ (samen met de Wageningse S.M.L.) houder van een monopolie, met alle fris-en-fraais of onfris-en-onfraais aan monopolies verbonden. De vijf ‘Waterschappen’ bevinden zich alle in het district Nickerie, waar de grote polders aangelegd zijn. De Districtscommissaris wordt geacht er enig toezicht op te houden. Een veelvuldig voorkomende, uiterst losse coöperatie-vorm is de kasmoni, een spaarafspraak door kleine groepen, met vaste wekelijkse of maandelijkse inleg. Door een lotingssysteem wordt iedere beurt voor geldtoewijzing aangegeven, terwijl niemand tweemaal in één cyclus mag beuren. De grote zwakte van zulke ad-hoc spaarkassen, die zowel bij de Creolen als bij de Hindostanen en Javanen ruimschoots in zwang zijn, is het feit dat er telkens uitvallers vóór het eind van een cyclus het ritme verstoren. De kasmoni's zijn dan ook erg informeel; bepaalde personen treden tegen een kleine beloning op als ‘kashouders’ en vormen vaste kernen voor soms meerdere van zulke spaardersgroepjes. Organisaties zijn ze nauwelijks te noemen; de crediet-coöps trachten wel hun plaats in te nemen, echter zonder veel resultaat. Bij sommige coöps is er voldoende sociale cohesie aanwezig; andere worden door het ontbreken hiervan sterk verzwakt. Te dikwijls werkt (niet altijd ongerechtvaardigd) onderling wantrouwen remmend op de groei, evenals het lage ontwikkelingspeil van de leden zelf en de gebrekkige voorlichting die hun ten dienste staat. Juist hun onderlinge bekendheid leidt tot onenigheid, zodat de bestaande coöps meestal weinig ‘levend’ zijn. | |
[pagina 204]
| |
Door de heersende armoede kan iedere financiële bijdrage in de organisatiekas slechts minimaal zijn, zoal niet onmogelijk. En door hun geringe kapitaalkrachtigheid blijven de coöps op hun beurt een zwakke concurrentiepositie innemen tegenover handelaars, geldschieters, opkopers en dergelijke. Noch de marginale bedrijfjes, noch de sociaal zwakke individuen kunnen meer dan een uiterst geringe of kortstondige bijdrage tot activering van hun organisatie leveren. Het vereiste ontwikkelingspeil voor de vervulling van bepaalde functies ontbreekt, en van boekhouden, notuleren, oriëntatie inzake in- en verkoop, komt dan ook weinig terecht. Daar de leden vaak niet in staat zijn controle uit te oefenen, zijn ze dikwijls ook argwanend. Slechts door hulp van buitenaf kunnen de armsten - dat zijn de meesten - ook coöperatief geholpen worden. Nu blijven de meesten apathisch en ligt het voor de hand dat de solidariteit met hun coöperatieve nagenoeg ophoudt wanneer - zoals weleens gebeurt - door anderen incidenteel grotere voordelen worden geboden. De slechte naam van de coöperatieven is te wijten aan talrijke fraudes in het verleden, met name bij padi-afzet coöps. Het veld hier ligt niet braak, maar is uitermate verwaarloosd, aan zichzelf overgelaten en ligt vol scherven. Het zou zo vruchtbaar kunnen zijn.Ga naar voetnoot*) L.L. |
|