Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd2. Algemene gezondheidstoestandPast men kleding-, woon- en werksituatie aan de plaatselijke klimatologische omstandigheden aan, dan kan men heden ten dage Suriname rekenen tot een gezond tropisch gebied, in het bijzonder voor wat het kustgedeelte betreft. Het gemiddelde arbeidstempo ligt er door de tropische warmte iets lager dan in meer gematigde luchtstreken. Een belangrijk aantal gevallen (epidemieën) van tropische ziekten, komt in het kustgebied, en dus ook in de hoofdstad, al sinds jaren niet meer voor. Een sporadisch (endemisch) optreden van specifieke tropenziekten, waaronder malaria, hangt nauw samen met de aanwezigheid in dit gebied van enkele resten van hun overbrengers, veelal muskieten. Frequenter treft men verschillende tropische aandoeningen aan in het Achterland, waar de overbrengers nog talrijk voorkomen en daar ook moeilijker te bestrijden zijn. Neemt men voldoende voorzorgsmaatregelen in acht, dan kan ook het binnenland van Suriname zonder al te grote risico's worden bezocht. Door de talrijke bestrijdingsmaatregelen van de Overheid en ook door andere instanties ondernomen, is de gezondheidstoestand van de bevolking in Suriname niet alleen aanmerkelijk verbeterd; in de laatste decennia is de bevolking in aantal belangrijk toegenomen. Werd voorheen, in de 18de en 19de eeuw vermeerdering van de bevolking hoofdzakelijk toegeschreven aan de aanvoer van arbeidskrachten van buitenaf, sinds 1925 wordt het jaarlijkse accrès veroorzaakt door een natuurlijke aanwas van de bevolking. De totale sterfte van de bevolking van Suriname, die omstreeks 1925 nog meer dan 20 pro mille bedroeg, is thans gedaald tot 7 à 8 pro mille. Vooral de zuigelingensterfte is gedurende de laatste decennia zeer sterk afgenomen, namelijk van boven de 100 tot ongeveer 20 pro mille. Ook het geboortecijfer steeg in belangrijke mate en verdubbelde sinds de laatste eeuwwisseling. | |
[pagina 42]
| |
De jaarlijkse bevolkingsgroei bedraagt thans ongeveer 3% en is het hoogst bij de Hindostanen. De verloskundige hulp is in de laatste tien jaren dan ook belangrijk verbeterd. Slechte woonomstandigheden hebben er toe geleid, dat het merendeel van alle bevallingen werd gehospitaliseerd, waarmee ook het tekort aan vroedvrouwen en kraamhulp ten dele werd overbrugd. Deze klinische hulp (ook voor de normale bevallingen), alsook betere praenatale controle hebben de natale en perinatale kindersterfte belangrijk doen dalen. Door de toeneming van het aantal geboorten en de snelle daling van de sterfte ontstaat een verschuiving van de leeftijdsopbouw, volgens hetzelfde patroon als vele ontwikkelingslanden te zien geven. Zuigelingen en kleuters vormen een vijfde deel van de bevolking, en bijna de helft van de inwoners is jonger dan 20 jaar! Verwacht mag worden dat door recente maatregelen op het gebied van ‘family-planning’ de hoge geboortecijfers enigszins zullen dalen. De sex-ratio, d.i. de verhouding van het aantal mannen tot dat der vrouwen, is in de laatste tijd nagenoeg gelijk. Door de immigratie van verschillende rassen kreeg de bevolking van Suriname een zeer pluriforme samenstelling. Daarbij ontstonden door onderlinge menging van deze rassen verscheidene mengtypen, waarvan een belangrijke groep wordt gevormd door de Creolen, ontstaan door menging van blanken met het negroïde volksdeel. Tot voor kort vormden zij in aantal de grootste bevolkingsgroep, maar in de afgelopen twee decennia hebben de Hindostanen, wat aantal betreft, de Creolen voorbijgestreefd. Door de omstandigheid dat na 1971 een groot aantal Surinamers het land verliet om zich elders (in hoofdzaak in Nederland) te vestigen, mag het totaal aantal inwoners thans (1975) op niet meer dan circa 350.000 geschat worden.
Indianen. De al uit de voor-Columbische tijd in het kustgebied aanwezige bewoners worden samengevat onder de wel zeer weidse naam van Indianen. Met de komst van de Europeanen is aanvankelijk het aantal dezer Indianen belangrijk verminderd. Nadat deze ‘inboorlingen’ eerst strijd hadden geleverd tegen de blanken en daarbij grote verliezen hadden geleden, nam hun aantal nog verder af, omdat zij stierven aan ziekten, meegevoerd door de kolonisten, waartegen de Indianen géén of onvoldoende weerstand hadden. Maar ook het omgekeerde was het geval: de kolonisten stierven veelal spoedig en in grote aantallen, weinig bestand als zij waren tegen het klimaat en de tropenziekten die nagenoeg geen vat meer hadden op de Indianen. Zij volgden bovendien een voor de tropen geheel onjuiste levenswijze. | |
[pagina 43]
| |
Schatte men omstreeks het midden van de 17de eeuw het aantal Indianen op circa 100.000, thans bevinden zich in geheel Suriname volgens officiële rapporten niet meer dan 5 tot 10.000 Indianen, verdeeld over een vijftal ‘stammen’. Hun aantal schijnt de laatste jaren echter weer toe te nemen. Bij hun vestiging gebruikten de Europeanen de Indianen als zogenaamde ‘rode slaven’ voor het verrichten van gedwongen landbouwarbeid op de plantages. Maar weldra bleek dat deze aan een vrij nomadenleven gewende mensen te enen male daarvoor ongeschikt waren. Zij die niet omkwamen, verlieten de plantages en voegden zich bij hun stamgenoten in het binnenland, die daarheen al eerder waren gevlucht. Zij vestigden zich voor kortere of langere tijd in groepsverband steeds verder van de langzaam opdringende ‘beschaving’, langs de grote rivieren of in het bos, waar de meesten van hen nog altijd onder soms erg primitieve omstandigheden leven. Slechts enkelen gingen later naar de (hoofd)stad en kozen een eenvoudig beroep of ambacht. In de meer intellectuele functies treft men hen nauwelijks aan. Om in hun bestaan te voorzien, verbouwen zij voor eigen gebruik enkele landbouwproducten of leven van de jacht en visvangst. Aan eigenlijke handel zijn zij nog steeds niet toe. Ondanks de zeer primitieve situatie waaronder zij leven, is de gezondheidstoestand van de Indianen vrij redelijk te noemen. In de laatste vijftien jaar is hun medische verzorging verbeterd en neemt hun aantal dienovereenkomstig geleidelijk toe. Het zijn vooral de Zeister (Hernhutter) Zending en de (Amerikaanse) Missionary Air Force, die respectievelijk de medische hulp en in noodzakelijke gevallen het transport van de zieken behartigen. Vooral dit vliegtransport uit het veraf gelegen binnenland naar de ziekenhuizen in de hoofdstad, heeft het medische isolement van deze volksstammen verminderd. Bovendien werd het binnenland op deze wijze voor anderen toegankelijker dan voorheen het geval was. Nog altijd komen onder de Indianen verschillende koortsige ziekten voor, waaronder malaria, ziekten waartegen zij een zekere weerstand hebben ontwikkeld. Tegen virale infecties, zoals influenza, is hun weerstand daarentegen bijzonder gering.
Bosnegers. Omdat de Indianen op de plantages niet voldeden voor het verrichten van zware landbouwarbeid, werden van de westkust van Afrika vele duizenden negers, als slaven, gehaald. Door slechte behandeling of door de druk van te zware (dwang)arbeid ontvluchtten zij in aanzienlijke aantallen de plantages en vestigden zij zich in het bos, - vandaar hun naam. In groepen wonen zij daar nog steeds, meest langs de rivieren, en leven er onder vrijwel gelijke omstandigheden als de Indianen. Ook hun gezond- | |
[pagina 44]
| |
heidstoestand is vrij redelijk te noemen, dank zij de medische Boslanddienst, die enkele kleine hospitalen en poliklinieken in het binnenland heeft gevestigd. Ook werden verschillende ziektebestrijdingscampagnes onder de Bosnegers uitgevoerd. Desondanks komen onder hen nog verschillende tropische ziekten voor, zoals malaria, framboesia en lepra. Een bijzondere moeilijkheid is, dat op sommige plaatsen resistentie optreedt, nu eens tegen de verstrekte medicamenten, dan weer tegen de bestrijdingsmiddelen (insecticiden) die de overbrengers (muskieten) moeten verdelgen. Geregeld veldonderzoek is derhalve aangewezen en vindt dan ook plaats. Naarmate het contact met deze ethnische groep toeneemt (o.a. door toerisme) of door trek van de Bosnegers naar de hoofdstad, zullen de beschermings- en controlemaatregelen moeten worden opgevoerd, ter beveiliging van de bevolking als geheel. De openlegging van Suriname brengt grote, zij het aanvaardbare medisch-hygiënsche risico's met zich mee!
Hindostanen. Met de opheffing van de slavernij in 1863 keerden de negers en ook hun nazaten de landbouw de rug toe. Immers landbouwarbeid was slavenwerk. Nadat de vrij geworden slaven gedurende tien jaar nog verplicht waren geweest om op de plantages te werken, moest vanaf 1873 op andere wijze in de nodige arbeidskrachten worden voorzien. Van 1873 tot 1971 werden tienduizenden Brits-Indiërs als contractarbeiders naar Suriname gehaald om daar in de landbouw te werken. Deze Brits-Indiërs, thans Hindostanen geheten, verlieten na afloop van hun arbeidscontract eveneens de plantages, om zich in hoofdzaak toe te leggen op de kleine landbouw, met name groenten- en fruitteelt, alsook rijstbouw. Hun medische verzorging liet vooral in den beginne (omstreeks 1880) heel wat te wensen over. De eis van de Engelse regering om deze medische verzorging te verbeteren, vooral in de districten, daar anders de immigratie door Engeland zou worden stopgezet, gaf de stoot tot oprichting van een Geneeskundige School te Paramaribo, voor het opleiden van plaatselijke krachten tot districtsgeneesheer. Dank zij deze extra medische hulp, kon de sanering van het land, vooral in de districten, worden voortgezet en zelfs uitgebreid. De gezondheidstoestand van de Hindostanen is over het algemeen goed te noemen, voor zover die samenhangt met hun sociale omstandigheden. Een ziektebeeld dat vrij frequent bij hen wordt aangetroffen, is de bilharzia, een nog moeilijk te behandelen parasitaire aandoening, die o.m. vermagering en indolentie veroorzaakt. | |
[pagina 45]
| |
Creolen. De op één na grootste groep, die der Creolen, ontstond door de voortschrijdende vermenging van blanken en lichtgekleurden met het meer donker gekleurde volksdeel, in hoofdzaak de negroïde immigranten. Al van hun Afrikaanse herkomst uit afkerig van de landbouw, gingen de mannelijke Creolen niet naar de plantages, maar vestigden zij zich in en om de (hoofd)stad. Hier verrichten zij, zo niet gedoemd tot werkeloosheid, allerlei werkzaamheden als bediende, werkman, sjouwer, of beoefenden zij een ambacht. Door hun grote waardering voor scholing en studie zijn zij er, zonder zich in intelligentie merkbaar te onderscheiden van de andere ethnische groepen, in relatief korte tijd in geslaagd allerlei intellectuele functies, zowel als ambtenaar, als in de vrije beroepen te vervullen. Pas in de laatste jaren worden zij hierin op de voet gevolgd door de Hindostanen. De gezondheidstoestand van de Creolen is thans zeer redelijk tot goed te noemen, zulks afhankelijk van hun sociale en economische omstandigheden. Naarmate hun huisvesting en ook andere milieufactoren kwalitatief dalen, ziet men, vooral bij het arme deel van deze volksgroep, verschillende (chronische) infectieziekten en verschijnselen van slechte voeding of van ondervoeding optreden.
Javanen. Als derde belangrijke volksgroep werden naast Hindostanen, Chinezen en Madeirezen, ook Javanen uit het voormalige Nederlands-Indië naar Suriname gehaald om als contractarbeiders in de landbouw te werk te worden gesteld. Desondanks gingen de plantages (door allerlei plantenziekten) steeds meer achteruit. De Javanen pasten zich niettemin snel aan. Na afloop van hun arbeidscontract legden ook zij zich in hoofdzaak toe op de kleine landbouw. Wat hun gezondheidstoestand betreft, geldt ongeveer hetzelfde als bij de Hindostanen. Voor zover de Javanen in de zogenaamde ‘natte cultures’ (rijstbouw) werkzaam zijn, ziet men ook bij hen veelvuldig bilharzia optreden.
Overige ethnische groepen. Pogingen om andere kolonisten aan te trekken om zich blijvend in Suriname te vestigen, hadden weinig of geen resultaat. Hollandse boeren in 1845 vanuit Nederland naar Suriname overgebracht, stierven voor het merendeel, door de slechte voorbereiding, aan tropische malaria. Recentere overbrenging van Hollandse boeren naar Suriname ten behoeve van de machinale rijstbouw had ook geen succes. Anderen, zoals Syriërs en Chinezen, wezen de weinig lucratieve landbouw ook af en gingen in de kleinhandel, waarin meerdere van hen geleidelijk een zekere welstand hebben bereikt. De blanken, in hoofdzaak | |
[pagina 46]
| |
Nederlanders, slechts 1% van de totale bevolking, behoren nog altijd in deze ex-kolonie tot de beter gesitueerden en vormen door de bevoorrechte positie die zij innemen een fysiek gezond volksdeel. Overziet men de verschillende ethnische groepen als geheel, dan bieden zij tezamen een bont ‘mozaïek’ van verschillende rassen, wier gezondheidssituatie vooral in het kustgebied thans zeer redelijk is te noemen, vooral als men die vergelijkt met andere ontwikkelingslanden. Met een artsendichtheid van 1 arts op circa 2000 inwoners slaat Suriname geen slecht figuur! Toch blijft in een tropenland met een steeds groeiende en vooral jonge bevolking de nodige waakzaamheid geboden, wil men de bestaande gezondheidstoestand behouden en waar nodig ook verbeteren. Niet alleen de opvoering van het artsenbestand en van het specialistencorps is belangrijk, maar nog meer het beschikbaar komen van tal van krachten zoals vroedvrouwen, verpleegsters, analysten en andere paramedische assistenten. Een bijzonder fraai facet dat ook de gezondheidstoestand raakt, is de volksvoeding. Ondanks de zwakke economische positie van het land en de omvangrijke werkeloosheid valt het op, dat de voedingstoestand van de bevolking in Suriname vrij goed mag genoemd worden. Extreme tekorten, althans in grote aantallen, worden niet waargenomen. Wel worden zo nu en dan gevallen van ondervoeding, en zoals onder de Bosnegers van avitaminose, geconstateerd. Vaak kenmerkt de dagelijkse voeding, vooral bij het armere deel van de bevolking, zich door eenzijdigheid, waardoor, bij een overdaad aan koolhydraten, eiwit- of vitaminetekorten ontstaan.Ga naar voetnoot*) Het oude ‘treef-geloof’, waarbij men veronderstelde dat het nuttigen van bepaalde voedingsmiddelen ernstige ziekten en vooral lepra zou kunnen veroorzaken, is aan het verdwijnen om plaats te maken voor de meer rationele opvatting, dat het merendeel van de zogenaamde ‘treef-gevallen’ voedselallergieën zijn.
Maatschappelijke gezondheidszorg. Van de aanvang af, dat wil zeggen vanaf de tijd dat de kolonie Suriname tot stand kwam, werd de medische hulp daar verleend door militaire artsen. Het eerste 's Lands Gasthuys, opgericht in 1685, was een militaire inrichting waar ook burgerpatiënten werden geholpen. Later, omstreeks 1760, gaf men met het oog op de militaire discipline de voorkeur aan een afzonderlijk ‘Militair Hospitaal’ te Para- | |
[pagina 47]
| |
maribo, een inrichting die tot heden nog bestaat. In al die ruim tweehonderd jaren heeft dit hospitaal een centrale plaats ingenomen in de medische verzorging van het land. Met het in het leven roepen van een geneeskundige inspectie (1880) werd het burgerelement in de gezondheidszorg gebracht. Nadat de leiding van de medische dienst in Suriname afwisselend werd toevertrouwd aan officieren van gezondheid of aan burgerartsen, werd de ‘Dienst Volksgezondheid’ vanaf 1934 tot heden een civiele Overheidsinstelling. Ofschoon vanaf het begin de nadruk vooral gelegd werd op de curatieve zorg, begon men van 1927 af meer aandacht te schenken aan de bestrijding van volks- en besmettelijke ziekten. Via een ‘Hygiënische Dienst’ ontwikkelde zich het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg tot een aparte tak van dienst, die de jure ondergeschikt, niettemin in de praktijk nevengeschikt opereert ten opzichte van het Ministerie van Volksgezondheid. En stellig hebben de activiteiten van dit bureau verschillende volksziekten teruggedrongen of onder controle gebracht. Door de maatregelen van de Overheid bestaat thans in Suriname ook een behoorlijke wetgeving voor het bestrijden van infectie- en parasitaire ziekten. Toch kunnen de omstandigheden zich te allen tijde wijzigen en kunnen verschillende volksziekten opnieuw op de voorgrond treden. De belangrijkste, niet zonder invloed op de habitus en het cultuurpatroon van de diverse ethnische groepen, zijn:
1. Malaria. Zoals Hiervoor al werd beschreven, komt deze in verschillende graden van virulentie bestaande infectieziekte - in feite zijn het er verschillende - in het Voorland slechts endemisch voor. De hogere frequentie in het binnenland wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van vele besmettingsbronnen (de Bosnegers) en het vóórkomen van talrijke overbrengers (muskieten), die in het bos zeer moeilijk te bestrijden zijn. ‘Eradicatie’ van malaria is in Suriname dan ook niet meer het wachtwoord, maar ‘beteugeling’, en wel zodanig dat deze ziekte onder controle wordt gebracht, en zich niet al te zeer meer kan uitbreiden.
2. Bilharzia. Deze parasitaire aandoening, in hoofdzaak voorkomend in het kustgebied van Suriname, nl. dáár waar er schelpritsen zijn, is evenals de malaria een der belangrijkste volksziekten. Bilharzia wordt in het bijzonder waargenomen bij Hindostanen en Javanen die werkzaam zijn in de rijstcultuur. Immers, voorwaarde voor transmissie is de aanwezigheid van een bepaalde slakkensoort, wil de infectie tot stand komen. Door het defaeceren van de geïnfecteerde mens in waterreservoirs, waar hij zich ophoudt (of waar hij gebruik van maakt) worden de bilharzia-eieren van | |
[pagina 48]
| |
deze wormziekte verspreid. Zijn er slakken aanwezig dan worden deze geïnfecteerd. In de slakken vormen zich larven die in het water terecht komen en opnieuw de mens infecteren, waarmee de kringloop gesloten is. Omdat geen afdoend middel nog beschikbaar is tegen deze infectie bij de mens, wordt de strijd gevoerd tegen de ‘tussengastheer’ en tracht men de slakken te verdelgen. Een belangrijke verbetering wordt reeds bereikt door het opvolgen van algemeen-hygiënische voorschriften.
3. Filaria. Deze tropische wormziekte is jarenlang in Suriname een echte volksziekte geweest, die vooral de gezondheid van de Creolen ondermijnde. Dank zij intensieve bestrijdingscampagnes is filaria in belangrijkheid afgenomen. Bij de jongere generatie ziet men dan ook het zgn. ‘olifantsbeen’, veroorzaakt door deze ziekte, uit het stads- en dorpsbeeld verdwijnen.
4. Lepra. Door toepassing van moderne inzichten inzake de leprabestrijding werd het mogelijk de drie leprozerieën waarover Suriname beschikte, geleidelijk te sluiten. Deze sluiting leidde echter tot een nieuw probleem, namelijk de ten onrechte gevreesde en door hun medeburgers uitgebannen oud-patiënten op juiste wijze doelmatig sociaal ‘op te vangen’. Zowel het onder controle houden van reeds bekende, als de opsporing van nieuwe gevallen vormen een deel van de taak van deze bestrijding. Naarmate de sociaal-economische omstandigheden in Suriname zich verbeteren, zal ongetwijfeld - zoals elders in de wereld het geval is geweest - de lepra daar verminderen of zelfs geheel verdwijnen.
5. Framboesia (Yaws). Dank zij de toepassing van een doeltreffende behandeling is deze ziekte nagenoeg verdwenen, vooral bij de stadsbevolking. Slechts in het binnenland worden, meest onder de Bosnegers, nog enkele gevallen geconstateerd.
6. Gele koorts. Sinds 1910 is deze ziekte in Suriname niet meer waargenomen. Toch blijkt in het Midden- en Achterland bij daar levende diersoorten (apen) in hun bloed gele-koorts antistoffen voor te komen (zgn. ‘jungle yellow fever’). Aangezien de overbrenger van deze ziekte, de gelekoorts-muskiet, in het binnenland nog uitgebreid wordt aangetroffen, acht men nog altijd het verre van denkbeeldige risico aanwezig, dat deze sylvatische vorm aanleiding zou kunnen zijn tot hernieuwde infectie bij de mens. Voor het bezoeken van het binnenland wordt dan ook van medische zijde prophylactische vaccinatie tegen gele koorts vrijblijvend aanbevolen.
7. Tuberculose. Vermoedelijk naar Suriname overgebracht door de Euro- | |
[pagina 49]
| |
peanen, is deze ziekte vooral voor de stadsbevolking gedurende vele jaren een gesel geweest, in het bijzonder voor hen die geen of nauwelijks enige weerstand tegen deze aandoening hadden. Door een verbeterde therapie en vroegtijdige opsporing van beginstadia, is zowel de morbiditeit als de mortaliteit gedaald. Ook van de vroeger veel voorkomende mijnwormziekte, ankylostomiasis, en van de trachoom (oogziekte) kan gezegd worden, dat men ze vrijwel in bedwang heeft, en niet extra behoeft te vrezen.
8. Poliomyelitis (Kinderverlamming). Hoewel men doorgaans het standpunt huldigt dat polio hoofdzakelijk voorkomt in de meer geciviliseerde delen van de wereld, ziet men toch gevallen van deze ziekten in ‘onder-ontwikkelde’ gebieden. Niet alleen in Suriname, maar ook in de omgeving, in het Caraïbische gebied, kwamen endemisch gevallen van poliomyelitis voor. Dank zij vaccinatie op grote schaal hoort ook deze infectieziekte in Suriname nagenoeg tot het verleden.
9. Venerische ziekten. Helaas staat tegenover de vooruitgang geboekt bij de bestrijding van menigerlei volksziekten, een duidelijke achteruitgang wat betreft de verspreiding van geslachtsziekten. Met name valt er een sterke toename van V.D. onder de eens zo ‘beschermde’ Hindostaanse jonge meisjes en vrouwen waar te nemen, die ten gevolge van de heersende sociale omstandigheden tot incidentele of zelfs beroepsmatige prostitutie overgaan. Ofschoon Suriname niet het enige land is waar een verontrustende toename van V.D. in onze tijd valt waar te nemen, zijn hier de verspreidingskansen, gezien de plaatselijke mores, bijzonder groot. Hetgeen uitgebreide voorlichting, hulp en krachtige bestrijding (bij contactpersonen vooral) dringend noodzakelijk maakt.
Geestelijke volksgezondheid. Werden met het voorgaande heel summier enkele gegevens betreffende verschillende volksziekten in Suriname vermeld, tot slot dienen ook een paar woorden te worden gewijd aan de geestelijke volksgezondheid. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog had heel Suriname de beschikking over slechts één specialist-zenuwarts, voor de behartiging van de belangen van de psychiatrische patiënten. Daar geestelijke gezondheidszorg meer omvat dan enkel het beoefenen van de psychiatrie, moet versterking van de ‘mankracht’ ongetwijfeld een dringende noodzaak worden geacht. Dit te meer, omdat het verbale contact met de patiënt in een land als Suriname, met een zo heterogeen samengestelde bevolking, niet eenvoudig is. Tal van levenspatronen zullen zich voordoen bij de verschillende bevolkingsgroepen, die de mens om hulp doen vragen en die niet via lichame- | |
[pagina 50]
| |
lijke symptomen herkenbaar zijn. Een bijzondere noodzaak is ook de realisering van een modernere zenuwinrichting dan waarover thans in Suriname wordt beschikt. Een aanwinst in dit opzicht vormt de ingebruikneming van een Medisch Opvoedkundig Bureau. Ook aan de revalidatie van gehandicapte kinderen - talrijker dan men zou vermoeden - dient meer en intensiever zorg te worden besteed. Naarmate de ontwikkeling van Suriname zich in opgaande lijn beweegt, zullen de behoeften op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg toenemen. Het terrein is nog niet eens verkend, maar het grote aantal ‘labiele’ of suspecte gevallen is manifest en zorgwekkend. Planning ten behoeve van de gezondheidszorg is een complexe aangelegenheid, die zeer vaak door Overheidsmaatregelen moet worden verwezenlijkt. Samenwerking van alle werkers in de gezondheidszorg behoort tot een van de grondrechten van de mens! Het zou een culturele winst van de eerste orde zijn, wanneer dit algemeen werd onderkend door de Surinaamse bevolking en degenen aan wie zij haar belangen heeft toevertrouwd. S.v.P. |
|