Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd3. Invloed van de mijnbouwAls men in Suriname over mijnbouw spreekt, denkt men vrijwel uitsluitend aan bauxiet. De goudwinning heeft maar weinig mensen werk verschaft en deze heeft nauwelijks of geen invloed gehad op de samenleving. Het bauxiet wordt thans zowel in de omgeving van Paranam als in de omgeving van Moengo uit de grond gehaald. De gevolgen van de mijnbouwactiviteiten voor de samenleving zijn het meest ingrijpend geweest in Moengo, vanwege de geïsoleerde ligging van deze plaats. De invloed van de mijnbouw wordt daarom geschetst aan de hand van een korte beschrijving van het leven in deze mijnstad. Toen men in het begin van de twintiger jaren begon met de ontginning van het bauxiet ter plaatse van het huidige Moengo, was dit een grotendeels onbevolkt gebied, op een aantal dorpen van Bosnegers na. De plaats was alleen bereikbaar per schip, na een langdurige reis over de zeer bochtige, maar diepe Cottica. Om de benodigde arbeidskrachten te kunnen huisvesten, was de stichting van een stadje noodzakelijk, met alle voorzieningen, | |
[pagina 196]
| |
die daarbij horen. De bauxietmaatschappij, toen nog S.B.M. (Surinaamse Bauxiet Maatschappij) geheten, zorgde zelf voor de huizen, de winkel, de bakkerij, de waterleiding, enz. Moengo werd een zogenaamde ‘company-town’ of maatschappijstad, dat is een gemeenschap afhankelijk van één bedrijf, voor wat betreft alle of de meest noodzakelijke diensten of functies van het stadsleven. De maatschappij was werkgever, huisbaas, ziekenverzorger, winkelier, bakker en nog meer tegelijk. Wie niet voldeed, werd ‘down the river’ naar Paramaribo teruggestuurd. Het nieuwe stadje werd vanaf het begin verdeeld in drie wijken, en wel op een raciale basis: een wijk voor de Noord-Amerikanen, een wijk voor de Creolen en een wijk voor de Javanen. Buiten de grenzen van de S.B.M.-concessie ontwikkelde zich na verloop van tijd nog een Javaanse nederzetting, Wonoredjo. In 1941 werd deze plaats officieel tot ‘dorpsgemeente’ verklaard.
Moengo thans. Hoewel er in vijftig jaar veel is veranderd, is het nog steeds de bauxietmaatschappij, nu ‘Suralco’ geheten, die in hoofdlijnen de structuur van de plaats Moengo bepaalt, ook in sociaal opzicht. De Suralco is nog immer verreweg de belangrijkste werkgever. De overige werkgelegenheid bevindt zich voornamelijk in de dienstverlenende en verzorgende sector (overheid, onderwijs en winkels). De winkels bevinden zich bijna alle in Woronedjo buiten het Suralco-gebied. In Woronedjo wordt ook enige landbouw uitgeoefend, doch slechts op zeer kleine schaal. Ook nu nog zijn de woningen en andere belangrijke gebouwen, zoals het ziekenhuis, de bioscoop en de sportvoorzieningen eigendom van de Suralco. Het feit dat het bedrijf ook huisbaas is, heeft onder andere als gevolg, dat de instabiliteit van de bevolking als het ware ingebouwd is, want wie ontslag neemt of krijgt, of met pensioen gaat, moet binnen enkele weken zijn huis verlaten. Men moet dus al lang van te voren zorgen dan niet dakloos op straat te staan. Velen sparen voor een eigen huis, maar dan meestal voor een huis in Paramaribo. Hoewel de raciale wijkindeling is verdwenen, is daar een andere indeling voor in de plaats gekomen, die is gebaseerd op de niveauverschillen van de functies in het bedrijf. De topfunctionarissen, de ‘staf’, woont in een aparte wijk; het middenkader, de ‘maandgelders’ wonen voor een groot deel bij elkaar in het oostelijk deel van de oudste wijk van Moengo. De overige werknemers, de ‘uur- en weekloners’, bewonen de resterende huizen. Deze scheiding in staf, maandgelders en uur- en weekloners, die een weerspiegeling is van de hiërarchie van de personeelsstructuur, wordt nog versterkt doordat elke categorie zijn eigen ontspanningsgelegenheid of club bezit, | |
[pagina 197]
| |
die niet alle vrij toegankelijk zijn (‘hoog’ mag wel naar ‘laag’, maar niet omgekeerd). Ook andere voorrechten bevestigen deze driedeling. Zo heeft de staf bijvoorbeeld een eigen zwembad en tennisbaan en een eigen schooltje voor de kinderen. De niet bij de Suralco werkzame personen vallen eveneens onder deze driedeling, want aan hen wordt, afhankelijk van de hoogte van hun functie ‘stafstatus’ toegekend of zij mogen de maandgeldersclub bezoeken. De overigen kunnen naar de recreatiezaal voor de uur- en weekloners gaan, die voor iedereen toegankelijk is. De Suralco heeft dus in sterke mate op Moengo het stempel van een klassenmaatschappij gedrukt. Dit betekent niet, dat deze indeling de ethnische grenzen heeft doen vervagen, want de vooroordelen en andere problemen daarmee verbonden, de voorkeur voor relaties in de eigen groep, vindt men ook in Moengo. Een andere scheidslijn, die in vele gevallen bepalend is voor de aard van de sociale relatie, is daar evenwel door het bedrijf bovenop gelegd. De grootte van de diverse categorieën van het personeel van de Suralco in Moengo geeft een merkwaardig beeld te zien. Niet al de werknemers en hun gezinnen wonen in Moengo; van de Javanen woont meer dan de helft in Wonoredjo, en de meeste Bosnegers (vooral de losse arbeiders) komen uit enkele dorpen in de omgeving. De kleine blanke en Chinese groep staan bovenaan in de hiërarchie, daarna volgen de Creolen, die bijna 80% van de maandgelders vormen, en dan de Javanen, Hindostanen en Indianen. De onderste groep wordt gevormd door de Bosnegers.Ga naar voetnoot*) Deze verschillende posities van de ethnische groepen in de bedrijfs-hiërarchie kunnen onder meer verklaard worden door verschillen in onderwijsniveau, dat het hoogst is bij blanken en Chinezen, terwijl dat van de Creolen hoger is dan van de overige ethnische groepen. Verder speelt een rol de geografische en milieu-herkomst. De Creolen komen voor een groot deel uit Paramaribo en vanuit een niet-agrarisch milieu. De Javanen daarentegen komen grotendeels uit de districten (vooral Commewijne), waar | |
[pagina 198]
| |
de onderwijsmogelijkheden veel geringer zijn, en zij waren voordien meest plantage-arbeider of klein-landbouwer. Bovendien speelt een rol het beeld, dat de Suralco-leiding heeft van de dominante karaktertrekken in de diverse ethnische groepen. Zo zou bijvoorbeeld de Javaan geen leiding kunnen of willen geven, terwijl de Creool daar juist wel geschikt voor geacht wordt.
Andere gevolgen. Naast Moengo heeft zich ook bij Onverdacht, Smalkalden en Paranam, veel dichter bij Paramaribo, een soort van mijn-agglomeratie, meer dan een mijnstadje in eigenlijke zin, ontwikkeld. Dit is mede veroorzaakt door de onmiddellijke nabijheid van een Nederlandse en een Amerikaanse maatschappij, die hier hun bauxiet bewerken en verschepen. Het verschijnsel ‘maatschappijstad’, zoals dat in Moengo wordt aangetroffen, waarbij een onderneming, in een groot aantal levenssferen, het beleid in een stad bepaalt, is geenszins specifiek voor Suriname, noch voor ontwikkelingslanden. Overal waar op geïsoleerde plekken, vaak onder bijzondere klimatologische omstandigheden, grondstoffen worden gewonnen, treft of trof men ze aan. Het bijzondere in de ontwikkelingslanden is evenwel, dat hierbij dochterondernemingen van buitenlandse maatschappijen zijn betrokken in het kader van de ex-koloniale en in Suriname tevens plurale samenleving met zijn hiërarchisch gerangschikte groepen. De topfuncties waren ten tijde van de opbouw van de vestiging bezet door buitenlanders met een andere culturele achtergrond, die met hun eigen inzichten en vooral gericht op een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering, het stadje ruimtelijk en sociaal structureerden. Moengo werd zo een plaats met een naar Surinaamse maatstaven hoog materieel welvaartspeil. Maar er moest een prijs voor betaald worden, namelijk een zeer rigide stratificatiepatroon en een grote mate van afhankelijkheid van de werkgever, - meer dan in een normale arbeidsrelatie gebruikelijk is. G.H. |
|