De tattoe of armadil, die in Suriname ‘kapasí’ genoemd wordt, is geheel bedekt met harde, bij de ‘voegen’ over elkaar schuivende beenplaten. Het zeer smakelijke en daarom vaak gejaagde zoogdier, zonder staart ca. 30 cm lang, leeft bij voorkeur in holen, onder aan de stam der woudreuzen en kan zich geheel samenvouwen tot een harde bal.
huist de dikwijls meer dan vier meters lange boa constrictor, die het vanwege zijn kracht niet nodig heeft ook nog een gifslang te zijn. Bij het water leven ook de kaaimans, soms in grote aantallen en menigmaal met een eerbiedwekkende lengte van een paar meters; nauwelijks geduchtere zwemmers dan de waterschilpad en de zeeschilpad wiens op het strand in menigte gelegde eieren al vroeg door de menselijke zwervers in het laagland als smakelijk voedsel gewaardeerd werden.
Welke gevaren het doorgaans visrijke water ook verborgen mocht houden, ze waren moeilijk te overtreffen door die welke de ook op een heldere bodem onherkenbaar gecamoufleerde stekelrog of de zich snel voortbewegende sidderaal boden, ofwel de beruchte op levend vlees beluste piranha, die in scholen zijn prooi aanvalt, om deze in de kortst mogelijke tijd tot op het bot schoon te vreten. Gevaarlijke vijanden allen, voor wie de vele smakelijke snoek- en baarsachtigen die er ook rondzwemmen, zou willen bemachtigen, of zich te goed zou willen doen aan de merkwaardige, ietwat voorwereldlijke Guyaanse meerval, die zich bij tijden van droogte ook over het land van moeras tot moeras - hier meestal ‘zwampen’ genoemd - weet te verplaatsen. De grootste waterbewoner daar is de lamantijn of zeekoe, die het tot een grootte van zowat drie meter brengt en thans helaas bezig is uit te sterven.
Nog dichter bevolkt is er de lucht, in de eerste plaats met vogels, waarvan sommige in de bossen, andere nabij de zwampen, op de savannes of in afgezonderd staande bomen nestelen: grote toekans, tal van hoenderachtigen, eendesoorten, ibissen, flamingo's, reigers in het laagland; bonte zangvogels, maar ook uilen en vrij grote roofvogels. De snel-invallende avond roept allerlei vleermuizen tevoorschijn, waaronder de vampiers, die zich bij voorkeur voeden met warm bloed. Maar het zijn bovenal - en onder alles - de insekten die daar bij miriaden rondzwermen, soms, naarmate ze kleiner zijn, gevaarlijker dan de vampiers: harige tarantula's en andere spinnen, muskieten en muggen, wespen en waterjuffers, kevers en torren - lichtgevende enkele - en in rustige vlucht de kleurigste vlinders, schitterend blauw, met zilverachtige weerschijn als ze, twee handen groot, kalm rondfladderen, maar met een groot zwart koeienoog op hun ondervleugel al wat voorbijgaat in het bos aanstaren, wanneer ze stilzitten. En terwijl de talloze zandvlooien en grasluizen onzichtbaar elke huid bespringen, trekken de legioenen van draagmieren als Napoleontische soldaten overal heen langs hun handbrede paden en bouwen aan alle kanten termieten hun fortachtige heuvels op de savannes of hun enorme broeinesten tegen de dikke bezwamde boomstammen.
De luiaard of aï is een in bomen verblijvend zoogdier, dat zijn naam te danken heeft aan de uiterst langzame bewegingen die het maakt, wanneer het zich - hangend aan een tak - verplaatst. Slechts bij uiterste noodzaak vertoont deze langharige planteneter zich ook op de grond.
Zo is de natuur in deze nu eens zeer vochtige, dan weer zeer droge tropenhitte vol leven van elke denkbare aard. En waar leven is, daar moet ook voedsel zijn, voedsel ook voor de mens, zolang hij tenminste niet al te kieskeurig is, nijver als de dieren op zoek blijft naar alles wat hem van nut kan zijn, en liefst zich iets slimmer betoont dan de slimste gedierten die hem beconcurreren in zijn bestaan. Voor deze opgave zagen zich niet alleen de oudste volkeren geplaatst, die zich in dit levensmilieu waagden, maar ook de avonturiers uit veel latere eeuwen, die hier - bij voorkeur in zo kort mogelijke tijd - ongekende rijkdommen dachten te verzamelen.
Het zou voor geen van allen een gemakkelijke opgaaf blijken.