Cultureel mozaïek van Suriname
(1977)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd2. Samenlevingspatronen en cultuurHet zal de lezer van dit werk moeilijk kunnen ontgaan, dat hier veel meer aandacht geschonken wordt aan de culturele groepsuitingen dan aan de individuele uitschieters die men ‘kunst’ pleegt te noemen. Kunst is onalledaags, een topprestatie van individuen. Kunstzinnigheid echter is collectief, en wat een ethnische groep aan kunst laat zien of horen, wordt gedragen door haar algemene cultuur, de onderbouw van de ‘kunst’ die men dan als een culturele bovenbouw zou mogen beschouwen. Van de culturele onderbouw, in de brede zin des woords, komt hier ook alleen datgene ter sprake, wat ‘eigenaardig’ is, - niet het algemeen-menselijke dat in elke cultuur te vinden is. Er zijn in de wereld zeker drie tot vierduizend volkeren bekend, waarvan de cultuur voldoende verschillend (eigen-aardig) is, om ze als afzonderlijke eenheden te beschouwen. Van zulke eigen culturen bezit Suriname er rijkelijk veel, en aan die van de numeriek sterkste en meest relevante bevolkingsgroepen wordt ook de | |
[pagina 24]
| |
meeste aandacht besteed. Hierbij dient steeds in het oog te worden gehouden, dat er altijd van bepaalde segmenten van de totale landsbevolking sprake is. Onder deze nemen de Indianen en de Bosnegers, elk in diverse ‘stammen’ onderverdeeld, een aparte plaats in, ondanks het ruimtelijk isolement van hun verblijfplaatsen. Zij worden vaak ‘primitieve’ volken genoemd. Het zal echter blijken dat zij dit niet zijn, en dat wij ze liever ‘pre-literate’ ethniën kunnen noemen. En zelfs dit laatste zijn ze nog slechts in zoverre zij nog niet ingeschakeld zijn in het ‘beschavings’ (d.i. nivellerings) systeem van de zich vormende natie. Voor een enigszins systematische behandeling van deze en de overige bevolkingsgroepen is uitgegaan van een facet dat zij - algemeen menselijk als het is - alle met elkaar gemeen hebben: de ouderdomsklassen met de (soms rituele) overgangen daartussen, en de sexuele differentiatie, - wat cultureel voor mannen geldt, is vaak anders dan wat de vrouwen betreft. De ouderdomsklassen liggen vast: zij beginnen bij de verzorgden (het kind), de ten dele nog verzorgden (zij die worden opgevoed), de zelfverzorgers en de mede-verzorgers (volwassenen en ouders) en de opnieuw verzorgden (niet zozeer de ‘ouden van dagen’ dan wel de voorouders, afgestorvenen met wie men zich nog op allerlei wijzen verbonden weet en die men te vriend moet houden). De overgang van de ene naar de volgende klasse vindt meestal geleidelijk plaats, althans de facto; de jure gebeurt dat soms door speciale riten, bij de geboorte, het begin van de puberteit, de dood en zelfs een zekere tijd na de dood. Op veel culturele gebieden kunnen de twee sexen ongedifferentieerd optreden; in andere zoals arbeid en procreatie, in hoge mate verschillend, en later - na de dood - meestal weer ongedifferentieerd, in de geestenwereld. Als kinderen groeien zij gezamenlijk op, genieten gelijke bescherming, gelijke vrijheid van beweging en ervaren een gelijke verbondenheid. Vaak genieten zij zelfs een bijzonder aanzien als ‘plaatsvervangende voorouder’. Hun opvoeding komt vooral neer op imitatie van de ouderen; zij worden meer en meer ‘kleine volwassenen’ bij wie zich de culturele patronen - en nu sexueel gedifferentieerd - vastzetten. Bij het kind in ‘de wildernis’ gebeurt dit alles bijna onmerkbaar, op het platteland komt er al meer opzettelijke scholing aan te pas, en bij het stadskind helaas ook veel verwaarlozing. Bevordering naar een hogere ouderdomsklasse gebeurt bij het bereiken van de puberteit. Voor meisjes soms door bepaalde riten, voor jongens in iets mindere mate, hoewel er hier en daar ook ‘initiatie’ of nieuwe naamgeving en nadrukkelijke groepsvorming plaatsvindt. Puber- en adolescenten- | |
[pagina 25]
| |
‘gangs’ zijn in de stad niet onbekend. Nieuwe criteria betreffende schoonheid, vaardigheid, ijver (voor de meisjes), moed en uithoudingsvermogen worden aangelegd, en voor de ontwikkeling van bepaalde karaktereigenschappen wordt dan al meer waardering getoond door de gemeenschap der ouderen, want opgroeien is in deze context ‘waardevoller worden voor de groepsgemeenschap’. De antithesen tussen de sexen nemen daarbij toe in gelijke proportie met de erotische aantrekkingskracht. Als er sprake zou zijn van het langzamerhand ontstaan van een ‘unisex’ (in uiterlijk voorkomen en gedrag) dan valt dit slechts te zoeken in het stadsmilieu, waar de jeugdmores zich duidelijker aftekenen dan daarbuiten. De culturele vernieuwingstendenties komen bij deze klasse het sterkst (soms zelfs revolutionair) tot uiting. Onder alle bevolkingsgroepen gaat de volwassenheid samen met arbeid voor voeding en procreatie. Werkloosheid is hier in feite een stedelijk verschijnsel. De gezinsvorming verschilt sterk en houdt uiteraard nauw verband met de positie van de vrouw, die in meerdere opzichten opvallend zelfstandig kan zijn. Een dubbele moraal is bijna overal regel. In de hiernavolgende studies kunnen wij de homo sapiens nader leren kennen als denker, maker, bidder en speler, met alle zeker- en onzekerheden van zijn existentiële situatie. De aangewende ordeningssystemen van de gemeenschap - ethische, economische, politieke, juridische - zijn alle facetten van hun eigen cultuur en komen vooral bij de intracommunicatie in het geding. De ouderdom tenslotte symboliseert het bewuste en het onbewuste levensdoel. Deze klasse is bij uitstek die van de behoeders der traditie, waarmee zij blijven voortbestaan in een ‘hiernamaals’. Met deze ‘andere wereld’ waarin zij door velerlei dodenriten worden ingeleid, wordt een blijvende band gelegd door middel van religie en magie. Zo behouden de voorzaten hun functie in de groot-familie, die alleen onder westerse beïnvloeding zich verengt tot een familie van slechts twee of ten hoogste drie generaties. Ook in de ‘artistieke’ bovenbouw zijn de conflicten tussen de controversiële ‘vernieuwers’ en de erkende ’behouders’ haast allerwege aanwezig. Het behoort tot het wezen van alle kunst dat zij zich - fenix-achtig - voortdurend regenereert, zich vernieuwt uit de as van haar oude verschijningsvormen. Het is boeiend dit zelfs bij pre-literate groepen waar te nemen, hoe schaars de historische gegevens ook zijn, die deze observatie mogelijk maken. In dit ‘actuele’ Mozaïek kon hierop slechts ten dele (meestal enkel in de voetnoten) worden ingegaan. Het hele terrein ligt nog - als zovele andere - open voor nadere bestudering. Niet anders dan deze bovenbouw is geheel de cultuur van elk der behandelde ethniën èn statisch, èn in beweging. Soms in een versnelde be- | |
[pagina 26]
| |
weging. Want bij het samenleven binnen de groep is tevens een groeiende intercommunicatie ontstaan, die de naar elkaar toe gedreven groepen ertoe dwingt hun opvoedingssystemen aan elkaar aan te passen, nieuwe, gemeenschappelijke ‘codes’ te vinden, verbale communicatieproblemen op te lossen, nieuwe symmetrische en complementaire betrekkingen aan te knopen, hun distinctiedrift gedeeltelijk aan banden te leggen en de vicieuze cirkel te doorbreken, die cultuurverlies en culturele verwerving in elkaar doet overgaan. Het valt niet te loochenen dat er in Suriname verschillende nieuwe ideale gedragspatronen bezig zijn zich te ontwikkelen: enerzijds nog afgestemd op het Europese genteleman-ideaal - met afremming van de emoties, hoge schaamte- en kiesheidsdrempel - en anderzijds een Noord-Amerikaans ideaal -, veel meer ‘casual’ en informeel. Waartegenover zich dan weer - reactief - het avantgardistische, ten dele intellectuele ‘zwarte’ ideaal opdringt, dat deze remmingen als onafrikaans verwerpt, en dat zijn ‘tekens’ (kledij, taal, etc.) bij de negroïde Noord-Amerikaanse en Caribische bewegingen zoekt; een en ander dikwijls nog vermengd met West-Europese tekens uit de hippe of bohémien wereld. Zo ontkomt ook de vrij geïsoleerde enclave die ‘Suriname’ heet, niet aan de spanningen, motivaties en pressies die zich mutatis mutandis overal, mondiaal voordoen. En zo realiseert zich de vorming van een eigen gemeenschappelijke identiteit, die wellicht eens ‘nationaal’ genoemd kan worden. Want het doel van alle cultuur is ‘vereniging’ en saamhorigheid, - nimmer het behouden van oude scheidsmuren of het bewerkstelligen van afzondering in een steeds meer op elkander aangewezen wereld van volkeren.Ga naar voetnoot*) |
|